BUNKER KOEHOAL

Op vrijdag 14 oktober is de gerenoveerde bunker van Koehoal feestelijk onthult.
Het waterschap wilde de bunker uit de Tweede Wereldoorlog in verband met de veiligheid destijds gaan slopen.
Maar in overleg met de Stichting 'bunker Koehoal' is besloten de bunker te behouden en te gaan renoveren.

Bij de bunker is ook een informatiebord geplaatst waarop de situatie in de oorlogsjaren is omschreven en getekend.

De Stelling Koehoal aan de Sédyk onder Tzummarum.

Tijdens de Tweede wereldoorlog is er aan de zeedijk tussen de woningen Sédyk 4 en 6 en aan de Griene Leane onder Tzummarum op last van de Duitse bezetters een stelling gebouwd die deel uitmaakte van de Duitse luchtverdediging.
De 'Ortskommandantur' van de Stelling Koehoal zetelde in Franeker.
De bouw van de stelling heeft grotendeels plaatsgevonden in het jaar 1941.
Uit de richting van Tzummarum gezien, was direct na de woning Sédyk 6 bovenop de zeedijk een wachtpost met onderaan de dijk een onderkomen voor de wacht en vanaf richting Dijkshoek onder Firdgum bij de woningen Sédyk 3 en 4 een identieke opstelling.
Uit een publicatie van de toenmalige gemeente Barradeel blijkt dat vanaf 30 maart 1942 een stuk van de openbare weg langs de zeedijk, evenals een stuk van de Griene Leane, werd afgesloten.
De afsluiting werd aangeduid met borden.
Op de stelling waren steeds ongeveer 5O tot 70 Duitse militairen van de Wehrmacht en Luftwaffe gehuisvest.

De stelling bestond in totaal uit 4 bunkers, 3 stenen gebouwen, een grote houten barak, parkeerterreinen, wachtposten/ een geschutsplateau voor 4 stuks artilleriegeschut aan de zeekant van de zeedijk.
Het gehele gebied was afgezet met een prikkeldraadversperring en landmijnen.
De stelling werd vanaf de Hoarnestreek voorzien van elektriciteit, water en telefoon.
Het woonhuis Sédyk 5 dat binnen de prikkeldraadversperring lag, was omstreeks 1928 gebouwd en eigendom van het echtpaar Pieter Tjeerd Heeringa en zijn vrouw Lieuwkje Kroese.
Deze woning werd door de Duitsers gevorderd en het echtpaar Heeringa heeft gedurende de oorlogsjaren gewoond in het voormalige schoolhuis in Firdgum.
De woning Sédyk 5 werd in 1942 betrokken door de commandant van de stelling Koehoal.

Voor de aanleg van het geschutsplateau aan de zeekant van de zeedijk werd een perceel landbouwgrond gelegen tussen de woningen Sédyk 5 en 6 onteigend en afgegraven met een grote Duitse graafmachine.
Zo is daar een diepe put ontstaan.
De vrijkomende grond werd met lorries bij de zeedijk opgereden en aan de zeekant werd een plateau gemaakt.
Het plateau werd daarna voorzien van een forse laag gewapend beton waarop het artilleriegeschut in stelling kon worden gebracht. Het plateau is nu nog duidelijk zichtbaar aanwezig.
In de zeedijk hebben in totaal vier betonnen bunkers gestaan, waarvan er één is behouden.
Na de westelijke wachtpost kwam Bunker nr. 1.
Deze bunker was opgetrokken vanuit de voet van de zeedijk en had een begane grond met nog een verdieping.
In deze bunker was de keuken gehuisvest en een eetzaal voor de soldaten.
Hierna kwam de nog bestaande Bunker nr.2.
Deze bunker was bestemd voor opslag van goederen.
Aan de westkant van deze bunker was een stenen trap gemaakt.
De bovenkant van de bunker was voorzien van een borstwering van ruim 1 meter hoog.
Verder waren op statieven verrekijkers geplaatst, waarmee de omgeving in de gaten kon worden gehouden.
Tevens stond er een mitrailleur opgesteld.
Daarna kwam Bunker nr. 3 genaamd de gevangenis.
Er was maar één toegang bestaande uit een soort venstergat dat kon worden afgesloten met tralies en een luik.
Deze bunker met een moddervloer had geen voorzieningen en diende voor Duitse soldaten die werden gestraft.
Het was een zeer sobere voorziening, je kon er zitten en liggen op een soort verhoging van droge modder.
Dan kwam de nu nog aanwezige oprit naar het geschutsplateau en het achter de zeedijk aangelegde gecamoufleerde parkeerterrein voor legervoertuigen.
Na de oprit kwam de grootste Bunker nr. 4, een voorraadbunker.
Deze bunker was weer opgetrokken vanuit de voet van de zeedijk en bestond uit een begane grond met een verdieping.
Op de verdieping stond o.a. een elektrisch aangedreven machine waarmee olie uit koolzaad en blauwmaanzaad werd geperst.
In het onderste gedeelte van deze bunker op de begane grond was vermoedelijk de opslag van munitie.
De bunkers waren allemaal afgedekt met camouflagenetten.

Naast de woning Sédyk 4 stond tussen de weg en de sloot een grote houten barak die diende als verblijf voor de gewone soldaten.
Het vertrek bestond uit een zaal met tafels en banken en verder slaapruimten met stapelbedden.
Rondom deze barak waren pakken stro geplaatst en het geheel was afgedekt met camouflagenetten.
Ook waren er links en rechts van de bunkers in de zeedijk wapenmagazijnen gebouwd, die waren afgesloten met ijzeren deuren.
Als men geen dienst had stonden de persoonlijke wapens daar in.

Aan de Griene Leane die loopt van de Sédyk naar de Hoarnestreek stonden vanaf de zeedijk gezien aan de linkerkant, twee gelijksoortige stenen gebouwen nr. 5 en 6, beide met een pannen gedekt zadeldak.
Deze gebouwen oogden gelijk als het huis Sédyk 5, dat ook was opgetrokken uit rode Groninger stenen.
Deze beide gebouwen waren bestemd voor verblijf van de officieren en onderofficieren.
Er werden ook reparaties uitgevoerd aan auto's en geschut.
Ongeveer 100 meter zuidelijker stond dan nog een iets groter gebouw nr.7.
Dit gebouw werd gebruikt als garage/ kantoor en deels als Offiziersmesse.
Langs de Griene Leane waren ook nog een paar parkeerterreintjes aangelegd voor militaire voertuigen.
Verder waren er op het gehele terrein op een drietal plaatsen latrines gegraven/ waar men onder een afdak en tussen schotten zijn behoefte kon doen.

De geschiedenis op het paneel is samengesteld door Jan Reitsma uit Franeker, Lieuwe Heeringa en Wietse Leistra.
De situatietekening van de Stelling is gemaakt door Rienk Talsma.

Met veel belangstelling het stuk in het Dorpskrantje gelezen over de bunker in de zeedijk!
Het landbouwperceel waar de stenen gebouwen 5 en 6 op de tekening staan was in gebruik bij mijn vader, onder de naam "weermacht".
Ik kan mij nog herinneren dat ik daar met mijn grootvader Catharinus Jaarsma naar toe liep (ik zal toen een jaar of 4 geweest zijn) als hij bij ons logeerde, en dat we dan naar de echo's luisterden in de betonnen restanten die er toen (rond 1950) nog stonden.
Uit latere jaren weet ik nog dat op de weermacht altijd veel steenresten/puin naar boven kwam, in het bijzonder na het aardappelrooien.
Die stenen werden ook wel apart verzameld, omdat ze lastig waren in de oogst (en nuttig om gaten in de Grieneleane op te vullen).
Ook lagen er veel stukken van een soort bakeliet, rond met een schroefdraad, die schijnen bij de munitie gehoord te hebben, en zijn na de oorlog volgens mijn moeder wel in de kachel verstookt.

Hier laat ik het even bij,hartelijke groeten,
Rinus Jaarsma
0317 412234.