Foto:1
”De myn” 1914-1918
Foto 3:
Heerenstreek1908
foto 4:
Torenstraat 1954
Foto 5:
Route van de berging van de mijn.
Foto 6:
Spoorwegovergang Sexbierum Franekereind ± 1907
Foto 7:
Het station Sexbierum-Pietersbierum

Tebek yn'e tiid deel 57 December 2010

Toen ik één dezer dagen op de Nije Buorren liep, dwaalden mijn ogen over de achterkanten en tuinen van de Alde Buorren.
Tussen de voormalige Fixet-tuinwinkel en de woning van Bouwe en Tineke Tjallingii-van Dijk ligt de nu winterse dahliatuin van de familie Glazema-Leyendekker, onder een laagje sneeuw.
Ook de oude zeemijn is met winterse neerslag bedekt.
Onwillekeurig gaan mijn gedachten zo tegen het eind van het jaar met een glimlach terug naar het jaar 1955, toen ik een jaar of 17 was.
Maar voordat ik verder ga, laten we eerst onze inmiddels overleden dorpsgenoot Marike Post- Westra even "aan het woord".
Ze schreef in het decembernummer van Silhouet 1994, het volgende stukje:
”De myn” 1914-1918
Froeger as lyts famke seach ik it sulverkleurich rûne ding oer de âld feart yn Glazema ‘s tún lizzen.
Ik rekke der net oer út tocht en nou pas ha ik de dryste skuon oanlutsen om der wat oer te fernimmen.
Glazema en ‘e frou noegen my deryn en ik kriich it ferhaal.
Sa om en de by 1914-1918 mobelesaasje tiid moat it ding oanspield wêze ûnder Pitersbierrum.
De seedyksters wiene der tûk op om it gefal te demontearjen (tige gefaarlik)
It koper waard der útsloopt, want dat wie jild wurdich.
Om net tsjin de lampe te rinnen dumpten se de myn yn it kanaal.
Letter lei hy jierren te pronk by boer Nouta yn Pitersbierrum.
Glazema syn heit; Foeke; kocht him fan in opkeaper en hat him te pronk set yn syn dahliatún.
Der leit der no noch.
Sa is myn nysgjirrigens nei mear as 60 jier befredige.
M.P. W.

Deze losgeslagen Duitse zeemijnen waren in die tijd niet zeldzaam, want ook voor het gemeentehuis van Barradeel in Pietersbierum lag zo’n exemplaar later, in I945, werd op die plek het monument gemetseld, dat in I985 naar het plantsoen op de Terp in Sexbierum verhuisde.
Net als bij vrouw Post trok die mijn bij Glazema, bij meer mensen de aandacht.
Zo was dat bij ons -jongemannen van een jaar of zestien, zeventienook het geval.
Vooral zo tegen het eind van het jaar.
Wij als kameraden hadden bedacht, dat die mijn daar, in die tuin, al te veel oudejaarsavonden de klok twaalf had horen slaan.
Hij moest nodig eens van zijn plaats. Maar dat was vlugger gezegd dan gedaan.
De dorpsvaart met zijn steile wanden versperde aan de kant van de Nije Buorren de doortocht.
Bovendien zat de holle mijn vol modder en was enigszins ingegraven.
Zoals in die tijd gebruikelijk liepen we zondags, vooral in de wintermaanden, als “jongfolk" zowel tussen 11en 12, als tussen 4 en 6 uur verscheidene "slaggen" om de Alde en Nije Buorren, zodat je als jonge feinten en fammen elkaar talloze malen tegenkwam.
Ook werd er veel in portieken en tegen winkelruiten samengeschoold.
Vaak tot grote ergernis van de betreffende bewoners en winkeliers.
Tijdens die “patrouilles” hadden we dus volop gelegenheid om de met de mijn af te leggen route te verkennen.
Het einddoel was: midden op de Hoeke, zodat zowel het gereformeerde als het hervormde kerkvolk, praat voor bij de nieuwjaarskof?e had.
Vanaf de Alde Buorren had je 2 stegen naar de dorpsvaart.
Eén tussen Samme en Liep (no 2) en Ruurd —Anna (no 4).
De andere tussen Glazema (no 12) en timmerman Banning (no14). Alle bewoners van de achterliggende woningen hadden recht van overpad door die stegen, omdat bij de dorpsvaart een stalt was, waar men de was kon spoelen en waterputten voor schrobben enz.toen iedereen later waterleiding kreeg, verloren deze stegen hun functie.
Ook de stalten takelden daarna snel af.
Die bewuste oudejaarsavond gingen we eerst even naar de kerk.
Daarna naar huis voor wat drinken en een lekker hapke.
Om half elf verzamelden we op de Hoeke.
Het was aardig donker. Dat kwam ons goed van pas.
Veel volk was er niet op de been, want in de huizen was het gezellig.
Sjoelen en andere gezelschapsspelen doodden de tijd.
In de steeg tussen Glazema en Banning, moesten we heel stil zijn, want de geluiden weerkaatsten daar erg.
De heg tussen de tuin van Glazema en de timmerwerkplaats van Banning was niet erg dicht.
Voordat we het wisten, stonden we dan ook bij de mijn.
Met een man of vijf lukte het ons hem los te wrikken en naar de haag te rollen.
Toen moesten we wel even “uitpoesten”.
Bij het rollen door de haag, knapten er een paar takken.
Dat kon ook niet anders.
Voor alle zekerheid gingen we vijf minuten in dekking.
Gelukkig hadden we de overals aan.
Toen nergens een deur of raam open ging, verzamelden we al onze krachten en rolden hem in sneltreinvaart door de steeg.
Lawaai of geen lawaai.
We moesten zien dat we met de buit snelheid maakten en in één ruk doorgingen tot aan het tsjerkhôfsstek.
Toch was er bij Glazema licht aangegaan en deuren geopend.
Volgens ons waren Glazema en de vrouw op dat moment niet thuis en hadden de dochters, Janke, Jetske en Griet, waarvan de oudste een jaar of dertien was, wel een glimp van ons gezien. Maar de m?n was nu in ons bezit.
Langs het kerkhof naar de Hoeke toe rolde hij bijna vanzelf. Dat was de moeite niet.
We waren dan ook zo trots als een pauw, toen onze buit daar midden op de Hoeke lag.
Er was bijna nog geen kop op het dorp.
Binnen drie kwartier hadden we het even ge?ikt.
Vlug de overals uit, de kam door het haar en thuis nog even achter de oliebollen aan.
Wer binne jimme west? Ooh even een slach de Buorren om west, mar der wie noch neat te beleven.
Tsjin tolven sil it wol oars wêze.
Dat was inderdaad het geval, want toen we kwart voor 12 op de Hoeke aankwamen, zagen we dat de “openbaren” met onze mijn bezig waren.
Douwe van der Zee van Alde Buorren 20 en de Zemelbuurtsters Henkie Bastiaans, Wimpie van Zon en Tjerk Douma hadden de mijn naar de halve meter hoge afscheiding van de dorpsvaart gerold en hem er overheen gewipt, voordat we er wat aan konden doen.
Daar lag hij dan.
De voeltentakels kwamen nog net boven het stromende water uit.
De positie was: tussen het huis van Renze en Jacoba Mollema, Tsj.Hiddesstrjitte no 1 en de rode beuk die aan de overkant in de "Engelse tuin" stond. Op foto no 3 ziet u een afbeelding uit 1908 van deze tuin.(naar een idee van landschapsarchitect Roodbaard).
Voor ons, Piet de Jager, Klaas de Boer, mijn persoon en nog een paar anderen was de lol eraf.
Het ergste was dat het kerkvolk niet het door ons gewenste koffiepraat zou hebben.
Voor de mijn misschien fijn‚ want hij lag weer in zijn element.
Tijdens het afstromen van Roptasyl kwam hij de komende tijd telkens een eindje boven het wateroppervlak uit, de ronde opening naar boven.
Een dag of 10 later -ik was achter in de hokken bezig- kwam mem bij me met de mededeling dat er iemand voor me in de voorkamer stond.
Ik merkte op dat mem wat uit haar gewone doen was.
Toen ik de kille voorkamer in kwam stond lange Tolman daar met zijn 2 meter in vol ornaat: compleet met politiepet op zijn gepukkelde gelaat, glanzende kaplaarzen, pistool en gummiknuppel aan de koppelriem.
Hij leek daar in die voorkamer heel anders dan wanneer dat hij door het dorp fietste.
Hij woonde toen aan de Hearewei no 14‚ waar Auke en Geertje van der Ploeg later gingen wonen.
Hij bereed een motor met zijspan en had in de achtertuin een kennel met een politiespeurhond, waar zo nu en dan in het bosk mee geoefend werd.
Zo hij daar stond, voelde ik me even uit het veld geslagen.
Mem kwam er ook nog bij.
Toch viel het allemaal reuze mee.
Zijn toon was mild, toen hij vertelde dat getuigen mij hadden herkend tijdens het oudejaarsgebeuren met de mijn.
Als ik er met mijn maten voor zou zorgen dat alles weer op z?n plaats kwam, was voor hem de kous af. Nu dat beloofde ik graag natuurlijk.
Schilder Glazema, die in die tijd vaak adverteerde dat hij als vakman overal te ontbieden was, zal wel gedacht hebben: dat oudejaars-akke?etje laat ik aan de vakman (politie) over.
Toch wilden we als kameraden nog wel wat "wille" van onze stunt hebben.
Dagen van te voren maakten we aan zoveel mogelijk dorpsjeugd bekend, dat zaterdagmiddag om half twee de mijn met veel tam tam naar Glazema’s tuin teruggebracht zou worden.
Bij laag water nam ik de maat van de mijnopening en zaagde een balkje af dat 20 cm. langer was.
Dat werd die zaterdagmiddag in de opening geplaatst, zodat we met behulp van een stuk ketting en touwen het geval met man en macht door het water naar het heechhout van de Torenstraat sleepten.
Aan publiek geen gebrek.
Daarna werd het zaak om het geval bij de lichtglooiende helling bij S?tse en Zus Wierenga op te slepen.
Dat kostte wel even wat moeite.
B? een paar balken op werd het slachtoffer vervolgens op het platte karretje van de zaak gerold. Vervolgens ging het in optocht, omringd door dorpsjeugd, nog door verschillende straten van het dorp met als eindbestemming: via de steeg en de haag, weer in Glazema’s tuin.
U begrijpt dat ik nog met plezier aan dit voorval terugdenk.
Ook namens Maartje allen een voorspoedig 2011 toegewenst.
Harm Zaagsma.

Ald nijs fan Klaas Tjipkes Hibma (1909-1993)

Stasjonswei no. 10 "lt stasjon"
Het station is omstreeks 1902 gebouwd.
Voor die tijd kwam de naam Stasjonswei dan ook niet voor.
Wel heeft de Nederlandse naam "Stationsweg" een paar jaar bestaan.
Dat was enige jaren voor en na 1945.
De stationschef woonde ook in het stationsgebouw.
Voor het kopen van treinkaartjes klopte men aan bij het loket, vanwaar men het kantoor goed kon overzien.
De chef kon daar de telegraaf en in een later stadium ook de telefoon bedienen.
Ook de zakken met post werden hier gebracht.
Vooral de telegraaf was in onze kinderogen een apart apparaat.
Hoe kan men door onregelmatig getik nu een boodschap doorseinen?
Ook de twintig-plussers van die tijd waren toen nog "skrúten" om een telefoon te gebruiken.
Omdat zowel telegraaf als telefoon via een draad ging, kon men zich er nog wel iets bij voorstellen.
Maar vandaag de dag is "de hikke foargoed fan de daam".
Men zíet "beukers" van 4 of 5 jaar rondlopen met mobieltjes die contacten over de hele wereld tot stand kunnen brengen.
Al met al woonden we "gaadlik" naast het spoor.
Us mem, heeft er vaak gebruik van gemaakt, want haar familie in Tzummarum (4 broers en beppe) was in een minuut of wat te bereiken.
De “opreed" naar het station was zo'n 25 meter breed en bestraat met node klinkers.
Alles werd goed onderhouden. Zowel voor als achter was een ingang.
Mensen van stand reisden met de 2e klasse, waar ook een aparte wachtkamer voor was.
De 3e klasse was meer voor de gewone man.
Het portaal en de gangen waren betegeld met estriken, terwijl de wachtkamers houten vloeren hadden.
Alles was “tige geef".
Het kantoortje had een erker, zodat men de seinen en de spoorlijn kon overzien.
Als het donker was werden de seinen verlicht met een petroleumlamp, die scheen door het rode of groene licht.

Sein schuin omhoog rood; onveilig
Sein horizontaal groen: veilig.
Oare kear mear
15-10-1991
K.H.