Ald Nijs januari 1981

Kade

We willen deze keer iets zeggen over de Kade.
Mijn ouders hebben daar 7 jaar gewoond en ik ben daar geboren in het huis van nu de firma Wissmann.
Naast ons in't zelfde huis woonde een broer van mijn vader en later de fam. Stellingwerf .
Wanneer beide kamerdeuren tegelijk open gingen, dan liep je elkaar letterlijk tegen 't lijf.
Hoewel ’t onvrij was, vergeleken met onze naaste buren in (Brussel) woonden wij er veel beter.
In dat (Brussel ) ook wel (á1d earmhûs) genoemd vanwege het feit dat het ooit eens als armhuis dienst had gedaann woonden in die tiid gezinnen, 6 aan de voor en zij kanten, 3 aan de achterzijde.
Deze laatste 3 werden ook nog na 1940 gebruikt als woning.
We kunnen ze ons nog goed herinneren.
Fam, R. Tijsma, K.D. de Boer fam. G. Jager, fam. Brandsma Boersma, Kikstra, A. Dijkstra, Goudberg, Gemser, fam. F.Bos enz.
Van de fam. v.d. Bos waren de beide ouders doofstom, en als kinderen verwonderde je erover hoe deze man en vrouw met elkaar konden praten met hun handen en ook hun kinderen verstonden hen in die taal.
De Kade werd toen bewoond door ongeveer 120 mensen, de bewoners van de schepen niet meegeteld.
Nu misschien 30 a 35 de woonruimten waren in die tijd, voor ( de mindere man) slecht.
Dat er nog geen waterleiding was, vormde een groot probleem, vooral als't niet vaak regende en de regenputten leeg waren.
In deze toestand is veel verbetering gekomen.
Tegenwoordig word er ook nogal veel over de woningnood gesproken en vaak ook wel terecht, maar aan de andere kant, kunnen oudere mensen het niet altijd zo vanzelfsprekend vinden dat jongeren niet meer bij hun ouders willen blijven en dan menen recht te hebben op een eigen woning een van de positieve dingen van toen het verkeer langs de Kade.
De timmerman G.Miedema had een grote bruine hond "Banko"die de gewoonte had om midden op de straat te gaan liggen slapen en het verkeer moest er dan maar omheen.
Je hoefde toen bij't oversteken niet angstig te zijn, want bij't begin van het dorp stond een verkeersbord, maximum snelheid 12½ km.
Nu de vaart dicht is en de straat veel breder, is het niet veiliger geworden.
Je kunt niet meer in't water vallen, dat is waar, maar je hebt meer kans om aangereden te worden met max. snelheid 5o km.
De kinderen konden rustig op straat spelen.
Ook het terrein van de zuivelfabriek werd niet verboden.
Vaak hebben we op onze knieen gewacht voor de lage kelderraampjes van de (tsiiskelder) want we wisten, dat als Elle Gemser daar de kantjes van de Friese kazen afsneed er wel wat kaasrandjes voor ons overschoten.
Nu iets aan de andere kant van de Kade, de schepen.
Er waren de vaste schippers zoals F.Mulder met "de jonge Jasper". Douwe Siegersrna met de "hoop op zegen" dan Th.Sippers en J.ldzinga en later v.d Meulen dit waren de turfschippers die er voor zorgden dat er in de winter brandstof was voor de turfkachels, maar ook voor de bakkers.
Dan was er het motorschip "Johannes" van Dorenbos en Dijkstra en later de "Tjerk Hiddes" van H.Wielenga en J.sijtsma.
Deze motorboten hadden een veerdienst op Leeuwarden en Sneek.
Het vee werd ook door hen vervoerd in ,”de veepream" verder kwamen er schepen met o.a. steenkool voor de zuivelfabriek, bakstenen voor de timmermannen en een keer met de draaimolen voor de "merke".
En niet te vergeten de schepen die de bietenvervoeren.
De bewoners van de Kade hadden in die tijd het gezicht op Pietersbierum en in de winter op de ijsbaan aan de overkant van de vaart.
Deijsbaan werd met water gevuld in de herfst door middel van een z.g.n. windmotor.
In de zomer werd er veel gekaatst en later korfbal, jammer dat dit veldje er niet meer is.
Wat er ook gemist word zijn de 2 kruidenierswinkels.
Van G. Elzinga die naast ons woonde en G.Siegersma naast het café van Dorenbos.
Twee slagers Tj. Gratema en Fennema.
Bij Fennema mochten wij over het erf lopen via een plank over de greppel en dan gingen we langs de z.g.n. bargesteeg naar de bewaarschool .
We zouden zo nog een tijd door kunnen gaan, maar willen het hierbij maar laten tot : tonei mear. < p> K.T. Hibma.

februari Winter
Alhoewel de “wintermaand” decenber allang voorbij is, zijn we nog in de winter, want de maand februari is hier bij ons vaak de koudste maand van het jaar.
In oude almanakken, wordt februai vaak aangeduid met “sprokkelmaand”.
We werden hier kortgeleden nog aan herinnerd door een T.V. uitzending, waarin beelden werden vertoond van houtzoekers , in de bossen, waarvoor toestemming was verkregen.
Onze gedachten gingen onwillekeurig terug naar de laatste jaren van de oorlog 1940-1945.
-Vooral die laatste winter was het bittere noodzaak om hout te zoeken om de kachel brandende te houden.
De sprokkelaars van tegenwoordig, sprokkelen voor hun “open haard ".
Een luxe artikel, dat om reden van het dure gas; ook nog wel wat “rendabeler” begint te worden.
We kunnen ons nog levendig voorstellen,dat in de winter 1944-1945 de telegraafpalen langs De oude spoorbaan van Sexbierum naaar Oosterbierum geruisloos waren verdwenen, Vlak boven de grond afgezaagd en dat daarna één voor één de restanten nog werden uitgegraven.
We vinden het dan ook een goede zaak, dat er door velen steeds meer op wordt gewezen, dat we zuiniger op onze grondstoffen moeten worden.
Als je het over winter hebt, denk je vaak direkt aan sneeuw en ijs.
In dat opzícht is het nu nog geen winter geweest en de naand janrari, ook wel “Louwmaand” genoemd, was een lauwe maand, maar pas op, twee jaar gel eden hadden we in FriesLand in februari ongekende hoeveelheden sneeuw, zodat veel dorpen in FriesLand geisoleerd raakten.
Vaak moest gebruik gemaakt worden van helikopters in noodgevallen.
Voor agrarisch Friesland betekende vroeger een strenge winter veel voorzorg, om de bewaarproducten, zoals aardappels, bieten, rapen, wortels (peen) en andere winterproducten zo goed mogeijk tegen bevriezen te beschermen.
De benamingen (de aardappels onder de winter, hjerst en wintehûd,heapbeslaen, tuskenhûd) hoorden allemaal bij het bewaren op het veLd.
Nu de gemengde akker- en veebedrijven haast allenaal verdwenen zijn, worden de bestaande schuren en stallen benut voor het bewaren van, in hoofdzaak, de aardappels.
En nu alles goed verzorgd is, kunnen we we een paar weken echt winter hebben, met goed ijs om op te schaatsen.
Voor schaatsliefhebbers wonen we hier niet op de beste plaats.
Wanneer men in het oosten en zuiden van Friesland aL een week had geschaatst, moesten wij ons hier op ons kleine ijsbaantje aan de kade vermaken.
Vooreerst vriest het in het begin, in het noorden minder hier dicht bij de zee, maar daar kwam toen nog bij, dat men zolang mogelijk de sluiazen bij Roptazijl en in Harlingen open Hield, om het overtollige water te lozen.
Maar door de stroming sLeet het ijs en duurde het langer voor het ijs “vertrouwd” was.
Maar als het dan eindelijk zover was, dan kwamen de baanvegers op het ijs.
Deze mannen zorgden er dan ook voor dat de “wekken” gemarkeerd werden door er takken omheen te planten.
En dan kreeg ieder het te pakken, de ijsbaan was op enkele kleine kinderen na verlaten en iedereen trok er op uit.
Zelfs de scholen werkten mee aan het ijsfeest.
Zo gebeurde het, dat ieder kind dat een briefje van de ouders had meeegekregen,’s middags om 2 uur de schooL moht verlaten.
We herinneren ons nog, dat KLaas en Kees van (omke Sietse) die toen op'(‘t War) woonden, aan De weg naar Franeker hier op school gingen en ’s middags bij pake en beppe overbleven, van pake Klaas een briefje meekregen met deze inhoud: Meester!ik wil dat U deze jongens om 2 uur loslaat !
Oudere mensen verhalen soms nog over strenge winters van vroeger.
Zo is heel bekend geworden de winter van 1890.
We hebben wel eens horen vertellen dat er hier een boer was, ik meen T. Okkinga, welke in de winter van 1890 wel 12 keer per schaats naar Leeuwarden was geweest om de markt te bezoeken.
Mijn grootvader, pake KLaasr had in die winter een tent op de z.g.n. (riehâls) waar hij warme chocolademelk en andere versnaperingen aan de vermoeide schaatsers trachtte te verkopen.
En voor de jonge menser, die soms bij maanlicht nog op de ondergelopen (Iegen) reden, had hij warme gekookte appels, 1 cent per stuk.
Zijn marktreclame was dan: sodene appels hiet, maakze me kwiet, voordat ik ze weg smiet.
Tot zo ver over de winter en op naar de Lentemaand? Nu nog een kleine correctie.
In het vorige nummer van silhouet over Elle Gemser, die vanuit de kelder van de zuivelfabriek ons kaaskorsten gaf.
Dit moest volgens Sippie Hoekstra niet haar vader Elle ,maar omke Bertus geweest zijn.

K.Hibma

maart lentemaand
De wintertijd is een tijd van rust in de natuur enhet lijkt er soms wel op, of er niets gebeurt.
Toch gaat ook in die schijnbare stilstand de natuur haar gang en vinden er soms onopgemerkt veranderingen plaats, zodat straks warrneer de zon hoger aan de hemel komt te staan en het weer zachter begint te worden, de knoppen aan de bomen opengaan, de bLoemen overal zichtbaar worden en alles overdekt wordt met mooi, jong groen.
“Dy moaie maitiid", mei syn blaue loft, Is foar minsken en foar blom, grif it moaiste skoft.
Er is een tegenwoordig veel gebruikte slagzin: Friesland is mooi, houen zo.
Wij vinden deze zin niet zo geslaagd, want al zou je het nog no graag willen, je kunt niet alles zo houden als het is en veel veranderingen zijn niet tegen te houden en dat is maar goed ook.
Ook in ons dorp en dorpsleven is veel veranderd.
We zouden dit graag in “Silhouet” willen illustreren, met b.v. foto’s en oude dorpsgezichten, maar dit is ons tot nu toe nog niet gelukt en we zullen de dingen van vroeger moeten “beschrijven”.
Welnu: wanneer we ons zouden indenken hoe het er 100 jaar terug uit zou zien, als we zouden staan bij het begin van “Frentsjerterein” bij de” ENNA” dan stonden er aan die weg, vanaf de garage Jensma tot aan J.Landstra maar 2 huizen vermoedelijk, het huis van dokter Rohn en het huis bewoond door D. Bastiaan en mvr.Minke Dijkstra-Nauta en aan de andere weg de “Stasionswei”alleen het oude huis, dat ook door mijn pake en beppe bewoond is geweest en in 1963 is afgebroken.
Aan de kade waar nu nog een gedeelte van de dorpsvaart is over Gebleven, kwam eerst het cafê met schuur en stalling van eene v.d.WaL.
Er werd ons door ouderen uit het dorp eerder eens verteld, dat het café is gebouwd van de afbraak stenen van een boerderij uit “De Mieden” en dan van de schuur, want “het Miedhuis” stond er nog midden in het land tussen Sexbierum en Oosterbierum in de jaren 1940- 1945.
Ook stichtte de heer Hendrik Bakker in de 90er jaren naast het café een graandorsbedrijf, dat door H. Bakker jr. nu nog wordt voortgezet.
Aan de andere kant van de weg verrees de zuivelfabriek, eveneens in de jaren 1890 - 1900 en Later omstreeks 1919 de vlasfabriek.
Maar de grootste verandering was wel de aanleg van de spoorbaan, vanaf Leeuwarden naar Harlingen, over Stiens, St.Anna, Minnertsga, Sexbierum - Pietersbierum.
Dit spoor is er gekomen in 1903 en om dezelfde tijd de aanleg van het gas, vanaf de gasfabriek te Tzummarum.
Dit was voor die tijd ook een hele verbetering , omdat alle huishoudingen gebruik konden maken van het gas voor de verlichting enom het eten te koken.
Het gas werd gehaald uit kolen, er bleef dan over de cokes, dit was weer een goedkope brandstof voor de verwarming.
Na de aanleg van “het spoor” werd door de heer v.d.Wal aan de stasjonswei de rij woningen gesticht: Stasjonswei 2-8.
Het café was verkocht aan W.Dorenbos en zelf woonde v.d.Wal op no. 2, maar slechts kort, de woningen zijn een paar jaar laterin 1908 verkocht aan de huurders.
Tot zover deze keer en een volgende keer meer, want we hebben nog maar enkele dingen kunnen aanstippen en wiIlen het vehaal niet te lang maken.

K.T. Hibma

April Grasmaand.
Ieder voorjaar zien we het wonder weer gebeuren,dat de levende natuur wakker is geworden En alles om ons heen weer goen wordt.
Ineens is het voorjaar, wat ook te zien is aan de drukte, die in een agrarisch dorp aanvangt Om het veld weer in te zaaien en te planten voor het komend seizoen.
De Fryske dichter Gyshert Jakobs drukte zich hierover uit: “El k is drok yn roeren, om syn dwaen to stjûren”.
Want ondanks het boeren gezegde: It aprilgérs is úzes net” is het maaien van het gras op het veld en gazon alweer begonnen.
En wij beginnen weer ons “verhaal” over (het spoor) te vervolgen.
In 1973 hebben de bewoners van de Stationswei op ons dorpsfeest, door met een trein met passagiers mee te doen aan de optocht, daarvan iets laten zien.
Het motief was “7O jier statsjonswei”.
De naam”stasjonswei” is niet door ons, maar voor ons bedacht, want eerder werd het spoorstraat of spoorrûntsje genoemd.
Dat laatste kwam doordat nu het spoor er was gekomen, men een rondje kon lopen.
Aan de zuidkant werden er 2 huizen gebouwd, de zo genoemde fabriekshuizen.
Het terrein daarvoor werd de heuvel genoemd, die er voor diende om de goederenwagons te laden en daarnaast was het rarrgeerterrein met de wissels.
Het vroegere” stille eind" van het dorp, was opeens zeer bedrijvig geworden door reizigers en goederenvervoer.
Zo kwam b.v. ook de krant en de post elke dag per trein.
Voor de woníng waar Gabe v.d. Meer nu woont stond toen een houten loods, waarin de heer H.Mollema, de vader van Rinze Mollema, fietsen en fietsonderdelen had en naast deze Loods was vaak een grote stapel spoorbiels.
Voor de jeugd van toen was deze heuvel een geliefde speelplaats.
Toch moesten we wel oppassen, want de lege spoorwagons met zijn remhokjes was verboden en wanneer we soms een lege wagon aan het rijden kregen, was het ook gevaarlijk.
Voor één van de twee rangeerders hadden we veel respect,(het was Siebe v.d. Pol) omdat we wisten dat hij heel hard kon lopen en wanneer hij je te pakken kreeg, dan kreeg je een gevoelig pak slaag, want dat mocht toen nog en die wetenschap weerhield de meesten ervan om iets te vernielen.
Van mezelf weet ik nog dat ik bij de satationschef Olthof moest komen en “soks hiene je gjin nocht oan”.
De spoorrails waar de goederenwagons werden geladen, liepen aan de westelijke kant uit op ”het dok”.
Dit z.g.n. “dok” was bestemd om goederen, aangevoerd per schip over te Laden in de spoorwagons.
Vanaf de spoorbrug over de Sexbierumervaart was richting station een brede vaart gegraven.
Deze vaart noemden we “het nieuwe kanaal”.
Dit “kanaal” is ongeveer 20 jaar geleden weer dichtgegroeid, toen de spoorbaan is opgeheven.
Ook dit stuk spoorbaan was in de tijd van onze jeugd zeer in trek, want naast de spoorbaan bleven verschillende stukjes “niemandsland”over,waar je holen kon maken.
Verder werd er in de zomer in het kanaal wel veel gezwommen, vlotten gemaakt en gevist (henge1en).
Al met al een ideale plek voor de jeugd van toen.
We hadden een overweg ,die naar richting Franeker, die beveiligd was met “spoorbomen”, maar de overweg naast het station, Jukemaleane, was onbewaakt.
Het mag een wonder genoemd worden, dat daar geen ongelukken gebeurd zijn.
Het is wel enkele keren gebeurd, dat kinderen van de lijn moesten worden gehaald voor een naderende trein.
We willen deze keer besluiten met een verhaal dat onlangs door een zekere van Sloten, afkomtsig uit Harlingen, werd gedaan.
Hij vertelde voor Radio Fryslân: “Yn ’t earst doe’t er treinen rieden troch Fryslân, wiene de (bewaakte overwegen)wér de spoorbomen mei de hân betsjinne waarden.
Op in keer bliuwde der in rydtúch foar de spoorbomen stean.
De man frege de frou die‘t de bomen krekt slúten hie, om him der troch to litten, mar de frou Wegere.
Doe sei er tige brimstig: Wítte jo wol wa’t ik bin.
Ik bin boargemaster Pereboom!
De frou seag him oan en sei: âl wiene jo de appelbeam út it Paradys, de bomen bliuwe ticht. Oan’t safier.

K. Hibma.

MEI - Bloeimaand.

Te Maaie.
De maitiid. is te rûken
Oan gers en krûd en blomt
It grien rint oan de tûken
It grien rint oer de romt
De hôven pronkje bûten roai
Natûr, wat bistû wûnder moai !
Te Maaie.

Dit vers kwam mij in gedachten bi j het zien van al het moois wat er telkens alle jaren te zien is, als het wonder gebeurt dat alles weer begint te bloeien.
We kunnen het in deze maand om ons heen zien, in ons dorp en buiten in het veld.
En we moeten erkennen dat niemand in staat is om zelf al dat moois te kunnen maken.
We kunnen er wel allen van genieten en dankbaarheid tonen aan de schepper van alle dingen.

Het station.

We blijven met ons verhaal nog een keer in de tijd van de trein.
U ziet hier afgedrukt een oude kaart van het station, dat heden in dezelfde vorm nog bestaat en is te zíen, maar op deze foto kunnen we het gebouw zien zoals het was toen het echt als ”spoorstation”dienst deed.
Op het perron staan de familie van de stationchef Hette de Jong; zijn vrouw en beide dochters Rommie en Wijke en de twee personeelsleden Andries Kingma en Sibe v.d. Pol.
Op de voorgevel de naam Sexbierum -Pietersbierum.
Verder reclame borden, o.a. Delft Veekoek.
Duidelijk te zien acht witte( potjes ) voor de telegraaf (er was toen nog geen radio ).
Ook kan men verderop een bord gewaar worden met: 2e klas wachtkamer.
Dit was de wachtkamer voor de elite die niet 3e klas wilde reizen.
De grote 3e klas wachtkamer is op deze plaat niet tezien.
Uit deze 2e en 3e klas wachtkamers blijkt, dat er toen hier ook al sprake was van een zekere “apartheid” maar gelukkig moest toen het actie-voeren nog worden uitgvonden.
In de trein kon men in de 2e klas op zachte banken zitten, terwijl de 3eklas rijtuigen voorzien waren van houten banken.
Het station is een plaats van wachten, instappen en uitstappen.
Het is moeilijk te beschrijven, maar in en om een treinstation heerst een bepaalde sfeer.
Het klinkt er anders, het ruikt er anders.
Vooral een groter station is net een bijenkorf.
De 3e klas wachtkamer van het station Sexbierum- Pietersbierum, is in onze herinnering gebleven als een plaats waar men vaak een gezellig praatje onder elkaar hield en de dorpsnieuwtjes werden uitgewisseld ronrdom de lekker warme kachel.
Ongeveer 35 jaar lang zijn er langs ons station treinen gepasseerd.
We willen ons niet wagen aan schattingen hoevelen over het perron hebben gelopen, maar het zijn er vast wel duizenden geweest.
Studerende jongens en meisjes naar Harlingen en Leeuwarden, boeren naar de veernarkt of de beurs, familie-bezoekers, soLdaten naar de garnizoenplaats enz.
Onze familie woonde vlak naast het station en zo kwam het nog al eens voor dat er fietsen van de treinreizigers bij pake op het erf kwamen te staan.
Pake vroeg er nooit vergoeding voor, behalve één keer, toen er iemand (dy’t er net lije mocht) zijn fiets had neergezet.
Toen deze bij terugkomst mijn pake wilde bedanken, zei pake:”ja, dit kostet jo in kwartsje”.
Van deze man heeft pake nadien geen last meer gehad, want op het station kon je voor een dubbeltje je fiets stallen.
Tonei mear.

K.Hibma

Juni ( zomermaand. )

De foto is uit de tijd van ongeveer 100 jaar geleden. (1910-1911)
De personen zijn: aan de ene kant mijn pake, bij iedereen bekend onder de naam Klaas Tsjipkes, staande bij het paard en aan de andere kant beppe Rigtje (mei de wytmûtse op).
Verderop Janke Jellema - de Haan met haar dochtertje Reintje en het kleine meisje tussen hen in, is Liesbet Dijkstra.
In de invalide wagen: Minze Tolsma en verderop Mevr. Oevering met haar zoontje Sjoerd.
De wit geschilderde bruggetjes gaven aan de Stasjonswei toen een heel ander gezicht dan nu.

DE VEILI NG.
Als je een halve eeuw terug de oudere mensen hoorde praten over de tijd voorafgaande aan de 1ste wereldoorlog 1914-1918, dan werd deze tijd geroemd als de mooiste tijd van hun leven.
Het was een zogenaamde “opgaande tijd”.
Het loon van de arbeider was niet hoog, maar het levensonderhoud was vrij stabiel en niet duur.
De prijzen van de landbouwprodukten gingen stijgen en mede door het feit dat er toen nog al veel kleine Land en- tuinbouwbedrijven ontstonden, zogenaamde “Gardeniers”, is het niet zo onbegrijpelijk dat juist in die tijd er veilingen zijn gekomen.
Ook in Sexbierum kwam een aardappelveiling.
In de zomer, zo vanaf eind juni tot september, werd er “s morgens een paar keer en ook wel één keer per week geveild.
Het veilen gebeurde bij “afslag” b.v. 100-99-98-97 enz.
Wie het eerste riep was koper.
Maar soms als er drie of vier tegelijk riepen, van “mijn”, was het vaak degene die het hardste had geroepen, die als koper werd genoteerd.
Ook werd er door de kooplui soms handig gebruik gemaakt, dat een oproeper als hij éénmaal los kwam, niet meer zo snel kon stoppen als er “mijn” geroepen werd en dan nog 2 of 3 keer doordraafde ten voordele van de koper.
Jarenlang heeft er, zo op de plaats waar nu de heer A.Hartman woont, op het terrein dat toen bij de N.S. hoorde, een houten loods gestaan, waarin een klein kantoortje, waar betalingen konden plaatsvinden en verder een ruimte voor het opbergen van bascule en gewichten en andere meetapparaten en ook de bordjes, waarop met krijt de nummers en namen van de aanvoerders van de produkten werden gesechreven.
Op de nok van deze houten loods stond met grote letters:
VEILING ……. SEXBIERUM ……. GEBOUW.
Verreweg het grootste deel van de aangevoerde aardappelen kwam toen van de kleine landgebruikers, omdat de grote boeren in ‘t eerst niet veel vroege aardappelen verbouwden.
Want de verbouw van vroege aardappelen bracht mede, dat men een “navrucht” kon telen.
Meestal koolrapen, maar ook wel andere koolsoorten.(Twa réggen ut in baerg snije)
Al met al een gezellige drukte, met aan- en afvoer, toen nog met paard en wagen en dus veel werk voor de “fuorljue”, voerlui, verkopers en kopers groot- en kleinhandel, waren bijeen.
Toen kon men zijn produkt nog Ietterlijk aan de man brengen en het was niet zo onpersoonlijk als tegenwoordig, dat er maar weinig overblijft waar geen computer aan te pas komt.
Een aparte handel in aardappelen is er in die tijd gekomen, doordat men ging selecteren.
Eerst massa, maar later stam selectie.
De resrultaten werden al gauw zichtbaar, want men kreeg zuiver plantgoed poters.
Deze handel in poters is tot op heden uitgegroeid tot een exporthandel van grote betekenis.
Een bekend persoon bij de telers van plantaardappelen is lange tijd geweest de heer Sybren Visser.
Hij was de man die controle had en zorgde voor het dichtnaaien van de zakken, die eerst waren voorzien van een certifikaat en loodje.
Vroeger werden de zakken met aardappelen op het land klaargemaakt en dan reisde Visser met zijn personeel van de ene boer naar de andere.
Om ons verhaal niet te lang te maken, gaan wij maar niet verder.
Tot een volgende maand.

k.Hibma.

Reunie ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Chr. Zangvereniging ËUFONIA” te Sexbierum op 17 oktober 1981.

Dit feit zal worden herdacht met een concert, een receptie en een festelijke bijeenkomst,waarbij ook zoveel mogelijk oudleden worden uitgenodigd.
Het is niet zo eenvoudig om achter alle adressen van die oudleden te komen.
Een ieder die adressen van oudleden in zijn bezit heeft, wordt vriendelijk verzocht deze op te geven bij het bestuur van Ëuphonia”.

Sjongskoalle.

Na bovenstaande aankondiging, leek het ons deze keer goed om iets te schri jven over de zang.
De naam “Sjongskoalle” dateert vanaf het begin, zo’n 100 jaar geleden.
Dit is dan vermoedelijk in het begin de naam geweest van de nu jubilerende zangvereniging.
Want het ontstaan van de ”Sjongskoalle” is niet in te denken zonder de naam te noemen van J.C.de Puy.
Meester de Pui, want zo werd hij in Sexbierum altijd genoemd, kwam hier als eerste hoofd van de Chr. School.
Deze uit “Holland” overgekomen onderwijzer, was buitengewoon muziekaal, bespeelde elke zondag het orgel in de kerk op bijzondere wijze.
Hij had in den Haag ook een gedegen muzikale opleiding gehad.
Hij had zich vanuit zijn overtuigng ten doel gesteld, zoveel mogelijk te doen voor het bevorderen van het geestelijk lied.
Hij zette zich dan ook in voor het verschijnen van liederenbundels, voor het gebruik in de scholen en gezinnen.
Deze liederen werden voor het grootste deel door hem zelf geschreven of van een vierstemmige toonzetting voorzien.
In één van de bundels, waarin telkens een voorwoord van de Puy afgedrukt is, heeft hij, schrijvende over het volgens hem nijpende tekort aan goede liederen, deze kernachtige zin neergeschreven: toen zijn we zelf aan het werk getogen.
Nu aan werk en werklust heeft het deze man zeker niet ontbroken, naast onderwijzer was hij koster, klokluider, administrateur voor de kerkvoogdij, het bijhouden van het grafregister en toen later de bond van Chr.Zang-en Oratoriumverenigingen was opgericht, is hij tot op hoge leeftijd hoofdbestuurslid geweest.
Ook fungeerde de toenmalige onderwijzer als algemeen raadsman voor de gewone eenvoudige mensen in het dorp, want voor veel dingen, waarmee men geen raad wist "soe master wol witte hoe ´t moast”.
Om terug te komen bij het koor “de sjongskoalle”: er is geen juise datum of jaar van oprichting te noemen.
Wij hebben ijverig gespeurdt, maar zijn in de rekeningen van de kerkvoogdij niets tegengekomen van b.v. vergoedingen voor zaalhuur enz.
We nemen aan dat het toen gratis was.
Het enige houvast is, dat het koor in 1889 reeds lid van de bond is geweest met 70 leden.
Deze bond is opgericht in 1885.
Daaarnaast hebben we van verschillende personen de bevestiging gekregen dat hun pake of beppe al op de sjongskoalle west hie”.

K.T.Hibma

JULI……(hooimaand) AUGUSTUS………(oogstmaand)

Hoewel de zomermaand Juni reeds is gepasseerd, is het toch volop Zomer.
Dat men vroeger de naaand JuLi de hooimaand, heeft genoemd, komt denk ik door het feit dat men in vroegere tijden, zo’n 50 á 60 jaar terug, veel later de oogst van het grasland binnenhaalde dan nu het geval is.
Dan moest het gras eerst ”in de zaai schieten”, d.w.z. rijp worden, want dan kon men het hooi binnenhalen zonder veel gevaar voor “hooibroei”, waar niet zelden brand uit ontstond.
0ok zijn de methoden in het weidebedríjf veranderd, omdat er nu veel meer gras wordt ingekuild.
Nu, over de hoeveelheid in te kuilen gras valt deze zomer niet te klagen.
Maar het weer is niet alleen gunstig voor het gras, want ook de “bouw” staat er best voor.
Wat is het in deze zomertijd, juni-juli, toch een prachtig gezicht, al die velden met aardappelen, graan,bieten en vooral bezien vanaf een hogere plaats, b.v. van de zeedijk.
Het moge dan niet een “natuurgebied” zijn, de cultuur schept ook een rijke natuur.

Vervoer.

We willen deze keer nog iets naar voren brengen over het vervoer per trein.
De aardappelen werden vervoerd in wagons, soms los, maar ook wel in zakken van 35 kilo of balen van 50 kilo. ‘s winters werden de wagons van binnen nog tegen de vorst beschermt met stro en karton.
De stationschef, was de persoon, die de aanvragen om een wagon regelde.
Men moest dan wel op tijd zijn, want anders kwam de wagon weer een dag later, maar wanneer iemand van de handelaren er op stond, dan wilde de chef wel eens extra, zijn best doen om een wagon los te krijgen van de andere stations tussen Harlingen en Leeuwarden.
Voor dat extra werk werd dan wel eens een vergoeding gegeven.
Deze vergoeding werd op het laatst haast een traditie.
Die traditie werd echter doorbroken door een aardappelkoopman die de vergoeding niet wilde betalen en toch zijn zin doordreef om dezelfde dag een wagon ter beschikking te hebben.
Hij had namelijk gedreigd om alles door te geven aan Utrecht,het hoofdkantoor.
Van alles werd soms per trein aangevoerd; steenkool, anthraciet voor de brandstofhandel en zelfs water.
We herinneren ons nog, dat in de droge zomer van 1921, toen alle regenputten leeg waren (ook de tsjerkerein wetterbak), veel mensen waterhaalden, dat per trein werd aangevoerd.
Men betaalde dan 1 cent per emmer.
De emmers werden vervoerd aan “het juk”.
In iedere emmer water zat een plankje om het morsen te voorkomen.
Over het personen vervoer per trein kunnen we ons nog enkele feiten herinneren, b.v. dat er in de wereldoorlog van 1914-1918 veel Belgen en fransen hiernaar toe kwamen.
Een van die families uit België heeft hier nog lange jaren gewoond; de familie Kennis, en van de Fransen werden er tijdelijk enigen ondergebracht in de oude openbare school te Pietersbierum.
Toen de oorlog voorbij was, braken er in verschillende landen revoluties los.
Koning-en Keizerstronen vielen en ook in Nederland werd er een poging gedaan door middel van een staatsgreep, die evenwel mislukte.
Het perron van het station hier ter plaatse is toen vol geweest met soldaten, die pas teruggekeerd waren uit een lange diensttijd,om gezamenlijk op te trekken naar Den Haag.
Al die mannen, die daar afscheid namen van hun familie, die toen nog niet wisten dat alles goed af zou lopen,het maakte op mij diepe indruk.
Nu tot besluit nog een voorval,dat op het perron in Sexbierum gebeurd moet zijn: Een faem soe har feint ôfhelje fen ’e trein.
Yn ’t skimerljocht fersinde se har.
Hja sei: O, Herman en foel in âldere mân ut Seisbierrum om é hâls,dy’t sei: Ho ho fanke, net te hurd, ik moat eerst myn prûmke efkes kwyt.
Tonei mear.

K.T. Hibma.

NOVEMBER.

Eeuwfeest.

In silhouet van de maand augustus is door ons iets naar voren gebracht over het ontstaan van de nu nog bestaande chr. Zangvereniging “Euphonia” hier ter pLaatse.
Dit bestaan is inmiddeIs op 17 october j.l. feestelijk herdacht met een concert in de Herv. Kerk en een receptie en feestelijke bijeenkomst in ït Waed”.
Dat deze bijeenkomst, tevens reunie van oud leden,zeer geslaagd genoemd kan worden, bewijst wel de herhaling van het feestprogramma dat op veler verzoek is gedaan op 7 november.
Dit was een programma waaraan letterlijk alle ongeveer 5O leden van het koor hebben meegewerkt.
Twee taferelen uit het verleden werden naar voren gebracht, het eerste 1OO jaar en het tweede 50 à 60 jaar geleden.
De informatie hiervoor is opgedaan bij enkele oud-leden,waarvan we willen noemen de heer Filippus D.Bakker sr. mevr. Jantje Coslinga en verdere gegevens van de bond van Chr. Zangverenigingen.
Verder werd de avond gevuld met o.a. kinderkoor “de Volendammers” met een gezongen verhaal over Melle Veenstra, met twee dames (iiswille) Ynske en Oark.
En dit alles onder leiding van Johannes Frietema.
Ted de Braak zou het niet beter kunnen doen.
In het nummer van augustus hadden we geschreven, dat de juiste datum of jaar van oprichting niet te achterhalen was, alleen dat “Euphonia” in 1889 lid van de bond was geworden met 70 leden.
Welnu, over die oprichting is inmiddels meer zekerheid gekomen en wel door de komst van twee oudere dames, kleindochters van de oprichter, de eerder genoemde J.C.de Puy.
Deze dames hadden het bewijs neegenomen in de vorm van een met zilver bewekte dirigeerstok, waarin inscriptie van het jaar 1869, dat is dus al 112 jaar geleden.
Deze dirigeerstok zal op verzoek van deze dames aan een museum in Harlingen of Franeker in bruikleen worden gegeven.
Tot zover over het eeuwfeest.
Wij laten hierbij nog een foto zien van het koor “God is mijn Lied”.
Het is namelijk zo, dat vanaf omstreeks 1900 er nog een koor is geweest.
Tot 1960 hadden we in ons dorp twee gemengde koren.
Het koor “God is mijn liet” heeft lange tijd onder leiding gestaan van Klaas Roorda, die schilder van beroep was en woonde op de Terp.
Roorda was zeer rmtziaal , was jarenlang lid van het muzieklcorps en schreef soms ook muziek voor het korps.
Na Roorda kwam Yme Visser voor “God is mijn Lied” en ”Euphonia” kreeg Bindert Postuma als dirigent.
Beiden waren toen nog jong en volgden een vakopleiding.
Deze twee dirigenten hebben veel samengewrkt met hun koren, maar wanneer er concoursen waren, kwarn men wel eens tegenover elkaar te staan.
Zo is het in 1939 een keer gebeurd, dat de beide Sexbierumer koren tegen elkaar moesten uitkomen op de erewedstrijd, dit waren dan de koren die ‘s middags het hoogste aantal punten hadden behaald.
Vanaf 196O zijn de koren weer gezamelijk opgetrokken en dan onder leiding van Melle Veenstra.
Tussen nu en 1869 hebben voor zover wij weten als dirigent aan de koren leiding gegeven J.C.de Puy, de Ridder, Grunstrar,L.Postuma, S, Marra, K.Roorda, B.Postuma, T.Visser, Hondema en M. Veenstra.
Nu nog een voorval uit de tijd dat K.Roorda de leiding had over het koor “God is mijn lied”.
Een van de oudste leden op de reunie aanwezig, was Harke Ploegstra, uit Heerenveen.
Harke was op het koor bij K.Roorda.
Toen Harke een keer veel te laat kwam zei Roorda: “Jo binne to let”, Harke sei jo ha gelyk,mar mei ik no fertelle werom ik to let bin.
Ik moest foar ús mem , mei in kântsje fol sûkelarjemolke nei Ane en Aukje, dy ha hjoed,nei dat hja 15 jier troud wiene, har earste bern krige en it bysûndere wie nog, dat net ien, sels de mem net, wist dat er in bern komme soe!”
Oant in oare kear.

K.Hibma

December – Wintermaand.

We zijn weer bezig met de laatste maand van het jaar.
De maandkalenders zijn weer dun geworden en we hebben soms het gevoel, dat de tijd steeds vlugger voorbij gaat.
En vooral ouderen willen graag terugblikken en hebben het verlangen dat uitgaat naar het verleden, de tijd van de jeugd, de lente, de mooiste tijd, die aarn iedereen voorbij gaat, zoals ook de jaargetijden lente, zomer, herfst en winter telkens weer voorbij trekken.
Winter.
Alle leven lijkt te zijn verdwenen.
Groen en bloemen, bladeren aan de bomen, alles dat de levende natuur zo’n prachtig gezicht gaven, zijn opeens weggevaagd door de stormen en de koude en alle glans is weg.
Winter.
Het is koud, geworden, want de zon (de licht- en warmtebron van onze planeet) is heel spaarzaam in de maand december met het verspreiden van licht en warmte.
Planten en dieren hebben zich teruggetrokken in hun winterslaap.
Geen gegons meer van insekten, het vee is binnen gehaald en wanneer er dan nog een laag sneeuw is gevallen, dan is het beeld van de winter compleet.
Velen klagen nog aI gauw over de overlast van de sneeuw, maar wat is het soms prachtig, als heel die witte wereld beschenen wordt door de winterzon.
Het kan dan zo stil zijn, dat geluiden overkomen van kilometers ver.
Die sfeer is moeilijk te beschrijven, maar velen hebben het wel eens meegemaakt, dat gevoel van rust en stilte, iets dat je wel zou willen vasthouden.
Vrede is één van de moeilijkste begrippen van deze tijd, maar ook iets waar ieder mens naar verlangd.
Honderdduizenden demonstranten en nog veel meer thuisblijvers zijn bezorgd voor vrede en veiligheid.
Men komt massaal tot het inzicht, dat telkens verschrikkelijker wapens, die onze verworvenheden moeten garanderen, geen vastigheid bieden.
Het is als de maand december, steeds donkerder.
Bijna alle licht lijkt verdwenen te zijn.
In december is er ook een keerpunt, de kortste dag.
Vanaf die dag, gaan we het licht weer tegemoet.
Vieren we daarom juist in die donkere tijd hier Kerstfeest, het feest van het licht?
We vieren het met kaarsen, sterren, groen en versiersel.
We zingen de oude liederen, die ons spreken van “het licht dat de schaduwen doet verdwijnen, het licht dat reddend is verschenen, het kind dat geboren is”.
Het licht dezer wereld, de Vredevorst.
We wensen iedereen het beste toe, ook voor het komende jaar en laten we ons vasthouden aan de belofte die de mensheid heeft ontvangen nl. dat: zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht nooit zullen ophouden.

K.Hibma.