DE DUITSE LUCHTVERDEDIGING.

De bunkers hier ter plaatse waren een onderdeel van de Duitse luchtverdediging.
De Duitsers besloten hun bezette gebieden, met Nederland vooraan, te versterken.
Hier moest een vooruitgeschoven luchtverdedigingslinie opgezet worden, zodat de Britse bommenwerpers op weg naar Duitsland in het “Vorfeld” Nederland konden worden tegengehouden en neergeschoten.
Het werd de Duitsers al snel duidelijk dat de aan-en afvliegroutes van de Britse bommenwerpers voornamelijk over Nederland liepen.
Vooral bij aanvallen op steden in Noord-Duitsland was het boven onze provincie een komen en gaan Van honderden zware bommenwerpers, aanvankelijk alleen 's nachts, maar vanaf 1943 ook overdag.
Om deze bombardementen een halt toe te roepen zette de Duitse bezetter vanaf de herfst van 1940 een luchtverdedigingslinie op.
(Bunkers Koehoal 1941).
Honderden stuks luchtafweergeschut en zoeklichten werden op strategische posities in de kustprovincies en op de Waddeneilanden opgesteld.
Daarnaast werd met de bouw begonnen van een gordel radarstellingen, om de nachtelijke Britse binnenvliegers te kunnen onderscheppen.
De radarstellingen in Noord-Nederland waren “Schlei” op Schiermonnikoog, “Tiger” op Terschelling, “Loewe” bij Marum, “Gazelle” bij Veendam, “Eisbaer” in Gaasterland en “Salzhering bij Den Helder.
De vliegbasis Leeuwarden vervulde een centrale functie in de Duitse luchtafweer.
De nachtjachtvliegers van Leeuwarden patroulleerden boven de radarstellingen die hen naar de binnenvliegende bommenwerpers leidden.
Tussen 1941 en 1944 schoten de Duitse bemanningen rond de 370 Britse toestellen neer, waarbij minstens 1500 vliegers uit alle delen van het Britse Gemenebest sneuvelden.
De meeste van deze bommenwerpers kwamen neer op Friese en Groningse bodem ook in het ijsselmeer en het waddengebied.
In 1942 en 1943 werden ieder jaar rond de 130 bommenwerpers neergehaald door de Leeuwarder nachtjagers.