Bijdrage brug op de Westerbuurt te Tzummarum.

De commissie van beheer van de weg en de brug op de Westerbuurt te Tzummarum heeft een adres gezonden, waarin verzocht wordt een bijdrage uit de gemeentekas te mogen ontvangen in de kosten van het vernieuwen van de brug aldaar.
Terzake van dit adres merken B. en W. op, dat na al de pogingen , welke hun college in het werk heeft gesteld, de commissie te overtuigen, dat de door B. en W. voorgestelde plannen alleszins aannemelijk zijn en de aan de voorgestelde plannen verbonden subsidietoezegging van f 750.- als bijdrage in de kosten zou worden verleend, het hun niet is mogen gelukken met de commissie tot een overeenstemming te komen.
Leek het aanvankelijk , dat de commissie accoord zou gaan met de van gemeentewege voorgestelde plannen, later schijnt men daarvan te zijn teruggekomen.
Volgens B. en W. heeft de commissie door overijld optreden de onderhandelingen afgebroken.
Ten slotte werd bericht ontvangen, dat de aannemer begonnen was met het maken van een nieuwe brug.
Deze handelwijze heeft B. en W. doen besluiten af te zien van verdere medewerking,op grond waarvan zij voorstellen afwijzend op genoemd verzoek te beschikken.
Over dit voorstel ontspint zich een drukke discussie.
De heer van der Mei begint met te zeggen, dat het voorstel van B. en W. hem heeft teleurgesteld.
Spreker had verwacht , dat het advies een tegemoetkomende houding zou hebben aangenomen tegenover het werk, dat gedurende jaren door deze commissie is verricht.
Hier is sprake van een brug, welke jaren door de commissie is beheerd en onderhouden , terwijl mede de Westerbuurt zo langzamerhand een deel is gaan uitmaken van het dorp Tzummarum.
Bij de subsidietoezegging, welke door B. en W. in eerste instantie is gedaan, werd te kennen gegeven, dat hier inderdaad sprake was van een gemeentebelang, zij het na het afbreken der onderhandelingen met het college, zal spreker het billijk vinden, dat de toegezegde bijdrage ad f 750.- ook wordt verleend.
De heer Tuinhof is het met B. en W. eens, dat de commissie overijld is te werk gegaan.
De commissie had zich van te voren moeten verzekeren van de medewerking van het gemeentebestuur, maar niettegenstaande dit voelt spreker er veel voor deze subsidie te verlenen.
De heer Faber is van oordeel, dat door B. en W. op de meest welwillende wijze is mede gewerkt aan de totstandkoming van een nieuwe brug.
Daar de commissie door eigen toedoen de besprekingen heft afgebroken, zal zij zelve de vruchten van haar handelswijze moeten plukken.
Spreker wil echter niet de belanghebbenden de dupe laten worden van de door de commissie genomen maatregelen en als straf subsidiederving en het onderhoud van de brug, die ten laste der commissie blijft, het gevolg doen zijn van de onjuiste handelwijze der meergenoemde commissie. Spreker zou gaarne zien, dat een soepeler houding ten opzichte van dit punt werd ingenomen.
De heer van der Weij wil de Westerbuurt ook beschouwen als een gedeelte van het dorp Tzummarum.
Desnoods ware de subsidie percentsgewijs te verdeelen, naar gelang het B. en W. noodzakelijk zou voorkomen.
De heer de Groot geeft als zijn meening te kennen, dat, wanneer de commissie meent hulp noodig te hebben van de gemeente, zij niet moet beginnen met bouwen, maar zich eerst zekerheid dient te verschaffen omtrent de medewerking van het gemeentebestuur.
Spreker voelt er niets voor om nu nog subsidie te verlenen, maar wil wel een vergoeding geven voor het gebruik, dat destijds van deze brug en weg is gemaakt, ten tijde van de verbetering Mooie Paal-Rijksweg bij Harlingen.
De voorzitter verdedigt uitvoerig het standpunt van B. en W.
Na de replieken stelt de heer Stidts voor, een raadscommissie in te stellen, welk voorstel geen instemming kan vinden.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 9 stemmen voor.
Tegen stemden de heeren van der Mei, Rienks en Smidts.

L.C. 12- Aug. 1936.