Gaest, 14 maeije 1751.

In gesellige joun by dûmny van Gelder en Geertje van Popta.
Angeniet en ik moasten perfoarst ek komme, woe moeke hawwe.
Dûmny foaral stie der ek op oan.
Nammers, der wachten ek noch in pear fragen oan tante Johanna.
Hy soarge dan ek al gau dat it praet kaem op syn amtsfoargonger Gerardus Winsemius.
Al tiden hie dat syn nijsgjirigens geande hâlden en tante hie nei syn gefoelens oer him wol hwat yn har hollearchyf opburgen en dy forwachting waerd net (alhiel) biskamme.
,,Over-over-grootvader Douwe Jans, boer op het terpegehucht Westerhitsum, had naast over- grootvader Dominicus, ook een zoon Gerardus ,die als Dominicus, ook dominé geworden is.
De zoons van de gezeten boeren behoefden niet meer voor studie naar buitenlandse universiteiten, zij konden sedert de tachtiger jaren van de 16e eeuw in Franeker terecht.
Dominicus belandde als predikant in Schardam en Gerardus in Gaast en Ferwoude.
Dominicus werd later benoemd als gevangenis-predikant en ziekentrooster te Amsterdam en Gerardus werd verroepen naar Abbenbroek.
Veel is er van hem niet bekend.
Hij had een zoon Dominicus, genoemd naar zijn grootvader Douwe Jans Westerhitsumen, ingeschreven in het lidmatenboek van Sneek als Dominicus Gerardi, van beroep beeldsnijder.
Het is aardig te weten, dat dominé Gerardus een boekje schreef handelende over de Pestziekte, hetwelk hij opdroeg aan het stadsbestuur van Dokkum.
De ,,gesworen bode der Stadt Dockum" Jan Douwes, betaalt daarvoor ,,aen sijnen broeder Gerardus Vichemium" twaalf Car. g. ,,Actum den 6en May 1605."
,,Het spoor van Dominicus, de zoon, raakte uit het oog.
Het kwam weer naar voren toen hij als Adelborst op reis naar OostIndië stierf.
Zijn weduwe Antjen Schellings ontving van de Oost-Indische Compagnie een uitkering.
De reis van deze Dominicus liep minder goed uit dan die van Simen-om, die levend terug kwam."