Uit de Leeuwarder Courant van 26 september 1935

De Ramp aan de Friesche Kust

Vier Leeuwarder ingezeten verdronken.
Ze werden bij het visschen in zee door den Noordwesterstorm overvallen.
De lijken van twee hunner aangespoeld.
Heldhalftige kustbewoners redden andere amateur-visschers.

Gisteren heeft zich aan Friesland’s Noordkust, onder de gemeente Het Bildt en Barradeel, ten gevolge van den storm, een ramp voorgedaan, die aan vier bewoners van Leeuwarden het leven kostte.
Op twee plaatsen, niet ver van elkaar gelegen, hebben daar amateur-visschers een graf in de golven gevonden.
Daar aan de kust bij den Westhoek en ook enkele kilometers meer naar het Zuidewesten bij Koehool onder Tzummarum, bestaat de gelegenheid voor amateurvisschers tot het huren van bootjes met toebehooren, waarin zij ongeveer 50 à 60 meter uit de kust poeren op schar.
Dit poeren geschiedt zulks ter verduidelijking van hierna te gebruiken uitdrukkingen of met een langen hengelstok òf met een houten ring, dreg genoemd, waaraan het aas, de zeewormen, worden bevestigd.
De beoefening van deze sport heeft zich de laatste jaren zeer uitgebreid en wanneer het weer lokt, dan komen de vele liefhebbers van schar poeren van heinde en verre per taxi en fiets opzetten uit vele deelen van de provincie en daar buiten.
Het weer lokte gisteren en reeds vroeg in den morgen togen de gelegenheidvisschers derwaarts om zich bij de verhuurders van bootjes en materiaal te voorzien.
Voor het relaas dat hier moge volgen, hebben we te doen met twee groepen, n.l. een welke den Westhoek en een welke het gedeelte kust voor café Koehool aan den Dijkshoek uitkoos om het geluk te beproeven.
Om onzen lezers een zoo goed mogelijk overzicht te geven van hetgeen zich heeft afgespeeld zullen we ieder geval op zichzelf trachten te beschrijven.

WAT AAN DE WESTHOEK GEBEURDE.
Het was ongeveer 6 uur, toen aan den Westhoek onder St. Jacobi-Parochie (gemeente het Bildt) een groepje amateur-visschers uit Leeuwarden en Huizum arriveerde en al spoedig in drie booten zee koos.
In twee booten zaten twee in de derde grootere boot vier personen.
De zee was spiegelglad en het leek een dag te worden , zooals de herfst ze soms zoo mooi kan brengen.
Wind was er niet of althans zoo goed als niet en wat er was kwam uit het Zuiden.
Het was frisch, maar wat geeft een visscher daarom als de visch zich niet onbetuigd laat?
En dat liet ze zich niet.
Er was eigenlijk niets dat den vrede verstoorde, al keken de beroepsvisschiers, dat zijn de kustbewoners welke in het voorjaar van het haringvisschen een beroep maken, zoo nu en dan naar water en lucht.
Dat was om ongeveer 10 uur.
Het is of deze menschen bij intuïtie voelen dat er in de natuur iets gebeurt, waarvoor zij op hun hoede dienen te zijn.
Wanneer hun dat gevoel bekruipt, halen zij anker op en zoeken zij zoo spoedig mogelijk de kust op.
Uit den aard der zaak ontbreekt den amateur-visscher, die zoo nu en dan op zee zit en nergens anders oog voor heeft dan voor zijn hengel of dreg, dit gevoel ten eenenmale.
Weet een beroepsvisscher zich nog voor een plotseling, zonder voorafgaande waarschuwing, opkomende storm te bergen, de amateur-visscher zal daardoor zeker worden overvallen.
En dat nu geschiedde gistermorgen onder de Friesche kust in enkele oogenbliken vloog de wind van het Zuiden naar het Noordwesten en ……………. Water.
Het spiegelgladde… veranderde in een kolkende, kokende massa, met donkergroene met witte schuimkoppen bezette water beukte de dijken en de ranke visscherbootjes met platten bodem worden als een bal heen en weer geslingerd.
Wel hield een anker ze stevig op hun plaats, maar het was de vraag hoe lang of het zou duren tot ze vol of om zouden slaan.
Met angst en beven zag de bevolking, die reeds spoedig aan den dijk was samengestroomd naar de p… van de visschers om de bootjes recht voor den wind en de golven te houden.
Maar het was onbegonnen werk.
De golven, die daar vlak onder den dijk zeer kort zijn, beukten ……, die ongeveer 3à 4 met erlang zijn en van voren en achteren iets oplopen.
Het was inmiddels ongeveer 12 uur geworden en de toestand op zee was zoo, dat enkele beroepsvisschers besloten te trachten de menschen uit zee te halen.
Het feit, dat zij in … bootjes geen … meer konden…….. was daartoe een aansporing te meer.

REDDERS TREKKEN UIT.
Het was de visscherman-arbeider Marten Kingma, wonende aan den Westhoek, die daartoe het initiatief nam en met Tj. Wallendal overeenkwam diens boot, welke is toegerust met een aanhang motor, te gebruiken.
Ze werd door ongeveer 60 man, omdat ze in ’t kanaal binnendijks lag, over den dijk gebracht.
Zes man, t.w. M. Kingma, Jeh. Tjepkema, Jac.Tjepkema, Anne van Dijk, J. Wallendal en Tj. Wallendal stapten aan boord, de aanhangmotor sloeg gelukkig spoedig aan en de zes heldhaftige mannen zetten koers naar de grootste boot, waarin zich vier personen bevonden.
Het kostte heel wat moeite naderbij te komen, maar toen zulks was geschied, verichtten A. van Dijk en Jac. Tjepkema een waagstuk, waarbij hun leven op het spel stond.
Ze sprongen over in de groote boot en hebben die vervolgens met de vier visschers behouden aan de wal gebracht.
De overgebleven vier redders zetten koers naar een der kleinere bootjes.
Bij het eerste gekomen zagen zij tot hun groote ontsteltenis, dat dit leeg was.
Tijd tot verder onderzoek was er niet en daarom ging het op het tweede bootje af.
Er was nog geen eind aan de moeilijkheden van de kranige mannen gekomen, want in de nabijheid van dit bootje sloeg de motor van de boot van de redders af en waren de mannen overgeleverd aan het ruwe spel van de golven.
Enkele ogenblikken maar, want dra stuurden de vaarbomen haar wederom in de goede richting.
Tot tweemaal toe naderde de reddingsboot het visschersbootje en evenveel malen werd ze weer weggeslingerd, zelfs een keer, toen Kingma, die voor op den kop lag, den rand reeds te pakken had.
Hij moest echter, wilde hij niet overboord worden gesleurd, loslaten.
Eindelijk ten derde male, gelukte het en konden de beide amateur-visschers, die verstijfd van de kou in hun onderkleeren op den bodem van het bootje lagen – ze waren op alles voorbereid- aan boord van het motorbootje worden geheschen.
Het waren de heeren F. Toornstra, wonende aan de Emmakade en S. Barendsma, glazenwasscher, Bagijnestraat, beiden te Leeuwarden.
Ze werden liefderijk door de familie A.G. van Tuimen opgenomen en na een onderzoek van dr. Koopmans van St. Jacobi-Parochie, onder den wol gestopt.

HET LOT DER VERDRONKENEN.
Uit den mond van deze geredden komt het relaas van het lot, dat de inzittenden van het bootje, hetgeen door de redders leeg werd aangetroffen, ondergingen.
Dit bootje was bemand geweest met de heeren B.F. Barendsma, kapper en J. Verf, kastelein, beiden eveneens wonende te Leeuwarden.
Zij hebben zich niet, zoals de geredden, op den bodem van hun bootje uitgestrekt.
Mogelijk zouden zij anders nog te redden zijn geweest, omdat hun bootje, toen de redders arriveerden, nog voor anker lag en er zich bijna geen water in bevond.
Ze hebben echter, blijkbaar angstig geworden voor de woedende elementen, dat risico niet willen loopen.
Het was Barendsma, die het eerst over boord sprong, om te trachten zwemmende den wal te bereiken.
Het ging niet.
Wel stond de storm op het land en werden dus de golven derwaarts gedreven, maar het was afgaand tij en de visschers verklaarden ons, dat onder omstandigheden als die van gisteren, daartegen niet te zwemmen valt.
De onderstroom sleurt alles mee wat op zijn weg komt.
Het was wel zeer tragisch, dat de geredde heer Barendsma zijn broer op ongeveer 4 meter afstand van het bootje, waarin hij zat, zag worstelen met de golven, zonder een hand te kunnen uitsteken.
De heer Verf waagde niet direct den sprong, maar bleef op de mosselbank zitten.
Die plaats is hem dan noodlottig geworden, want vandaar is de heer Verf overboord geslagen en evenals de heer Barendsma verdronken.

ONDER KOEHOOL.
Tezelfdertijd als aan den Westhoek, was ook onder Koehool een groepje dappere mannen bezig, omdat zich daar eenzelfde rampspoedige gebeurtenis voltrok.
Ook hier speelde zich voor de oogen van de kustbewoners een drama af, dat zeer diepe indruk maakte.
Ook hier lagen drie visschersbooten op het wad, elke boot met twee personen.
Ook zij werden door den storm overvallen.
Een van deze booten met de heeren H. Radelaar en B. Tromp, beiden van Leeuwarden sloeg om.
De heer Radelaar was oogenblikkelijk verdwenen, maar de heer Tromp wist zich aan de omgeslagen boot vast te grijpen.
Nogmaals sloeg de boot om, zoodoende weer in zijn normalen stand terugkomend en nog hield de drenkeling zich krampachtig vast.
Voor de derde maal kapseisde ze en toen was vasthouden niet meer mogelijk.
Ook deze visscher kwam om het leven.
Het bootje sloeg later tegen een strekdam te pletter.
De inzittenden van het tweede bootje, de 29-jarige Geert van Dijk, Delistraat, Leeuwarden en de 41-jarige Ferdinand Harm Hoppe, Vermeerstraat, Huizum, verging het anders.
De eerste sprong over boord en was zoo gelukkig zwemmende en loopende den wal te bereiken.
De heer Hoppe echter bleef zich aan de boot vastklampen.
Maar ook voor hem was er geen houden aan.
Hij werd afgeslagen, maar wist zich op de been te houden en probeerde toen loopende land te halen.
Het ging heel moeilijk en enkele jongelui, die hem tegen den storm zagen worstelen, begaven zich te water.
Het waren T.K. Bonnema, A. Groeneveld en A.D. Hoekstra.
Zij hadden een boom meegenomen om dezen eventueel den drenkeling toe te steken.
Op een viertal meters van Hoppe gekomen deden zij dat dan ook, maar de drenkeling, die verstijfd van kou was, was niet in staat den stok vast te houden.
Hij sloeg terug en dat oogenblik sprongen de drie moedige redders naar voren tot den hals in het water, zij kregen Hoppe bij zijn schouders te pakken en sleepten hem toen aan wal.
Hij had het bewustzijn verloren, hetgeen echter spoedig terugkeerde, toen hij in het café Koehool van den heer W. Heeringa was ondergebracht.
Nog zaten toen twee visschers, n.l. M. Ferwerda, Weaze en E. van Dijk, Catharinebuurt, resp. 51 en 54 jaar, in hun bootje op zee.
Ook hier werd toen een boot over den dijk gebracht en te water gelaten.
K.T.Bonnema, Tzummarum, E. Wagenaar, Oosterbierum, T. Kramer, Tzummarum en I.R. Visser, Oosterbierum klommen en aan deze kranige kerels gelukte het de beide genoemde personen aan wal te brengen.
Ook de Harlinger reddingsboot, gewaarschuwd door den landbouwer Wassenaar, wonende onder den Westhoek, was uitgevaren, maar is onverrichter zake in de Harlinger haven teruggekeerd.
De reddingsboot passeerde 1500 m. uit de kust en kon de visschersbootjes die zich dichter onder de kust begaven niet ontdekken.

DE SLACHTOFFERS. En hier volgen dan nog de namen van de slchtoffers.
Bij den Westhoek zijn om het leven gekomen B. F. Barendsma, kapper, Nieuwesteeg 6, oud 43 jaar, gehuwd en vader van vier kinderen.
Jacob Verf, eigenaar van het café “De Jonge Bontekoe”, Mr. P.J. Troelstraweg, 28 jaar, gehuwd en vader van drie kinderen.
Bij Koehool verdronken Bernardus Tromp, ijzerknecht, Marsummerstraat 19, oud 28 jaar en ongehuwd, en Hendrik Radelaar, 2e Vegelindwarsstraat 25, schoenmaker, oud 34 jaar, gehuwd en vader van zes kinderen.
Allen zijn woonachtig in Leeuwarden.

TWEE LIJKEN AANGESPOELD. Gistermiddag tusschen 4 en 5 uur spoelden onder Koehool twee lijken aan, die werden geïdentificeerd als zijnde van de heeren Barendsma en Radelaar.
Het eerste werd ondergebracht bij P., het andere bij W. Heeringa.
De burgemeesters van het Bildt en Barradeel, de heeren L. Poppinga en B. Anema, hadden bij de berging de leiding.
Als bijzonderheid kan nog worden gemeld, dat het horloge van den heer Barendsma op 11 uur was blijven staan.
Dr. Noordhoff van Tzummarum verrichtte de lijkschouwing.
Tot in den nacht heeft de politie nog met laterens gezocht naar de lijken van de heeren Tromp en Verf, doch het onderzoek heeft geen resultaat opgeleverd.
Hedenochtend is op verzoek van den burgemeester van Barradeel een drietal visschers bij hooge zee naar de plaats gevaren, waar de gezonken boot lag, waarin de heer Tromp zich had bevonden.
Het vermoeden bestond n.l., dat de heer Tromp zich in de boot had vastgebonden en met de boot was gezonken.
Dit onderzoek heeft echter ook niets opgeleverd, zoodat beide lijken thans nog niet zijn gevonden.
Vanmiddag zal men nog bij de in zee uitstaande vischnetten langs gaan, om te zien of de lijken daarin vastzitten.
Deze kans is echter niet groot.