De inwoners vann Melick met hun schamele bezittingen op weg naar een onbekende bestemming. Foto uit boek ‘Oorlog in de Roerstreek.

Rond Kerstmis 1944 was de opmars van de geallieerden in Midden- Limburg tot staan gebracht.
Na de slag om Arnhem kwam een aanzienlijke vluchtelingenstroom op gang naar Friesland, Groningen en Drenthe.
De vluchtelingen uit het frontgebied moesten alles achterlaten.
Sommigen gingen te voet, anderen werden in de barre kou in goederentreinen gepropt.
Na een dagenlange reis met aanvallen door geallieerde vliegtuigen kwamen vermagerde en doodvermoeide mensen in Friesland aan.
In tal van steden en dorpen werden ze ondergebracht bij gezinnen die hen wekenlang liefdevol opvingen.
Pas eind april. begin mei konden de evacués weer naar hun verwoeste dorpen terug.
Mia van der Beek-Philips (63) uit Melick, 6 kilometer van Roermond, is een van die duizenden vluchtelingen.
Zij kwam als dertienjarige met vader, moeder,broer en zus in Tzummarum terecht.
Mia Philips schreef jaren geleden een boekje over de evacuatietijd in Tzummarum.
Die vreemde weken op het verre Friese platteland keren nog vaak in haar dromen terug.

Mia heeft in het begin van de jaren tachtig haar verhaal op papier gezet.
De oorlog en ook de evacuatie hebben sporen bij haar achtergelaten.
De barre tocht door Duitsland naar Friesland was ingrijpend, net als het wekenlange verblijf in Tzummarum waar Mia naar haar gevoel in een andere wereld terecht kwam.

Vanaf september 1944 was het leven in Melick geleidelijk een hel geworden.
Het gezin Philips met zeven jongens en twee meisjes was al uiteengerukt omdat zes oudere broers van Mia waren ondergedoken.
Met haar tweelingbroer Jeu, haar twee jaar jongere zusje Annie en vader en moeder Sef en Lena Philips woonde Mia midden in her oorlogsgeweld.

In haar boekje beschrijft Mia Philips de verschrikkingen van de oorlog in haar dorp en de dag waarop alle inwoners van Melick en andere dorpen werden weggevoerd.
Ze beschrijft de zware reis die dodelijke slachtoffers eiste.
Ze herinnert zich de angstige en vreemde sfeer in de volle treinwagon waar opeens iedereen 'Waar de blanke top der duinen' begon te zingen, toen de trein stilstond op de eindeloze sneeuwvlakte in Duitsland.

Als een film ziet ze ook nog het treinstation voor zich met denaam Franeker, toen de deuren van de wagon eindelijk opengingen. Bij het station stonden vriendelijke meisjes met witte kapjes op het hoofd klaar om hulp te bieden en mannen om de bagage te dragen.
In een lange rij ging het door de besneeuwde straten van Franeker naar een groot schoolgebouw. (De openbareschool aan Kleyenhurg, red.)
Mia Philips: ,,Het was voor ons het paradijs.
Er brandde elektrisch licht, het was er warmen er stonden lange tafels met tarwebrood en warme melk.
Ik kan nog die heerlijke geur in mijn herinnering terughalen."

Ruim een week verbleven Mia en haar familie met een paar honderd streekgenoten in de school in Franeker.
Mannen en vrouwen sliepen er gescheiden in de klaslokalen.
Op de eerste morgen werden alle kinderen kaalgeschoren vanwege de luizen die ze tijdens het transport hadden opgelopen.
Met een vriendinnetje maakte Mia de eerste dagen wandelingen door Franeker.

,,Soms werd je zomaar in een huis uitgenodigd en mocht je mee eten.”
Lachend vertelt Mia dat binnen drie dagen al het bier op was in Franeker, met al die Limburgers.
Een aparte ervaring was voor haar het bezoek aan de dokter in een groot gebouw in Franeker.
Daar moest iedereen onder de douche.
Verbaasd ontdekte Mia dat er zo maar warm water uit het plafond kwam.
Dat had ze nog nooit beleefd.

De familie Philips werd dezelfde dag nog met anderen op een platte wagen naar Tzummarum gereden.
Het gezin werd tot verdriet van Mia uit elkaar gehaald.
Vader en moeder gingen naar de boerderij van de familie Willem en Sara Spoelhof aan de Buorren, Mia en Annie kwamen bij meester en juf Haag aan de overkant van de straat en Jeu ging naar het echtpaar Marsum aan de Lytse Buorren.
Mia had het eerst wel moeilijk bij de familie Haag die twee kleine kinderen had.
Ze wil er nu na vijftig jaar nog geen kritiek op hebben.
,,We zijn die mensen zoveel dank verschuldigd."
Maar als katholiek opgevoed meisje van dertien begreep ze niets van de strengheid van meester Haag die onderwijzer aan de christelijke school was.

Mia had een heel andere manier van omgaan met de Lieve Heer en snapte niets van de lange bijbel lezingen aan de eettafel.
Ze durfde zich de eerste dagen nauwelijks te bewegen, vooral ook omdat vader en moeder haar op het hart hadden gedrukt zich keurig te gedragen.
Overdag hielp Mia mevrouw Haag in de huishouding en geregeld wipte ze even over naar de overkant naar pa en ma bij de familie Spoelhof.

Ondanks de heimwee hadden de meeste Limburgers het naar de zin in Tzummarum.
Er werden zondags kerkdiensten gehouden in het Wapen van Barradeel, want er was ook een pastoor meegekomen.
De katholieken konden in het overwegend gereformeerde en hervormde dorp hun vertrouwde gebruiken voortzetten.
Dat leverde wel eens aardige discussies op, weet Mia nog van haar vader.
Zo had een knecht van Spoelhof eens aan Sef Philips gevraagd wat hij nou moest biechten als hij een week niet gezondigd had.
,,Dan schraap ik wat oude zonden bij elkaar,”had vader gezegd.
Hij wilde toen van de knecht weten wat die deed als hij gezondigd had. ,,Dat doen we hier niet," zei de man.
Mia’s broer Jeu had het ook naar de zin bij Jan en Hinke Marsum .
Het echtpaar had nog geen kinderen en vooral 'lytse Hinke" verwende Jeu buitengewoon.
In de familie Philips is de uitdrukking 'molke hellie' nog steeds in gebruik.
Dar moest Jeu altijd doen voor de Marsums.
Mia zag haar tweelingbroer niet vaak in Tzummarum en die ene keer had ze hem ook liever niet gezien.

Dat was toen Mia en mevrouw Haag de kachel niet aan konden krijgen.
Toen Jeu langs kwam fietsen werd hij geroepen.
Hem Iukte het ook niet en Jeu riep keihard ,,dat is klote met twee o's."
Mia kon wel door de grond gaan van schaamte.
Ze wordt er nog wel eens wakker van.
Dan ziet ze ook weer het afkeurende gezicht van de uit Groningen afkomstige meester Haag die zo vernietigend kon zeggen en 'Wat ja jammer nou'.

Later Is Mia duidelijk geworden dat er een groot cultuurverschil was en dat ook de familie Haag het wel goed bedoelde.
De familie Haag verhuisde na de oorlog naar Stadskanaal en de contacten verwaterden.
Dat was anders met de familie Spoelhof.
Drie weken na de oorlog waren de Spoelhofs al in Melick om te zien hoe het de familie Philips verging in hun totaal vernielde dorp.

Die contacten zijn altijd gebleven Mia: .,Lief en leed hebben we gedeeld met de familie Spoelhof.
Geboorte en dood, verjaardagen en trouwerijen, altijd waren we er over en weer.
" De hartelijke sfeer destijds op de boerderij waar ook Jan en Anna Spoelhof met de twee kinderen Willem en Tineke woonden, is Mia altijd bijgebleven.

Willem Spoelhof was toen twee jaar en Tineke was pas geboren.
Na de oorlog kwam Doekele daar nog bij.
Mia alle drie is de familievriendschap voortgezet.
Geregeld ontmoeten ze elkaar nog en dat is ook met andere families in Tzummarum en Melick het geval.
Eigenlijk wil Mia in januari een busreis organiseren met oud- evacués naar Tzummarum.
Door ziekte is de organisatie er nog niet van gekomen.
Tijdens het gesprek is Mia Philips voortdurend in de weer met grote stukken Limburgse vlaai en hapjes en drankjes.
Op de tafel staat een kaart, waarop met sierlijke letters 'welkom' staat."
,,Als ik Friezen op bezoek krijg heb ik nog altijd het gevoel dat ik iets terug moet doen.
In de gang hangt een bord van Makkumer aardewerk met de Friese tekst 'Der giet neat foar eigen thus'.
Gekregen van de familie Spoelhof.

TEAKE ZIJLSTRA.