Sikke vertelt over evacués in Firdgum.

Een paar dagen eerder dan dat mijn moeder is gestorven kregen we een evacué uit Limburg Harrie Gillekens.
Hij was getrouwd, zijn vrouw was in verwachting van hun eerste kind.
Zij was met haar ouders de familie Coks bij Bouke en Jekke van der Weg ingekwartierd.
Omdat hij daar niet meer bij kon, en hij liefst zo dicht mogelijk bij zijn familie wou zijn, is hij bij ons gekomen.
Hij kwam hier toen uit Duitsland uit een werkkamp.
Ik denk zelf dat hier de besmetting met diphterie van moeder vandaan is gekomen.
Toen moeder deze gevaarlijke ziekte kreeg, durfde hij niet meer bij ons te blijven.
Zijn vrouw was ondertussen bevallen van een zoon, die ze Victor noemden omdat we nu bevrijd waren.
Er zijn toen feesten gevierd op verschillende plaatsen, en hier ook, in de schuur bij Bouke en Jekke van der Weg.
Wij zíjn daar niet bij geweest, maar er is toen veel pret gemaakt, onder leiding van Coks, de schoonvader van onze logee die Harrie Gillekens heette.
De schuur was vol.
Later is er weer feest geweest in Tzummarum, op de zaal van het Wapen van Barradeel, er waren ook Canadezen bij aanwezig.
De evacués konden toen nog niet terug naar hun eigen huizen, omdat de meesten kapot waren, en het spul dat waarde had was gestolen.
Het duurde nogal even voordat de mensen terug konden.
Harrie is, toen moeder begraven, en de boel ontsmet was, nog een poosje blijven slapen, overdag was hij bij zijn familie op de boerderij van van der Weg.

Bij bakker de Vries, die bij ons ook op het streekje woonde, waren ook 2 evacués, een moeder met een grote dochter.
Bij de familie Zwager waren ook 2, een oude vrouw en een kleine jongen.
Die zijn ouders waren bij Boomsma, waar nu Huizinga woont en 2 grote kinderen waren bij buurman Miedema.
Bij boer Rienks was een echtpaar.
Verder zijn er nog 2 jonge mannen geweest, die kwamen toen eerst bij Minne Kamstra die toen met zijn vrouw en 1 jongen die nog naar school moest, in het vierde huis, op de streek van Siebe Faber.
Maar die beide heren hadden hogere eisen, en toen werden ze eerst nog naar Simon v.d.Zee, de ouders van Jelte, die nu het spul bewoont, het laatste voor de zeedijk in Dijkshoek.
Daar namen ze ook geen genoegen mee.
Ze zijn toen naar Minnertga gegaan, maar eerst wou men ze daar ook niet hebben.
Boer Miedema en ik zijn toen naar Sexbierum geweest , naar de Jong, de armenmeester, die had de leiding van de hele gemeente.
Minnertsga beweerde toen dat er geen plaats meer was voor die 2 man.
De Jong heeft er even werk van gemaakt, en toen was er wel plaats.
Zoals altijd als er grote verandering zijn, komen er moeilijkheden voor en hier dus ook, maar ze hebben het hier redelijk kunnen oplossen.
Toen de mensen hier aankwamen met de trein, zijn ze eerst in de openbare school in Minnertsga opgevangen, hebben daar eerst eten en drinken gekregen, ze hadden een hele dag in de trein gezeten.
De trein had een hele omweg door Duitsland moeten maken, om hier in het noorden te komen.
We hebben de mensen toen op de late avond met boerenwagens opgehaald, dat was een hele operatie, het was winter en er lag wat sneeuw.
Maar ze kregen hier toch allemaal een onderdak.
De trein waarmee ze zijn gekomen, was afgeladen met mensen uit Limburg, en ze werden verdeeld over heel Barradeel en het Bildt, en meer plaatsen aan de spoorweg.
Toen de oorlog over was en er aan alle kanten hard werd gewerkt om de huizen weer bewoonbaar te maken, en er zijn toen al gauw mensen terug gegaan om zelf zo mogelijk te helpen. Sikke 1990