Foto:Jan Prosje

In stikje oer my skriuwe?

Jan Willem Prosje: geboren op 2 juli 1905 te Tzummarum.
Reeds in de ouderdom van 82 jaar, maar soms lijkt het of de tijd stil heeft gestaan, want eenmaal op verhaal lijken de gebeurtenissen nog maar kort geleden.
Met de jaartallen heeft Prosje wel enige moeite en zegt dan “ik sil de frou wol efkes freegje dy wit soks folle better as ik”.
Op de lagere school heeft Prosje bij juf Kamminga, meester Ennema en meester Tol in de klas gezeten; van een oude schoolfoto die in de Leeuwarder Courant heeft gestaan weet hij nog bekenden aan te wijzen.
Daarop ook een meester die nogal dronk “wy wisten dat doe net, mar foaral de arbeidersbern krigen in soad op’e bealch, zei Prosje en voegde er aan toe dat meester zijn neutje placht in te nemen op zijn knieën achter de lessenaar.
0m de dranklucht te verdoezelen at meester verdacht veel pepermunt.
Er gebeurde vroeger veel op school, leuk was dat altijd niet en zo kon het wel eens gebeuren dat een ouder woedend op school verscheen en woedend tegen de meester tekeerging.
Als bijna twaalfjarige kwam Prosje van de lagere school en ging hij met zijn vader naar boer T. Hoogterp om daar te werken op het land. “Letter haw ik ek noch yn Frjentsjer by een boer wurke, mar dat wie neat wurdich”.
Prosje moest daar de hele dag werken en dan kreeg ie pas ’s avonds om negen uur warm eten, “Dat wie fierstento let, en dęrom bink der doe mar wei gien” aldus een nu nog schijnbaar verongelijkte Prosje.
Veel vertier was er niet voor de jeugd toen, wat ze graag mochten doen was kaatsen, Zoveel tijd was daar nu ook weer niet voor maar op zondag kon dat wel.
De tijden waren toen duidelijk anders dan nu, het lag blijkbaar allemaal wat gevoeliger, maar volgens sommigen mocht kaatsen op zondag niet.
Er werd toch gekaatst op zondag door Prosje en vrienden en op een keer kwam politie Bijlsma de jeugd uit de “keatsgreide” sturen.
“Wy hawwe hem doe mei wat grutte jonges by kop en kont pakt en yn’e sleat smiten, doe koene wy wer keatse.
0p 4 mei 1933 is de heer Prosje in het huwelijk getreden met Fettsje Hoekstra, geboren te Stiens.
Toen moest er voor brood op de plank gezorgd worden en naast werken bij boeren heeft Prosje ook nog in de plaatselijke Gasfabriek gewerkt als stoker.
0p de vraag, wanneer hij met de handel is begonnen, kan hij niet met zekerheid antwoorden, echter na het zoeken van de vergunning bleek dat deze in 1957 was verkregen.
Daaraan vooraf zijn enige cursussen gevolgd om zodoende het examen van bekwaamheid voor kleinvee in Amersfoort en een voor grootvee in Utrecht met goed gevolg af te leggen.
In het begin was het natuurrijk niet makkelijk om je brood alleen met de handen te verdienen en moesten er nevenfuncties worden verricht zoals b.v. schaapscheren.
En van de plaatselijke “concurrent” handelaren was de heer Jan Draaier, toen al niet zo jong meer, welke naast de handel ook de noodslachting runde.
“Ja, doe hat boargemaster Duker my noch frege oft dat ek wat foar my wie, en sadwaamde haw ik doe die needslachting ek krigen.
Dit was ideaal naast de handel die Prosje dinsdags naar Sneek en vrijdags naar Leeuwarden voerde.
Handel is handel en je moet nu eenmaal leergeld betalen en dan verlies je wel eens wat en je wint er wel eens wat aan.
Zo langzamerhand “kreeg”hij steeds meer boeren in Tzummarum en begon zijn handelschap te bloeien.
Er is mij ook wel eens wat vee ontstolen en zo heb ik eens een ram uit Groningen teruggekregen,maar van een geit die in Purmerend was beland heb ik alleen het velletje in ontvangst mogen nemen.
Met de noodslachting werd er ook weleens een oogje dichtgeknepen.
“Der belibben je ek wat, mar dęr haw ik noait oer praten, sa bin ik net”schijnbaar ging het ook daar wel eens buiten het boekje om.
Verstoken van ziekte was Prosje ook niet en heeft in het ziekenhuis gelegen met zijn rug.
Zijn relaas uit die periode betreft meer zijn kamergenoot welke volgens Prosje de verkeerde operatie heeft ondergaan.
Hij liep later op twee krukken en was er slecht aan toe.
“0ch dy dokter dat wie in “hampelman” hij soe my ek “operearje neffens in foto ik hie dy man net sa heech”.
Toch heeft Prosje zich in het leven altijd staande kunnen houden, ook al waren het soms slechte tijden.
Na een lange poos op de Hearewei te hebben gewoond, wonen Fettsje en Jan Prosje nu in een bejaardenwoning aan de Joh. Roordastrjitte.

Sj. Talsma
Uit dorpskrantje mei 1987.