De laatste tijd zijn er heel veel gegevens over het Stellingcomplex Koehoal, door de familie Reitsma aangeleverd.
We hebben besloten om dit alles zeer nauwkeurig in kaart te brengen.
Het is ons gebleken, dat dit niet gaat om een eenzame bunker, maar om een Stellingcomplex van Bunkers-Afweergeschut-Barakken-Controleposten enz.
Dit kost veel tijd, maar dat hebben we er graag voor over.
Deze geschiedenis mag niet verloren gaan.

1 De Stelling Koehool aan de Sédyk onder Tzummarum.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog (in de periode 1941- 1945) is er aan de zeedijk tussen de woningen Sédyk 4 en 6 en aan de Griene Leane onder Tzummarum op last van de Duitse bezetters een Stelling gebouwd die deel uitmaakte van de Duitse luchtverdediging.
De ‘Ortskommandantur’ van de Stelling Koehool zetelde in Franeker.

Vanaf Tzummarum was direct na de woning Sédyk 6 Tzummarum bovenop de zeedijk een wachtpost met onderaan de dijk een onderkomen voor de wacht en vanaf richting Dijkshoek onder Firdgum bij de woningen Sédyk 3 en 4 Tzummarum een identieke opstelling.
Uit een publicatie van de toenmalige gemeente Barradeel blijkt dat vanaf 30 maart 1942 een stuk van de openbare weg langs de zeedijk, evenals een stuk van de Griene Leane, werd afgesloten. De afsluiting werd aangeduid met borden.
Op de Stelling waren gedurende de jaren eind 1941 tot mei 1945 steeds ongeveer 50 tot 70 Duitse militairen van de Wehrmacht en Luftwaffe gehuisvest.

De Stelling bestond totaal uit 4 bunkers, 3 stenen gebouwen, een grote houten barak, parkeerterreinen, wachtposten, een geschutsplateau voor 4 stuks geschut aan de zeekant van de zeedijk.
Het gehele gebied was afgezet met een prikkeldraadversperring en landmijnen.
De bouw heeft grotendeels plaatsgevonden in het jaar 1941.
De Stelling werd vanaf de Hoarnestreek voorzien van elektriciteit, waterleiding en telefoon.
Naast de gevorderde woning Sédyk 5, gelegen binnen het gebied, was een transformator voor de elektriciteitvoorziening gebouwd.

Voor de aanleg van het geschutsplateau aan de zeekant van de zeedijk werd een perceel landbouwgrond van Riemer Siderius gelegen tussen de woningen Sédyk 5 en 6 onteigend en afgegraven met een grote Duitse graafmachine.
Zo is daar een diepe Put ontstaan.
De vrijkomende grond werd met lorries bij de zeedijk opgereden en aan de zeekant werd een plateau gemaakt.
Het plateau werd daarna voorzien van een forse laag bewapend beton waarop het geschut in stelling kon worden gebracht.
Het plateau is nu nog duidelijk zichtbaar aanwezig.
De artillerie geschutsstukken werden met militaire voertuigen ‘s morgens aangevoerd vanuit Franeker en ‘s avonds weer teruggebracht en hoofdzakelijk gebruikt voor oefeningen.
Men schoot dan boven de Waddenzee op een zak die achter een vliegtuig hing.

In de zeedijk hebben in totaal 4 betonnen bunkers gestaan, waarvan er één is behouden.
Na de westelijke wachtpost kwam, Bunker nr.1 Deze bunker was opgetrokken vanuit de voet van de zeedijk en had een begane grond met nog een verdieping.
In deze bunker was de keuken gehuisvest en een eetzaal voor de soldaten.
Hierna kwam de nog bestaande Bunker nr. 2.
Deze bunker was bestemd voor opslag van goederen.
Aan de westkant van deze bunker was een stenen trap gemaakt.
De bovenkant van de bunker was voorzien van een borstwering van ruim 1 meter hoogte.
Verder waren op statieven verrekijkers geplaatst, waarmee de omgeving in de gaten kon worden gehouden.
Tevens stond er een mitrailleur opgesteld.
Daarna kwam Bunker nr. 3 genaamd de gevangenis.
Er was maar één toegang bestaande uit een soort venstergat, dat kon worden afgesloten met tralies en een luik.
Deze bunker met een moddervloer had geen voorzieningen en diende voor Duitse soldaten die werden gestraft.
Je kon er zitten en liggen op een soort verhoging van droge modder.
Dan kwam de thans nog aanwezige en de in 1941eveneens aangelegde oprit naar het geschutsplateau en het achter de zeedijk aangelegde gecamoufleerde parkeerterrein voor legervoertuigen.
Na de oprit kwam de grootste Bunker nr. 4, een voorraadbunker.
Deze bunker was weer opgetrokken vanuit de voet van de zeedijk en bestond uit een begane grond met een verdieping.
Op de verdieping stond o.a. een elektrisch aangedreven machine waarmee uit koolzaad en blauwmaanzaad olie werd gedraaid. Het zaad werd in zakken aangevoerd en de olie in grote glazen mandflessen afgevoerd.
Frits Reitsma, toen wonende Sédyk 6, werd als jongen door de Duitsers vaak belast met het draaien van olie.
In het onderste gedeelte van deze bunker op de begane grond was vermoedelijk de opslag van munitie.
De Bunkers waren allemaal afgedekt met camouflagenetten.
Een 100 meter verder, naast de woning Sédyk 4 Tzummarum stond tussen de weg en de sloot een grote houten barak die diende als verblijf voor de gewone soldaten.
Het vertrek bestond uit een zaal met tafels en banken en verder slaapruimten met stapelbedden.
Rondom deze barak waren pakken stro geplaatst en het geheel was afgedekt met camouflagenetten.
Ook waren er links en rechts van de bunkers in de zeedijk wapenmagazijnen gebouwd die waren afgesloten met ijzeren deuren.
Als men geen dienst had stonden de persoonlijke wapens daar in.

Het woonhuis Sédyk 5 Tzummarum, liggende binnen de prikkel draad versperring, was omstreeks 1928 gebouwd en eigendom van het echtpaar Pieter Tjeerd Heeringa, van beroep kustvisser, en zijn vrouw Lieuwkje Kroese.
Deze woning werd door de Duitsers gevorderd en het echtpaar Heeringa heeft gedurende de oorlogsjaren gewoond aan de Camstrawei 9-11 te Firdgum in het voormalige schoolhuis.
De woning Sédyk 5 werd in 1942 betrokken door de commandant van de Stelling.
In de berging van het huis werden o.a. douches en een wasgelegenheid gebouwd.
De nutsvoorzieningen, bestaande uit elektra, water en telefoon, zijn direct na de oorlog weer afgekoppeld, zodat de bewoners aan de Sédyk weer verder moesten leven met de petroleumlamp en de regenwaterbak.

Aan de Griene Leane die loopt van de Sédyk naar de Hoarnestreek stonden vanaf de zeedijk gezien aan de linkerkant, op het akkerbouwperceel van Teakele Swart, na ruim honderd meter stonden twee gelijksoortige stenen gebouwen nr. 5 en 6 met pannen gedekt zadeldak.
Deze gebouwen oogden gelijk als het huis Sédyk 5 dat ook was opgetrokken uit rode Groninger stenen.
Deze beide gebouwen waren bestemd voor verblijf van de officieren en onderofficieren.
Er werden ook reparaties uitgevoerd aan auto’s en geschut.
Ongeveer een honderd meter verder op een akkerbouwperceel van Willem Wassenaar stond dan nog een gebouw nr. 7, eveneens opgetrokken uit rode Groninger stenen met zadeldak.
Dit gebouw werd gebruikt als garage/ kantoor en deels als messroom voor de officieren en onderofficieren.
Langs de Griene Leane waren ook nog een paar parkeerterreintjes aangelegd voor militaire auto’s.
Verder waren er op het gehele terrein op een drietal plaatsen latrines gegraven, waar men onder een afdak en tussen schotten zijn behoeften kon doen.

Tzummarum 8 augustus 2011
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0 In 1954 is het gezin van Willem Lieuwe Heeringa en Aaltje Draijer met vijf opgroeiende zoons in het huis Sédyk 5 gaan wonen.
Zij woonden eerst vanaf april 1945 in het huis Sédyk 16, 8851 RM Tzummarum.
Lieuwe weet nog dat hij in april 1945 met een Sjoerd Dijkstra uit Tzummarum mee mocht naar Koehoal, waar toen de Canadese bevrijders nog aanwezig waren, omdat er nog Duitse militairen op de Waddeneilanden zaten.

In de maand juni 2009 heeft de heer Jan Reitsma, Hertog van Saksenlaan 26, 8801 ES te Franeker Tel. 0517-395447 een globale schetstekening gemaakt van de situatie met betrekking tot gebouwen en andere voorzieningen op last van de Duitsers aangebracht in het begin van de oorlogsjaren.
Jan Reitsma geboren in 1933 heeft vanaf zijn geboorte met het gezin van Meinte Reitsma ( totaal 10 kinderen) tot hij is getrouwd gewoond in het huidige perceel Sédyk 6, 8851 RM Tzummarum.
Dit perceel lag vanaf Tzummarum gekomen net voor de wachtpost van het door de Duiters bezette gebied van de Stelling.
De vader van Jan, Meinte Reitsma had daar een klein akkerbouwbedrijfje met melkveehouderij.
De jongste kinderen van het gezin Reitsma kwamen in deze oorlogsjaren wel vaak bij de Duiters binnen het bezette gebied.
Ze hebben wel verteld dat daar vaak wel wat meer was te eten dan thuis.
De situatie tijdens de bezettingsjaren en ook na de oorlog toen Jan als jonge werknemer bij het Waterschap Vijf Deelen zeedijken mee heeft geholpen met het opruimen van de bunkergebouwen en parkeerterreinen.
Hij is toen maanden bezig geweest met het puin ruimen van de afgebroken bunkers.
Een deel is gestort in de Grote Kolk bij de Skilleane en langs de toenmalige zomerdam van Koehoal naar het Statenhoofd.
Tjep Ploegstra woonde in het perceel Sédyk 3 en kon prachtig vertellen over de moffen (Duitse militairen) en de afbraak van de houten barak na de oorlog.
Toen de Duitsers nog maar net waren vertrokken waren er al mensen bezig met de afbraak van de barak.
Tjep deed daar ook aan mee maar vertelde altijd dat hij alleen blank onbeschilderd hout mee nam.
Hij heeft er later een hok van gebouwd bij zijn huis.

Over het algemeen had de bevolking aan de Sédyk in de eerste oorlogsjaren volgens overlevering weinig last van de Duitsers, maar later toen er ook een aantal S.S. soldaten waren ingekwartierd, werd een ieder wat behoedzamer.
Zo nu en dan kwamen er ook mensen van de Grüne Politzei die in Sint Anna parochie waren gelegerd voor een inspectie.
De natuur ging ook in de oorlogsjaren zijn gang.
Er kwamen ook vrij regelmatig jonge vrouwen uit de regio naar de Duitse soldaten.
Na de oorlog werden deze vrouwen vaak moffenmeiden genoemd.
Een toen ter tijd in de buurt wonende jonge boerenzoon vertelde dat hij daar vlak bij de houten barakken in hooioppers voor het eerst had kennis gemaakt met condooms.
De Stelling werd ook vaak bezocht door een Duitsgezinde bewoner van de Sédyk met een groot gezin.
Het kwam ook wel voor dat deze persoon meeging als er razzia’s werden gedaan naar jonge mannen in de dorpen.
In het boek “Bommen op Saakstra’s Brug” wordt deze persoon ook een aantal malen genoemd.
Op het huis waarin het gezin woonde stond een hakenkruis geschilderd met de tekst;‘Deutschland wind’!
Ook ging het verhaal de ronde dat er op enig moment een lijk aanspoelde van een bemanningslid van een neergestort geallieerd vliegtuig.
Hij haalde het lijk uit zee en bracht het triomfantelijk hangend over de schouder naar de Stelling.
Hierdoor werd hij besmet met lijk- tyfus, maar herstelde hier toch weer van de ziekte.
Na de oorlog werden de NSB’ers en andere sympathisanten van de Duitsers uit Tzummarum en omstreken opgehaald en tijdelijk opgesloten in de Openbare school te Tzummarum.
De meesten zijn later door het tribunaal veroordeeld tot gevangenisstraffen, die meestal in Veenhuizen moesten worden uitgezeten.

Zie om een beeld te krijgen van de situering op de site www.oudtzummarum.nl in de Map van de Stichting Bunker Koehoal bij fotokaart nr. 3483 en nr. 3507.
In deze map zitten ook nog een aantal foto’s met Duitsers er op af gebeeld.

Bij foto nr. 3503 staat de tekst vermeld van de naoorlogse functie van de opbouw op de thans nog bestaande bunker als Luchtwachtpost van het korps Luchtwachtdienst.
Op 30 september en 4 november 2009 hebben Wietse Leistra en Lieuwe S. Heeringa bij Tresoar in Leeuwarden enig onderzoek gedaan in de boeken van het Dijksbestuur van het Waterschap Vijf Deelen Zeedijken Binnendijks.
Het verslag van dit onderzoek gedateerd 5 november 2009 gaat hierbij.

Op 19 juli 2011 hebben Wietse Leistra en Lieuwe Heeringa in Franeker ten huize van Jan Reitsma, waar ook zijn broers Frits en Rein Reitsma bij aanwezig waren, uitvoerig inhoudelijk gesproken over de functies en inrichting van de bunkers en andere gebouwen tijdens de periode 1941- 1945 van de Stelling Koehool.
De luchtfoto’s van de RAF nr. 5391 en nr.6109 gedateerd 13-09-1944 op bovengenoemde website kwamen daarbij goed van pas.

Tzummarum, 24 december 2009 en 26 juli 2011.
L.S.Heeringa