Onderduiker had mooiste tijd in Tzummarum.

Amsterdam en Franekeradeel moeten een monument krijgen voor kinderen die in de oorlog moesten onderduiken en hun beschermers.
Dat vindt Max Arpels Lezer uit Amsterdam.
Hij is voorzitter van de vereniging Het Ondergedoken Kind en woonde van 1943 tot 1948 in Tzummarum.
Door René van Baal.
Minnertsga--De TV beelden uit Kosovo anno 1999 snijden Max Arpels Lezer door de ziel..
Vooral de vervolgde kinderen gaan hem aan het hart, omdat ze hem herinneren aan zijn eigen verleden.
De kinderen worden opnieuw de dupe van het handelen van volwassenen, zegt de 62 jarige Amsterdammer.
Als 6 jarig onderduikertje uit een joods gezin arriveerde hij begin 1943 in Friesland, nadat zijn moeder bij een razzia in sept.’42 was opgepakt.
Zijn vader kon hem “niet hebben” zodat het jochie via het verzet naar Tzummarum werd gestuurd.
Daar werd Max opgevangen door de familie Wetterauw, die een timmerbedrijf achter de kerk had.
Hij trof er ook twee lotgenoten, Joke en Gerrit.
Joke werd al snel door haar ouders teruggehaald naar Den Haag, waar ze later is opgepakt.
De Rotterdamse evacué Gerrit van Rees werd zijn broer.
Hij is de enige persoon die mij zo lang kent.
In de woning van Gerrit te Minnertsga doen beide hun verhaal.
Over de warmte en liefde die ze van het kinderloze echtpaar Wetterauw ontvingen, over hun leven in Tzummarum en over de vriendjes die Max maar een hondennaam vonden.
De gelukkigste jaren uit mijn jeugd liggen in Friesland, zegt Arpels Lezer.
De oorlog ging grotendeels aan hen voorbij.
Een enkele keer moest Max zich op de achtergrond houden als er eens Duitsers in het dorp verschenen.
Op school vroeg niemand naar het verleden van de twee snuiters.
Als jood was Max Arpels Lezer kwetsbaar, maar hij was zich volstrekt niet bewust van die positie.
De vader van zijn vriendje Adolf voegde hem eens toe dat hij wel wist dat Max een jood was, en ook een schooljuf liet dat doorschemeren.
Het veroorzaakte slechts verwarring bij de jongen.
Arpel Lezer bleef na de oorlog nog drie jaar in Tzummarum.
“Heit en mem waren fel tegen terugkeer naar Amsterdam” herinnert hij zich.
In 1947 maakte hij opnieuw kennis met zijn biologische vader Salo.
Het werd een kille, afstandelijke begroeting.
Ype Wetterauw was toch zijn vader?
Een jaar later maakte hij ook kennis met de vrouw die later zijn stiefmoeder werd.
Gerrit van Rees bleef voorgoed in Friesland.
Alleen de vakanties bracht hij door bij de familie in Rotterdam.
Tot de dag van vandaag weet hij niet waarom zijn ouders hem niet definitief naar huis hebben gehaald.
Zijn broer, die in drachten was ondergebracht, ging wel terug naar het Westen.
De terugkeer in Amsterdam was het begin van een lange, ellendige periode voor Max. Zijn stiefmoeder moest niets van hem hebben en mishandelde hem.
Zijn vader liet hem aan zijn lot over.
Een jaar na zijn terugkeer informeerde iemand uit de joodse gemeenschap Max over zijn jood zijn en over het feit dat zijn echte moeder dood was.
Toen hij dat zijn stiefmoeder voor de voeten wierp, werd het alleen maar erger.
Ik heb daar een rot jeugd gehad, aldus Arpels Lezer.
De dood van zijn stiefmoeder in 1976-nota bene op 5 mei- heeft hij als een bevrijding ervaren.
Arpels Lezer: Veel kinderen die destijds ondergedoken hebben gezeten hebben nooit de tijd nog gelegenheid gehad om hun trauma,s te verwerken.
Nu ze niet meer werken komen de herinneringen naar boven.
De vereniging Het Ondergedoken Kind wil in mei 2000 in Amsterdam en Franeker een gedenkteken onthullen over de onderduikperiode.
Het wordt een beeldje van een man die zijn arm om een kind heenslaat terwijl hij een koffertje draagt.
Dat beeld is niet alleen voor de kinderen, het is tevens een eerbetoon aan de redders.

L.C. 04-05-1999.