Anna Haakma stopt na tweeënvijftig jaar

WIJNALDUM – Baby Fardau Bruining uit Wijnaldum is de laatste, ze is baby nummer 1222. Toen Haakma als achttienjarige begon, was de overgrootmoeder van Fardau, Trijntje Elsinga uit Minnertsga, één van de eerste moeders waar Haakma werkte als kraamverzorgster.

,,Je moet toch een keer ophouden, ik word in mei eenenzeventig, maar ik ben wel bang dat ik het ga missen. Ik heb dit werk altijd met zoveel plezier gedaan, ik zou het zo weer overdoen”, vertelt Haakma, ,,Toen ik in 1965 met de opleiding begon, moest je eerst drie maanden in een internaat, Violetta in Heerenveen. We mochten om de veertien dagen een weekend naar huis, de dagen dat je daar was, mocht je niet eens naar buiten. Ik was jong, veel vrouwen die die opleiding deden, waren een flink stuk ouder. Die werden als kinderen behandeld! Na die drie maanden moest je een jaar in de praktijk. Mijn eerste gezin was de familie Tjeerd van der Ploeg in Harlingen op 19 januari 1966. Toen ik klaar was met de opleiding, ben ik begonnen bij het Provinciale Groene Kruis, dat had in alle steden een kraamcentrum. Ik ben begonnen bij Kraamcentrum Harlingen, mijn leidinggevende was zuster Van der Kooi. Vorig jaar is ze overleden, we hebben altijd contact gehouden.”

In al die jaren maakte Anna Haakma veel mee, veel is haar bijgebleven en met veel gezinnen onderhoudt ze nog altijd contact. Alle geboortekaartjes van alle gezinnen waar ze werkte, heeft ze bewaard. ,,Probleemgezinnen blijven je bij, dat was niet altijd gemakkelijk. En gezinnen waar een kindje dood werd geboren, tegenwoordig weten mensen zoiets vaak al, maar jaren geleden was dat heel naar, als mensen dat niet wisten. Met zulke gezinnen heb ik vaak contact gehouden, later kwam ik bij ze kramen als ze weer een kindje hadden gekregen en het wel goed was gegaan. Ik herinner me ook nog goed het gezin Ykema, waar een tweeling geboren werd. Dat wisten ze niet en ook de dokter had daar niet op gerekend, het was even flinke paniek.”

Bijzonder was ook het werken op de Waddeneilanden: ,,Op Vlieland en Terschelling bleven we de hele tijd in het gezin, negen dagen lang. We sliepen er ook. Ik herinner me een gezin op Vlieland, een Duitse moeder van begin dertig en een vader van in de vijftig. De baby woog maar vier pond. Ieder uur moest ik eruit om een kruik bij het kindje te leggen, na negen dagen was ik helemaal op!”

Hoewel Haakma als kraamverzorgster vaak alleen aan het werk was, kijkt ze toch terug op een fijne band met collega’s: ,,Ik heb er een prachtige vriendenploeg aan over gehouden. Het was fijn met ze te kunnen overleggen, we hadden geregeld contact. Ik heb bij veel collega’s gekraamd. Ook bij mijn beide dochters Tsjitske en Renske was ik bij de bevallingen aanwezig en deed ik de kraamzorg. Heel bijzonder!”

Bijzonder was het ook dat Haakma bleef werken toen ze zelf een jong gezin had: ,,Dat was in die tijd niet gebruikelijk, als je jonge kinderen had, stopte je met werken. Ik heb mezelf vaak moeten verdedigen. Van Johannes, mijn man, heb ik altijd veel steun gehad, hij pakte het werk thuis op als ik aan het werk was.”

Haye Bruining en Nynke van Dijk en hun vier kinderen Wybe, Hester, Marije en Fardau gaan de gepassioneerde vakvrouw missen: ,,Ze runt het huishouden alsof het niets is, we genieten enorm van de kraamweek!” Anna Haakma draagt haar kennis over, in het gezin Bruining begeleidt ze stagiaire Mirjam Beeksma en daarna zit het erop na tweeënvijftig jaar.

Artikel Franeker Courant 26-01-2018.