Foto:1
kalendertekening naar een foto uit 1895
Links van witte gevel: koestal van Rintsje en Uilke Schoelier.
Foto 2 :
Links naar rechts: In 2003: Harm Zaagsma, Wim Nicolet, en zijn jongere broer.
Foto 3:
Links naar rechts in 1955: Sipke Roukema, Jaike Roukema-De Boer, Sybren Roukema.
Foto 4:
Links naar rechts in 1955: Roelof Zaagsma, Sjoerdtje Zaagsma-van der Brug, Harm Zaagsma, Petrus J.W.Zaagsma, moeder en vader Nicolet, Crispinus Carel Zaagsma, Geeske Pols, Jurrendina Zaagsma.
Foto 6:
Eeltje de Boer hier voor zijn winkel op de Terp.

Tebek yn ‘e tiid no 59 april 2011

We halen deze maand nog even wat herinneringen op uit de oorlogstijd.
In de kranten wordt de laatste tijd nogal wat geschreven over de evacués uit Limburg.
Ook de hongerjongens uit Amsterdam waren in die tijd in onze dorpen aanwezig.
Tien jaar geleden, in aflevering 3, schreef ik daar ook al eens over.
Doordat de geallieerden eind 1944 oprukten naar Noord-Limburg, werd er langs de Maas zwaar gevochten.
Omdat de Duitsers zich daar stevig genesteld hadden, lagen Roermond en omgeving voortdurend onder vuur.
Vooral de Maasbruggen waren het doelwit van de bombardementen.
Doordat de burgers hun leven niet meer zeker waren, werd hun zowel door de bisschoppen als de Duitsers bevolen om naar Noord- Nederland te gaan.
Huis en Haard moesten worden achtergelaten om daarna in goederentreinen, via een omweg door Duitsland, naar Friesland, Groningen en Drenthe te gaan.
Onderweg werden de treinen nog door geallieerde jagers beschoten, zodat er ook nog doden en gewonden vielen te betreuren.
Zowel de doden als gewonden werden in die treinen meegenomen.
Begin 1945 kwamen de mensen uit Roermond en omgeving in Sexbierum aan.
In de bewaarschool werden ze eerst opgevangen, waarna ze tegen de avond door vrijwilligers uit onze dorpen, bij de gezinnen werden ondergebracht.
Wij kregen Gerard Vossen in huis.
Met zijn 21 jaar, was hij als oudste, hoofd van een ouderloos gezin uit Maasniel.
Zijn jongere zuster, Truus, was bij armmeester de Jong.
Zijn twee broers, Jan en Leo, waarvan de jongste 13 jaar was, waren ook in onze dorpen ondergebracht.
Gerard zijn verloofde, Maria, kreeg onderdak bij het hoofd van de Openbare School.
Enige tijd later kwamen de hongerjongens uit Amsterdam.
Op een Zondagmiddag, tegen vijven, kwamen ze vanaf Franeker, Sexbierum binnen.
Ze waren daar van de trein gehaald, en zaten op boerenwagens, waarop een laag stro lag.
Ik zie ze nog langs het café van Ringia rijden. (De Harmonie)
Ik hoorde dat één van de jongens zei: we krijgen straks brood met vlees.
Wij kregen Henk in huis.
Een rasechte, levenslustige Amsterdammer, van een jaar of 10.
Volgens mij was zijn achternaam, van Kempen, en woonde hij aan de Rozengracht.
In tegenstelling tot de andere jongens, was hij Rooms-katholiek.
Maar van heit moest hij in bepaalde dingen, wel in ons protestantse gareel lopen.
Daar protesteerde hij wel eens tegen.
Zo ging hij naar de Hervormde School.
Bij kapper Koos Sijbesma in de scheerwinkel, werd hij door de andere klanten eens op de praatstoel gezet.
Hij vertelde toen, in geuren en kleuren dat er bij Zaagsma, na het eten, een dik boek op tafel kwam, waaruit voorgelezen werd.
Hij moest dan met de armen over elkaar zitten, terwijl hij er niks van begreep.
Vervolgens werd er een blaadje van een kalender gescheurd, wat ook nog gelezen werd.
Als de achterkant van dat blaadje, ook nog aan de beurt kwam, werd er soms opeens gelachen. Van bekenden hoorden we dat dan.
Toch maakte hij in ons gezin een vrolijke tijd door. Hij hield van grappen en grollen.
Ook kon hij zijn oren in de knoop doen, wat hij te pas en te onpas deed.
Toen hij tijdens het “hûshimmeljen” weer eens wat uitgehaald had, sloten mijn oudere zusters hem op in een hokje van een paar vierkante meter, waar hij vervolgens met de tuinslang natgespoten werd.
Een flinke tijd na de oorlog, stond hij op een zondagmorgen opeens op de stoep.
Hij had de reis nog eens overgedaan.
Nu in vredestijd.
Van Amsterdam met de nachtboot naar Lemmer, en daarna op de fiets naar Sexbierum.
Het driehoekige fietsvlaggetje met het wapen van Amsterdam erop vergezelde hem.
Wat me als negenjarige toen opviel, was dat hij nog een boterham van thuis bij zich had, waar zo’n dik stuk kaas tussen zat, dat het met een broodmes gesneden moest zijn.
Bij ons thuis, waar we een kaasschaaf hadden, was dit ongekend. (sommige dingen blijven je altijd bij.)
De Evacués uit Limburg, vormden een soort gemeenschap in onze dorpen.
Zo was de oude dorpsschool in Pietersbierum als R.K.kerk ingericht.
Bij ons thuis, bij anderen en op straat, hoorde je zo nu en dan Limburgse liederen zingen.
Toen ze ons een paar jaar na de oorlog nog eens gingen opzoeken, namen ze in tegenstelling tot de eerste keer, geen vlooien maar lekkere vlaaien mee.
Ook kregen we een stenen wandbord waar Jozef en Maria met een ezel op afgebeeld stonden.
Het onderschrift luidde: Gij hebt ons geherbergd van Januari tot Mei 1945.
Het heeft jaren aan de schoorsteenmantel gehangen.
Omstreeks 1995 is Gerard nog eens met een paar familie leden op bezoek geweest.
Om afscheid te nemen werd gezegd.
Zowel bij de aankomst als het vertrek hadden ze de tranen in de ogen.
Enkele jaren geleden is Gerard overleden.
In die oorlogstijd zag je vaak dat de onderduikers of evacués bij hun gastgezinnen de handen uit de mouwen staken.
Zo zag je Jan, die bij Rintsje en Grietsje Schoelier-Vormsma onderdak vond, vaak met de kedde en driewielige “ierd karre” over het Achterom rijden.
Hij had dan kuil of voederbieten “ut de heap” gehaald.
Het vee van Rintsje en Uilke stond in het hok aan het Doolhof, en in het bûthús achter de woning van Schoelier aan de Nije Buorren no.16 (pakesizzer Erik Terpstra woont er nu).
Het gezin Nicolet uit Amsterdam had ook 2 jongens die in aanmerking kwamen om naar gastgezinnen in Friesland te gaan.
Het was natuurlijk niet niks om zulke jonge kinderen in oorlogstijd voor onbepaalde tijd, naar een onbekende bestemming te laten vertrekken.
De jongste was eigenlijk nog te klein. Maar de nood was hoog.
Er werd tegen hen gezegd: Denk erom, wat er ook gebeurd, jullie moeten beslist bij elkaar blijven.
Met die boodschap kwamen ze in onze dorpen aan.
Bij het gezin van melkcontroleur Sipke Roukema, aan het Terppaed no. 6, werd ook aangebeld.
Het was de bedoeling om één persoon te huisvesten.
Maar toen buurvrouw Jaike zag, hoe de jongste zich aan zijn oudere broer, vastklampte, zei ze: komen jullie beide maar bij ons hoor.
We hebben nog wel een kamertje vrij. Hun eigen zoons waren al volwassen.
Toen Maartje en ik, in de nazomer van 2003 ’s middags na het eten nog even zaten te napraten, zei ik: wat zullen we nu hebben? Op het Terppaed liepen zo te zien 2 oudere echtparen met een foto in de hand, de huizen te bekijken.
Daar moest ik meer van weten. Op mijn vraag of ze iets zochten, werd geantwoord dat de 2 mannen hier in de hongerwinter ergens gelogeerd hadden.
Het bleken de gebroeders Nicolet te zijn die bij de familie Roukema onderdak hadden gevonden.
Natuurlijk werden ze uitgenodigd om een kop koffie te drinken.
Herinneringen uit die tijd werden opgehaald.
Wim de oudste, vertelde dat hij toen over een smal paadje langs een vaart was gelopen, waar aan de andere kant hele hoge gele bloemen bloeiden.
Nadat ze over een hoge brug waren gelopen, waren ze bij de zeedijk gekomen. Natuurlijk is dat het Fiskerspaed. geweest waar toen het koolzaad bloeide. Eén van de dames maakte nog een foto, die ze later met een bedank briefje opstuurde. Dit was één van de vele verhalen uit die angstige maar vaak ook gezellige tijd. De gebroeders Nicolet benadrukten nog eens, hoe hartelijk ze door de familie Roukema ontvangen waren.
Op de andere foto’s kunt u zien dat de ouders van de jongens hier in 1955 ook al eens geweest waren. Sipke en Jaike Roukema-de Boer waren toen nog in leven.
Oan ’t een oare keer.
Harm Zaagsma

Ald Nijs fan Klaas Tjipkes Hibma (1909-1993)
Omgeving Stationsgebouw Sexbierum
De vorige aflevering beschreven we het stationsgebouw.
Maar er waren ook nog bijgebouwen Zo'n 10 meter verder stond een stenen toiletgebouw.
Maar toen het spoor niet meer reed, heeft men het nog gebruikt als "hynstestâl".
Aan de andere kant stond een loods die gemaakt was van spoorbiels om "ark" en ander "geriif" een plaats te geven.
Verder had de aardappelveiling Sexbierum-Pietersbierum er een houten gebouw waarin ook een klein kantoor was.
Van de 2 perrons werd het 2e niet veel gebruikt.
Alleen als er een paar goederenwagons via de wissel naar de spoorheuvel moesten.
Later was de spoorheuvel bij de loods van Westra voor de jeugd een "noflik en gaadlik boartersplak".
Zoals de jeugd nu met speelgoedautootjes speelt, zo waren vroeger de speelgoedtreintjes in.
Tegenwoordig hebben trouwens veel pappa's op de vliering hun eigen spoortje.
In de eerste tijd, van 1900 tot 1920, was het hier ook in de "bouhoeke" een opgaande tijd.
Is het tegenwoordig, op alle gebied schaalvergroting wat de klok slaat, voor 1900 zochten veel mensen de schaalvergroting in Amerika.
Er waren dan ook ware volksverhuizingen aan de gang.
De eerste 20 jaar van de vorige eeuw werd er dankzij het spoor goed geboerd.
Op de spoorheuvel werd wat op- en afgeladen: aardappelen, bieten, vlas, stro en in droge zomers ook water.
Maar ook cokes en antraciet en de goederen voor de plaatselijke middenstand.
Er golden bij het spoor twee tarieven: franco station en franco huis.
In het laatste geval moesten de goederen bij de klant aan huis worden gebracht.
In de crisistijd hebben wij daar als jonge mannen nog wel eens wat mee verdiend.
Het was toen alom armoede.
Duitsland had de "krieg" verloren (1914-1918).
Maar Hitler liet het er niet bij zitten en zei : Geen boter, maar kanonnen.
Onze grootste afnemer van zuivel, vee en groente nam maar mondjesmaat af.
Onder andere boeren gingen op de fles en vee werd afgeslacht en ingeblikt.
Voor weinig geld werd het blikvlees onder de slagers verdeeld.
Over het spoor werd het aangevoerd.
Met de 2e stationschef Sijbe van der Pol, mochten mijn broer en ik het met de handkar van ús heit bij Van der Zwaag, Gratama en Eeltsje de Boer, de drie slagers, franco thuis bezorgen.
De Terp hadden we om droge voeten te houden, maar bij Eeltsje de Boer op de Terp aangekomen, stond het zweet ons in de klompen.
Maar de rijksdaalder die we elk van Sijbe kregen deed ons dat snel vergeten.
Tenei mear. l5-10-'91
K.H.