TJITSMA STATE TE WIJNALDUM.

0m verschillende redenen wordt deze state door mij beschreven.
Allereerst, omdat familieleden er bijna 100 jaar hebben gewoond; in de tweede plaats, omdat enige jaren geleden belangrijke opgravingen bij deze state plaats vonden.
Ik wil trachten in dit bestek een zo volledig weer te geven van deze omvangrijke boerderij, Die ooit eigendom was van het geslacht Van Liauckama.
Een onmisbare bron voor deze geschiedenis was het familie-archíef van Liauckama-state te Sexbierum, dat in het Rijksarchief te Leeuwarden wordt bewaard.
Voor zover ik kon nagaan wordt Tjitsma voor het eerst met name genoemd in de “Niewe Aanbreng van der Buitendij ksterer Landen” van 1546.
Onder nummer 19 van Wijnaldum vinden we het volgende : “Geert, Hessels weduwe heeft ons scriftelicken aengegeven ende bi j hueren eede verclairt te gebruijcken Thijetthie Saete, groot zijnde negen pondematen lants mijt die Staten ende twee campen greijdland omt huijs ende dat terp saedlandt" ,enz.
Dan volgen nog diverse stukken grond, die tesamen 72 pondematen groot zijn en eigendom zijn van Schelte van Lijauckama.
Letterlijk staat er “van welcke voorscreven landen Schelte van Lijauckama lantheer es. “
Behalve Tjitsma-state bezaten de Van Liauckama ‘ s meerdere stukken grond te Wijnaldum (nummer 6, 8, 9, 11, 20 en 29).
Met de naam van de state wordt nogal gegoocheld : op 22 maart 1598 wordt Tietsesate gehuurd door Sicke C1aesz. en Aeffke Jans ; Jan Hessels was landbouwer op Tietse-sate en overleed op 5 mei 1600; in 1615 werd Tzíetsa-sate gesplitsL.
Alvorens verder te gaan wil ik naar aanleiding van aldeze verschillende schrijfwijzen terug naar de jaren 1511 en 1514.
In “De Aanbreng der VijfDeelen”van deze jaren wordt melding gemaakt van een zeker Oeds Tyettye, die, van Epe Lijauckama 48 pondematen te Wijnaldum in huur heeft.
Ik zou mij kunnen voorste11en, dat de state Thyettye (1546), Tietse (1598)' Tzietsa (1615) en daarna Tsietze (1627) haar naam te danken heeft aan voornoemde Oeds.
In dat geval gaat de geschiedenis van TJitsma-state terug tot, 1511.
Als eigenaars zijn we tegengekomen Epe Lijauckama, die overleed in 1535 en Schelte van Lijauckama, die in I579 is gestorven.
Daarna komen we terecht bij de Overste Jarich van Lijauckama 'die ook we1 Georg van Lijauckama genoemd werd.
Het is deze persoon van wie onze voorouders in 1627 Tsietse of Tjitsma- pachtten; het huis werd zelfs hun eigendom.
Dat mag ook wel als we lezen, dat Sierck Jarichs op 2I december 1627 voor een acte van “hyzínge en ontruyminge” 5800 goudguldens heeft betaald.
Sierck Jarichs , die omstreeks 1 590 geboren was had kort daarvoor namelij k op 28 juni 1626 voor het Gerecht van Barradeel een huwelijk aangegaan met Jetske Jans , dochter van Jan Cornelis en zuster van Gerben Jans.
zij was dus een tante van Jan Gerbens (Laansma), de zoon van Gerben Jans.
Sierck Jarichs was een bekend en vooraanstaand man te Wiinaldum.
Hij was aldaar ouderling en kerkvoogd en ook kwam zijn naam voor op de uit 1637 daterende kerkklok van de Hervormde kerk.
Omstreeks 1629 werd hij als steenkoper gekozen door de Volmachten Buitendijks.
Het is duidelijk, dat de stenen, die hij kocht voor het aanleggen en verstevigen van de zeedijk bestemd waren .
De onderwijzer Steenstra schreef in 1845 : “De j aren 1627 en 1628 waren weder getuige van overstroomingen, die vooral in Oost-Friesland groote schade veroorzaakten”. Na het overlijden van Jarich van Lijauckama kwamen zijn bezittingen aan zijn oudste dochter Jel, die zich echter in de hierna volgende acte Juliana van Liaukama noemde.
Evenals haar vader stond zij het gebruik van Tzietzesaete toe aan Sierck en Jetske.
Evenzo de huijsinge en hovinge welke zij in eigendom hadden en waar zij al “veele yaeren woonden”.
Ze hadden huis en hof “bij ‘ t leeven van haar wijlen vader" gekocht en betaald.
Uit deze acte, die gedateerd is 2 juni I644 blijkt verder, dat voor de komende 9 jaar een bedrag van 1000 goudguldens aan huur moet worden betaald voor de bijbehorende grond en wel in drie termijnen.
Niet lang daarna, Dámelijk op 19 januari I648 overleed Sierck Jarichs te Wijnaldum op de leeftijd van 57 jaar.
Jetske Jans hertrouwde op 17 j anuari I652 met Dirck Ysbrandts, die knecht op Tj itsma was.
Er moest toen weer een nieuwe acte opgesteld worden.
De notaris Kiestra uit Harlingen werd met het opstellen van deze acte belast.
Dit geschiedde op 4 mei I654 en de acte werd ondertekend door Sophia Anna van Pipenpoy, dochter van Jel van Liauckama en Eraert van Pipenpoy, en door Dirck Isbrandts en de notaris.
Jetske Jans tekende met een merk. Het belangrijkste feit in deze acte was, dat de sate weer voor 18 Jaar mocht worden gehuurd. Voor deze periode omwas stierven zowel Jetske Jans ( 1655 ) a1s Dirck Isbrands (I666).
Na het overlijden van Jetske werd de volgende inventaris van het sterfhuis opgemaakt.
Inventaris van Tjitsma-state d. d .29.I2.1655 :
1 uijttreckende taeffel, I boeckkas, I glascas, 2 blauwe losse bancken, 9 stoelen in ‘t sae1, 2 spiegels, 1 schilderlj,3 spinwie1en , 14 oorcussens, 12 deeckens, 7 bedden, 32 taeffellakens, die bij de erffgenaemen gedeelt sullen worden, 1 keesketel, 1 coperen panne, 1 mescken candelaer, 8 mescken blaeckers, 1 schuijmspaen, 1 vuijrtest, 2 tinnen beeckers, 24 tinnen 1epe1s, 2 tinnen candelaers, 2 tinnen pispotten, 1 1 bierglasen, 2 steenen roompotten, 40 pannen met de schalen,5 koppen; 10 halsdoecken, 1 cappe, 4 mutsen, 1 vingerhoedt, 1 silveren knoop, 1 brandewijncroescke , 46 groene koekeesen, 4 schapenkeesen, de veestapel : 18 melckkoeijen, 3 enterrieren, 4 hocklingen, 1 bo11e, 4 peerden, 5 schaepen, 1 bargh, 18 eynden, 6 hennen.
Apart vermeld : 1 grote foliante bijbel , 1 testament " een acte van de huijringhe en ontruijmínghe sodanich die bij de Ed. Heere Liauckama overgedragen is aen Sierck Jarighs voor 5800 g. g1. de dato de 2I dec .1627”.
Onroerend goed : “seeckere huijsinge, twee bergen cum annexis sodanig die bij de overledene ad vitam is gepossideert, met 80 pondematen onder de huijsinge, toebehorende aan Juffr. Sophia Anna van Pipenpoy, waarvan besaijt is soo volcht: 10 à 11 pondematen so met weijt wintercoorn a1s andersints en no 16 pondematen greijde.”
Tot slot: een obligatie tot laste van Gerben Jansen en Pijttie Ruijrts ter somma van 500 gulden, d. d . 12 maij 1634 ( dit waren de ouders van Jan Gerbens Laansma).
Uit het nu volgende blijkt, dat Tjitsma-state , welke nog steeds Tietse-sate genoemd werd, in de familie bleef , Twee broers van Jetske Jans, namelijk Sijmen Jans en Rinse Jans, keerden na haar overlijden terug naar Wijnaldum.
Beiden hadden tot 1656 te Harlingen gewoond.
Sijmen huwde al in 1657 met Jetske Gatses en moet kort daarna op Tjitsma zijn gaan wonen.
Hij stierf in 1667 na een kortstondig huwelijk van 10 jaar.
In die periode werden acht kinderen geboren, het laatste na zijn dood.
Dat laatste kind, Sijmen, bleef met het op-een-na laatste kind, Geertie, slechts in leven.
Hun moeder, Jetske Gatses , zat niet, bij de pakken neer, maar vernieuwde op 3 mei 1668 het huurcontract van Tietsestate met Sophia Anna van Pipenpoy, de bewoonster van het slot Liauckama te Sexbierum.
Jetske Gatses werd bij deze transactie geassisteerd door haar zwager Rinse Jans en de koopman Pijter Sijmons de Weijn uit Franeker.
In de acte werd beschreven, dat zij wederom 90 pondematen greijd- en bouwland in huur kreeg.
De plaats werd aangeslagen voor 23 gulden floreenbelastíng.
De betreffende grond mocht voor I4 jaar gehuurd worden.
Daarbij werd tevens bepaald, dat Jetske de state mocht verkopen en ook had ziJ het recht een nieuwe schuur te bouwen.
Enkele jaren later trad Jetske Gatses opnieuw in het huwelijk en wel met Pijter Wijbes.
Aangezien haar kinderen Geertie en Sijmen nog minderjarig waren moest de inventaris van Tjitsma worden opgemaakt.
Ik laat een greep hieruit volgen en dan met name enkele zilveren voortverpen:
2 silveren lepe1s daerop boven de mercke gegraveert GT –SI en IG.
De laatste twee zijn vermoedelijk de initialen van Sijmen Jans en Jetske Gatses. Dan nog twee lepels waarin om de merken SF en GC stond.
Kennelijk waren deze lepels afkomstig van Sipke Freerks en Geertie Clases, de stief vader en de moeder van Sijmen Jans.
Vervolgens "1 silveren kaeisel (sleutelketting) met seven mesken sleutels, op de haak geteekent Geert Jans 1613."
De inventaris is gedateerd 8 maart 1670.
Na het overlijden van Jetske Gatses werd op 14 mei 1678 nogmaals de inventaris van het sterf huis opgemaakt.
Dezelfde zilveren voorwerpen werden genoemd.
Over de toen nog minderjarige kinderen Geertie en Sijmen waren tot curatoren aangesteld en bij de lnventarisatie aanwezig: Jan Gerbens (Laansma) "n diens zwager Inte Wijnses.
Laatstgenoemde was gehuwd met de zuster van Jan Gerbens, namelijk Antie Gerbens.
Daarmee komen we bij het laatste familielid, dat op Tietse- of T itsma-state woonde.
Hiervoor werd hij al genoernd : Sijmen Sijmens, die met zijn zus Geertie Sijmens in I678 nog minderjarig was.
Geertie was toen 13 en Sijmen 11 j aar.
Blijkbaar zijn ze onder de hoede van een familielid of "de groote feint” (knecht) en "de groote meyt" op Tjitsma blijven wonen.
Hoe het precies zat is niet meer na te gaan, wel is zeker, dat er nog voldoende familieleden in de buurt zaten.
ZoaIs hun stiefgrootvader, Sipke Freerks, of hun veel oudere neef Jan Gerbens, die op de Laansma-plaats woonde.
Geertie Sijmens huwde in 1681 met Yme Sjoerdts, broer van Pyttric Sjoerdts, en met hem vertrok zijnaar Pietersbierum, waar Yme huisman of boer was.
In 1688 huwde Sijmen Sijmens te Wijnaldum met Kniercke Sjoerdts, een zuster van Pyttrick Sjoerdts.
Hij woonde nog altijd op de plaats Tjitsma en volgens het stemkohier “bruiker” van de landen daaraan behorende.
Eigenaar van het stemhebbende hornleger was "de Heer van der Laen, Papist”, katholiek dus.
Zo op het eerste gezicht een nieuweling, die op Liaukama woonde.
In werkelijkheid een zoon van Trijn van Liauckama en Dierick van der Laen.
Met deze Heer van Liauckama vernieuwde Sijmen Sijmens op 8 maart 1703 het huurcontract van 90 pondematen land “Tietsestate genoemt” en belast met 23 floreen.
Voor vijftien achtereenvolgende jaren mocht hij weer huren.
De acte werd ondertekend door E. van der Laen Liaucama en door diens minderjarige “nogtans a1s een Eedelman met eeren” zoon: Alexander Josephus van der Laen, en door de huurders Sijmen Sijmens en Kniercke Sjoerdts.
Het werd echter geen 17 18, maar 1713 r waarin Tjitsma-state door onze familie verlaten werd.
Sijmen Sijmens overleed namelijk in 1712, zíjn eerste echtgenote was al in 1703 overleden.
Toen hij stierf liet hij negen kinderen na : zes uit zijn eerste huwelij k en drie uit zijn tweede huwelijk; de tweede maal was hij gehuwd met Aafke Rienks.
Op 9 december 17 12 werd de inventaris opgemaakt en daarin komen voor : een silveren kroes, gemerkt SI en IG, een silveren oor-ijzer , gemerkt KS 1695, een Bijbel met silveren haken, gemerkt SSP 1693 , twee silveren lepels , gemerkt GT, SI , IG en SF en GC .
Een boekje in octavo van Tarquinius Poppinga, VDM tot Pijttersbierum; een hangend uurwerk, een koperen bedpanne , een grote Bijbel met koperen haken, drie spinwielen.
De curatoren van de minderjarige kinderen, plus de oudste dochter met haar man lieten daarop “seekere heerlijke en schoone huisinge, schuire, hovinge met bomen en plantagie, beneffens de Watermolen” taxeren door vier mr-timmerlieden, namelijk Wobbe Wabes, Gerrit Pieters, Jacob Dirks en Rinse Wobbes.
Voor 4177 carolusguldens verkochten zij vervolgens Tjitsma-state aan Jhr. Alexander Joseph Eelco van der Laan Liaukama te Sexbierum op 19 mei 1713.
Alle betrokken personen ondertekenden de acte.
Behalve de Heer van der Laan waren dat : Aafke Rienks, de weduwe van Sijmen Sijmens, Jacob Sjoerds, curator en oom van de kinderen, Bartle Dirks, ontvanger van het dorp Pietersbierum , eveneens curator, Jetske Sijmens, de oudste dochter, met haar man Joeke Sikkes en de twee huislieden Jan Jansen en Pieter Douwes ui t Wijnaldum.
De secretaris van Barradeel, R.C.Backer, zette als laatste zijn handtekening.
Het laatste termijn van het verschuldigde bedrag werd op 7 juli 1716 voldaan door de koper.
De nagelaten kinderen van Sijmen Sijmens, Kniercke Sj oerdts en Aafke Rienks hadden een omvangrijk nageslacht.
In hoeverre er thans nog nabestaanden zijn en onder welke familienaam deze eventueel nog voortleven is mij niet bekend.
Het zou overigens interessant zijn te weten waar bijvoorbeeld de ziIveren lepels met initialen zijn gebleven.
Nog bij de nazaten ? misschien in een museum of in de smeltkroes ?
De geschiedenis van Tjitsma-state is echter nog niet af .
Van 1713 tot 1730 werd “Tietze-state” te Wijnaldum, groot, 1o4 pondematen, verhuurd aan Gerrit Jansen, huisman te Midlum.
De plaats had in het floreenkohier nummer 6 en in het stemkohier nummer 7.
Uit de hierna volgende huurders doe ik slechts een greep.
Zo werd de “groote plaats” (Tjitsma) , groot 123 pondematen plus een watermolen op 5 mei 1761 verhuurd aan Sybren Hannes en zijn vrouw Trijntie Rienks.
Vervolgens van 1773 af aan Pijtter Wijbes Steensma, die de plaats in huur ontving van Vrouwe Maria Clara Christina van der Laan Liauckama (overl.1 787) .
Pas circa 1850 kwam Tjitsma,na het overlijden van Ernst Jodocus Rudolphus van Grotenhuis van Onstein, kleinzoon van Maria Christina Clara voornoemd, in niet-adellijke handen.
In 1850 was Adolf Meinardus Knottnerus eigenaar en Sijbe Sijbesma gebruiker van het toen 90 pondematen grote Tjitsma.
Thans, anno 1999, wordt Tjitsma-state bewoond en gebruikt door de familie Bergmans, die er al woonde, toen er omstreeks 1954 een belangrijke oudheidkundige vondst werd gedaan.
Bii het leggen van een drainagepijp vond men een grote fibula of mantelspeld , die na vergelijking met een grafvondst in Engeland bleek te dateren uit de 7 e eeuw.
De fibu1a, die thans in het Fries Museum te Leeuwarden tentoongesteld wordt, bestaat uit een zilveren steunplaat, die geheel met goud is afgewerkt.
Aan de voorzijde bevinden zich in goud gezette stukjes almandijn.
Bij latere vondsten trof men verfrommelde stukjes goud aan, die delen bleken te zijn van de fibula.
In 199I werd besloten het terrein van Tjitsma systematisch af te graven en te onderzoeken op bewoningssporen.
Het resultaat was verbluffend.
Niet alleen meerdere fibula ‘s werden gevonden, maar ook zaken, die er op duidden, dat er complete werkplaatsen van goud- en ziLversmeden aanwezig waren.
Men vond munten, g1azen kralen, scherven van aardewerk, waterputten en sporen van woningen.
Een eerste conclusie was, dat hier een belangrijk wooncentrum was gevonden, waar mogelijk elite had gewoond.
In 1993 voegde men een stukje gouden zwaardbeslag aan de vondsten toe; tevens vond men weer een kinderskeletj e, het derde sinds het, begin van de opgraving.
Met een benen kam en een groot aantal sporen van huisplattegronden zette men de reeks vondsten voort.
In juli van dat jaar trof men het skelet aan van een circa 20 jaar oud meisje , dat in de 6e eeuw geleefd moethebben.
Bij de dode bevonden zich een ringfibula, een kralenketting en de punt van een hertshoorn met cirkelversiering.
Alwerd dus bij deze nederzetting een graf veld ontdekt, resten van een koningsgraf, waarop men gehoopt had, werden tot dusver niet gevonden.
Het grootste deel van de terp van Tjitsma is echter nog niet onderzocht.
Zouden onze voorouders ooit, hebben geweten, dat de grond, die zij bewoonden en bewerkten zo vol “schatten”heeft gezeten ?
Of zouden zij zelf wel eens iets hebben gevonden ?.

Gebruikte bron: S. Laansma.