UIT DE HISTORIE.....

Aug 1977

Een artikel over café “Pas ver en rust wat” te Pietersbierum, de volgende anecdote.
Het moet indertijd gebeurt zijn, dat een dominee eens uitspande bij bovengenoemd café.
Hij had een prachtig span paarden voor zijn rijtuig.
Een zeker boer, die de weleerwaarde niet onbekend was kon dit moeilijk verkroppen.
Hij plaatste hier enige schampere opmerkingen over, maar dominee deed alsof hij het niet hoorde.
Toen kwam de boer met zwaarder geschut en zei:
Ik begrijp niet, dat u het aandurft om paarden voor de wagen te spannen, want onder oud Israël mochten toch geen paarden gehouden worden, alleen maar ezels en zelfs de grote zender reed ook op een ezel.
Daarop reageerde de dominee met de volgende woorden: “inderdaad, u hebt gelijk broeder, maar sinds men hier in deze omgeving de boeren als ezels gebruikt ben ik we1 genoodzaakt paarden voor mijn rijtuig te spannen.
Algemene hilariteit en de boer droop af.
Nu nog even naar "Petrus-ti1tsje" in Sexbierum.
Dit brugje 1ag op de Zuid-Westhoek bíj het kerkhof over de dorpsvaart en heeft vermoede1ijk deze naam gekregen omdat op de hoek van de Nije Buorren (huis van Hettema) omstreeks 1840 een genees-, heel- en vroedmeester, Petrus Joh. Wijbrandus Knoll woonde.
Net achter dit brugje in de z.g. "Engelse tuint”stond een bord , dat m.i. het vermelden waard is.
Daar het kerk-en gemeentebestuur overeengekomen waren om het betreden van het kerkpad niet toegankelijk te stellen voor vee, werd een bord geplaatst met onderstaand opschrift:
"Het leiden en drijven van paarden en rundvee langs het kerkhof is verboden".

Burg. L.W. de Vries.

Men wilde dus geen paardengehinnik en koeiengeloei op het kerkpad horen, of was het om de “nalatenschap” van bovengenoemde dieren voor de zolen der kerkgangers en het bevuilen van de kerk.
A1s het laatste het geval was, waren de bestuurders vroeger zeker millieu bewust.
In deze tijd zou een verbodsbord en dan speciaal voor honden op de Tsjerk Hiddesstrjitte missehien ook wel op zijn plaats zíjn.
Het is maar een tip.

B.S.

Sept.1977

van het verbodsbord op het kerkhof maken we een uitstapje naar de Sexbierumer mieden.
Dit werd van ouds zo genoemd, omdat daar in vroegere tijden het meeste weiland gemaaid werd voor hooi.
De “finnen”,waren speciaal voor beweiding en de “mieden" voor de hooioogst.
Nu stonden in de I7e eeuw twee boereplaatsen in de sexbierumer mieden, genaamd Sloterdyck en Vogelensang.
De eerstgenoemde heeft het langste leven gehad.
In de 1e helft van de l9e eeuw is de schuur afgebroken, terwijl de huizing (woongedeelte) in takt b1eef.
Deze schuur werd in het dorp Sexbierum weer opgebouwd en we1 vlak tegenover de Enna, naast de garage Norder, en was eigendom van de heer Jensma.
Hij is in 1976 voorgoed afgebroken.
Misschien is het u opgevallen hoe dik de balken (binten) waren, waarop het dak rustte. Dit bintwerk was van buitengewone afmetingen (omtrek 2 ŕ 2.40 mtr.
De huizing in de Mieden is in de jaren 1940-1950 afgebroken.
De ouderen onder ons wisten dat er een “eerste steen” in de gevel aanwezig was en bij nader onderzoek bleek deze nog aanwezig te zijn bij de heer A. Nannnensma aan de Ottemaleane en in prima, staat.
Op deze steen leest men onderstaande inscriptie:
"Den l9 april l68l lagh Simon Tjerts Sloterdyck alhier de eerste steen”. Terecht was de opmerking inderti jd dat deze steen haast ,,de Vrede van Munster” ( 1648) nog meegemaakt had.
Als deze steen spreken kon, dan zou die ons nog veel kunnen vertel- len van de sexbierumer mieden en de hístorie hleromheen.

B.S.

Okt. 1977

Kort geleden kreeg ik een kaartje in handen van het dorp Sexbierum van omstreeks 1835".
Dit werd gemaakt naar aanleiding van het feit dat de landerijen allemaal werden gemeten en geregistreerd voor het kadaster.
Ook de percelen waar huizen op stonden werden stuk voor stuk officieel opgemeten en te boek gesteld"
Het dorp Sexbierum was toen, wat het aantal huizen betreft aanmerkelijk kleiner dan nu en deze stonden ook veel dichter: op elkaar.
De dorps-vaart liep midden door het dorp vanaf de kade, via de Nije Buorren en de Tj.Hiddesstrjitte-Toerstrjitte naar de Hearewei.
Ten westen van de vaart stond aan de Tj. Hiddesstrjitte" alleen maar één blok van 6 woningen van R. Mollema t/m Hiemstra en aan de Nije Buorren 15 woningen.
Op het Fliet stonden 9 woningen, beginnende bij garage De Boer en eindigde op het Achterom(laatste bewoner B.Groothof).
In totaal dus 30 huizen aan de westkant van de dorpsvaart en één wo- ning waar nu koster Zijlstra een nieuwe woning bouwt.
Dit was voorheeneen boerderijtje, dat onder de kerkelijke goederen viel en de naam "Vicarie" droeg omdat de Vicarus daar in de l6e eeuw zijn inkomsten op verdienen moest.
Dit was een hulpkracht van de pastoor en moest dezein de geestelíjke werkzaamheden bijstaan.
Om het kerkhof heen stondentoen veel meer woningen o.a. op de oostwal van de dorpsvaart in de z.g, Engelse tuin, waar nu de bushalte is en dan verderop naar de Herv.School en op de plaats waar die nu staat.
De dorpsherberg stond toen op een andere plaats, te weten aan de Oostkant van de Alde Buorren, tussen Ter Horst en de Herv.Pastorie.
De naam was toen niet. "De Hamonie" zoa1s de nu bestaande dorpsherberg heet" maar “De Zon”.
Daar kan men een romer vol krijgen voor 3 cent en een extra grote voor 5 cent, daar kon je dan met beide ogen in kijken.
Over deze oude herberg vond ik in de aantekeningen van ons oud dorpsgenoot S.M.Janzen het volgende gedicht:
DE BIWENNERS FAN DE ZON:
Alde Barends hier ‘t altyd oer syn heit - Dy focht mei Zoutman op’e Doggersbank - Kry gjin pensioen neitt men seit - Hie fen earmoed beide knibbels ut é broek - Kaem der ien yn é herberg op bezoek - den lei er de iene knibbel op ‘e oare -en derop 1ei er syn hoed, nimmen koe ’t sjen - De ŕlde baes hie it den nei it sin - Gjerrit syn soan wier siele ranseler – foar ramplesant, as nűmer ruilder - Stie wol op'e merk en rop stees lűder - den wennen dęr in fjouwertal- gezinnen. - om der to kommen moasten jo trepkerinne" - Tidens de keelziekte stoaren der ek bern - 't Wie dęr gjin deftich spul, det wier to sjen - Mar oan alles kaem ienkear in ein - Herberg "De zon" hie it byltsje der bij leín.
In het laatst van vorige eeuw is dit gebouw afgebroken, waarna er huizen werden gebouwd, die kort geleden plaats moesten maken voor de doorgang naar de Skoalstrjítte.

B.S.

nov 1977

De vorige keer zijn we geeindigt bij de herberg "De Zon”, maar we moeten nog even terug naar het “Molenpaed”, langs de ,Rottefŕ11e", (Tsjerkebuorren).
Ŕan het Molenpaed stonden toen maar enige huizen en wel alleen aan de Noord Westkant.
Zo was het ook op de Tsjerkebuorren.
Aan de Westkant was alles bebouwd maar de Ooostkant praktiesch helemaal niet.
Alleen op het Noordeinde stonden een paar huizen, te beginnen bij de fam.Bos en vervolgens verder om de hoek het Tinnepaed langs het oosten in.
De naam”Rottefŕ11e" zal vermoeileiijk zijn ontstaan, doordat de rijdweg hier uiteindelijk op een voetpad uitkwam en dus doodliep, zodat men vast kwam te zitten.
Met koeien en paarden kon men via het voetpad Noordoost, op het eind van de "Rottefálle" we1 in de "Burefenne” of “Heer Duco fenne" komen , maar wou men er met paard en wagen heen, dan moest men de Hearewei langs en over de brug bij de molen rechtsaf.
Dit was de enige manier om met voertuigen in de Fiinne te komen.
Aan het begin van de Tsjerkebuorren (hoek skoalstrjitte) stonden in 1835 vier huisjes.
Twee hiervan zijn kortgeleden (zomer 1977) opgeruimd , maar de andere twee, die iets meer naar achteren en naar het zuiden stonden, moesten het veld ruimen in 1881.
Hier woonden in die tijd een tuinman, Metz en schoenmaker,baes Rinse”, omdat de herv. kerkvoogdij hier een bewaarschool wilde bouwen, moest ruimte gemaakt worden en werd voor deze mensen een nieuw huis gebouwd.
De tuinman kreeg het huis toegewezen dat nu bewoond wordt door Klaas Díjkstra, en de schoenmaker dat van Joh. Post, beide gelegen aan de Tsjerkebuorren.
De kerkvoogdij had toen een mooie ruimte en een mooie stand voor een te bouwen kleurerschool, die op 3 januari 1882 in gebruik werd genomen, hier hopen we naderhand nog op terug te komen.
Aan de Aldebuorren stond in die tijd de Hervormde pastorie, niet waar hij nu staat, maar iets meer naar voren tegen de straat.
Deze is in de twintiger jaren afgebroken.
Het postkantoor stond in het eind van de vorige eeuw aan de Noordkant van de pastorie in de skoalstrjitte en een zekere Verhage was toen postkantoorhouder .
Vanaf de bewaarschool (Skoalstrjitte) liep een pad achter de pastorietuin langs naar de "Kninefokkerij", die nu pastorijbuorren genoemd wordt.
Dit pad, dat bij de fam. Plat uitkwam, heette het"Dronkemanspaedt'.
Vermoedelijk heeft het deze naam te danken, aan de bezoekers van "De Zon", díe iets te diep in het glaasje hadden gezien.
Het was dan misschien een mogelijkheid om ongezien, via een omweg, thuis te komen.
Men bleef dan verschoond van de jeugd, die in die tijd ook wel mee kon doen.
Maar daarover een volgende keer.

B.S.

Dec. 1977

Via het "dronkemanspaed" dat bij de fam. Plat langs liep zijn we aan- geland op de Pastorybuorren.
Omstreeks 1835 stonden hier maar een paar huizen n.l. alleen aan de Noordkant vanaf de Aldebuorren.
Dit waren 2 blokjes waar 6 huishoudingen in ondergebracht waren.
Aan de zuidkant stonden helemaal geen woningen.
Zelfs de "bargesteech" was toen nog niet geboren.
wel liep er een pad vanaf de Aldebuorren recht uit het zuiden in, vlak achter de huizen van de Kade langs tot het terrein van de fa. Wissmann.
Het perceel land dat ten zuiden van de Pastorybuorren gelegen was noemde men voorheen "Exercitie-fji1d" deze naam stamt uit de Napoleontische tijd, dit perceel dat toen vermoedelijk grasland was, werd in de Franse tijd door de bezettende macht als militair oefenterrein gebruikt.
0p dit perceel heeft vermoedelijk in de 16e en 17e eeuw de pastorie gestaan, waardoor de "kninefut" de naam pastorybuorren gekregen heeft.
In de 19e eeuw was de pastorie a1 aan de Aldebuorren.
Het volgende komische voorval waar de jeugd mee annex was wil ik u niet onthouden.
In 1865 werd pastorie aan de Aldebuorren betrokken door Ds.Hendrik M.M. Rappard, voorheen dominee te Engwierum.
Hij had zijn baard ook laten staan, zoals in die tijd meestal gewoonte was, (bij dit soort oudere mensen als teken van waardigheid) maar het stelde niet veel meer voor dan wat "poddehier" (in de volksmond was dit dan: Pietersbierrumer merke; hjir en dęr in tentsje).
Dominee werd in 1869 weduwnaar en kreeg daarna een huishoudster uit Utrecht, die zich Sibilla Horst schreef.
Zii was vermoedelijk niet helemaal recht van lijf en leden, daar trouwde dominee mee in december 1870.
Toen schreef de Sexbierumer jeugd op de pastorie schutting:

De dagen zjjn vervuld
dat Kike met de bult
en Hindrik met de baard
tesamen zijn gepaard
Maar ds.zijn kroost (hij had o.a. twee jongens) Mathijs en Theodoor die ook niet van gisteren waren, vulden het gedicht verder aan met de woorden:

0, wil mij toch verlossen
van deez Sexbierumer ossen
en breng mij naar mijn wensen
In Holland bij de mensen.
Dit heeft ook niet zolang meer geduurd, want in de zomer van 1872 nam ds. een beroep aan naar Ede en heeft hij de Sexbierumer ossen achtergelaten.
B.S.