Alle dagen was hij langs de weg te vinden, waar hij gewapend met een zwart notitieboekje, dat tot zijn standaarduitrusting behoorde, de verschillende boodschappen kwam opnemen.
Die werden vervolgens in codevorm genoteerd in verband met de noodzakelijk geachte geheimhouding; een erezaak voor de vrachtrijder, die letterlijk nooit buiten zijn boekje ging.
Met een gerust hart kon je hem de meest intieme of geheime boodschappen toevertrouwen.
Zo kocht hij op bestelling in de stad, in dit geval in Franeker, naast zaken als bakkersmeel en gerst ook een trouwpak op maat, of zelfs dameskleding met garnering erbij.
En voor een baby-op-komst nam hij de wieg mee. die discreet en zorgvuldig toegedekt pas 's avonds laat mocht worden afgeleverd.
Daarnaast fungeerde hij ook een beetje als dokter voor het dorp, waar hij adviseerde over bijvoorbeeld de stoelgang en meteen het zuiveringszout inkocht.
Kortom deze Jan karrijder was van alle markten thuis.
Dat hij daarnaast een open oog voor de toekomst had, was mooi meegenomen in het ondernemersvak.
Zo reed hij al heel vroeg, in 1923, met een auto door het dorp; een gedurfde onderneming in die dagen, 'een groots gebeuren'.
Het ging om een T-Ford, geleverd door de plaatselijke fietsenmakerij van de gebroeders Gillebaard, waarop hij door de Oostwoud-fabrieken in Franeker een bovenbouw liet zetten.
Met het zo verkregen vrachtbusje kon hij voortaan sneller meer goederen over een grotere afstand vervoeren.
Ziedaar hoe het imago van de familie Althuisius toen al is bepaald!
De rit op Welsrijp en Franeker werd uitgebreid tot Leeuwarden en Sneek, waarbij ook de tussenliggende dorpen, zoals Baijum, Dronrijp, Itens, Rien en Lutjelollum in de route werden opgenomen.
Vader Jan Althuisius reed met zijn opgebouwde T-Ford voortaan iedere dag vanuit Welsrijp op Franeker, dinsdags op Sneek en vrijdags trok hij naar Leeuwarden.
Als nevenactiviteit handelde hij in brandstof en in 1936 kwam daar de melkrit voor de Coöperatieve Zuivelfabiek in Dronrijp bij.
Voorwaar een goed gevulde orderportefeuille voor zijn bodedienst.
Maar Althuisius wilde meer.
Niet alleen breidde hij zijn dienstenpakket gestadig uit, hij vernieuwde zich ook steeds.
Zo opende hij de mogelijkheid tot recreatief rijden: mensen die dat wilden, konden voortaan een 'dagje uit' of 'met Jan weg'.
Als extra service aan de dames kon bij winterdag een warme stoof geplaatst worden.