ALD NIJS

“It Fintsje”-------------“De Enna”

Januari

“It Fintsje" is de benaming van de grond, waarop de Enna is gebouwd.
Fintsje is een verkleinwoord voor Finne en Finne is een stuk gras1and, dat uitsluitend wordt gebruikt als weide voor het vee.
Deze finne was oorspronkelijk ongeveer 20 pondemaat en werd aan zogenaamde “komelkers” verhuurd als “scharren”.
Met een “schar” verpachtte de kerkvoosdij aan huurder het recht, om gedurende de zomermaanden tot eind okt. - begin nov., een koe,paard,hokkeling of schaap te laten weiden.
Het grootste deel van de Boerefinne is na de oorlog vol gebouwd met nieuwe woningen, alleen de straatnaam Finne herinnert ons nog aan de vroegere bestemming.
Oorspronkelijk werd het Fintsje, dat aan de zuidkant van het dorp was gelegen, wel ,”pastoors Fintsje” genoemd.
De naam herinnert nog aan de tijd dat er een pastoor was en dat daar ook de pastory moet hebben gestaan.
Pastoors hielden er zelf wel vee en hadden vaak eigen vervoer (paard en wagen) en hadden dus grasland nodig.
Later is het bouwland en tuingrond gebruikt en was omringd met een mantel van elzebomen en met een dwarshaag verdeeld in 2 stukken.
Dit fintsje is zo’n 100 jaar geleden door mijn pake Klaas gehuurd en later bij mij zelf in gebruik geweest tot 1969.
Mijn vader had niet veel land,maar de grond werd intensief gebruikt.
Zo verbouwde hij veel augurken, die hij zelf naar Duitsland verzond met de trein naar Bremen, waar ze in die tijd voor de 1ste wereldoorlog veel geld opbrachten.
Het losse land van de kerkvoogdij werd toen aan kleinlandgebruikers verpacht.
Deze verpachting vond plaats op de bovenzaal van de herberg en de hoogste bieder werd dan huurder, maar omdat er veel vraag was, liep de huurprijs soms op tot het drie- of vierdubbele van wat er aan huur werd betaald voor de “kerkplaats” of pastorieplaats.
Omstreeks 1916 liet mijn vader op ’t fintsje een zgn.”warenhuis,” bouwen (zo werden destijds de betonnen kassen genoemd).
De ramen (eenruiters) werden elke winter afgenomen enop stapels gelegd, om dan vroeg in het voorjaar weer opgelegd.
Eén en ander kostte wel veel tijd, maar men had het voordeel dat de grond in de winter goed kon ”doorvriezen” en we hebben dan ook jarenlang geen last gehad van de nu veel voorkomende “bodemziekten”, waartegen men tegenwoordig moet ontsmtten met chemische middelen of door middel van grond stomen, allebei zeer kostbaar.
Zo hebben dan drie geslachten intensi ef op het fintsje gewerkt en een bestaan gevonden in de tuinbouw' met naast ziËch de zuivelfabriek.
De zuivelfabriekheeft een mensenleeftijd ook aan veel mensen werk gegeven.
In de jaren ’63-’64is de zuivelfabriek verhuisd naar Dronrijp en de gebouwen met de grond verkocht aan Aerosols spuitbussenfabriek de Enna.
We vonden nog een krantenknipsel uit 1966, met het opschrift: Aerosols uit Barradeel gaan naar zestig verschillende landen en de fabriek groeide in anderhalf jaar van 10 naar 30 werknemers.
De Enna was gauw te klein en wilde uitbreiden, vandaar hebbrn wij onze öpstanden”aan de fabriek verkocht, waardoor er ruimte vrij kwam voor de Enna.
Maar nu zijn ook de dagen van de Enna geteld en zaI verhuizen naar Dokkum.
Dit is voor ons een onbegrijpelijke en moeilijk te verteren zaak en het z.g.n. “bestemmingsplan”, ons van gemeentewege toegezor:.den, rnaakt het voor ons nog onbegrijpelijker.
Bejaardenwoningen in ruil voor een goed draaiende fabriek, waar 8O mensen werk vonden.
Onbegrijpelijk dat ons gemeentebestuur, raadsleden enz. zich niet meer hebben ingespannen, m deze belangrijke werkgelegenheid voor ons dorp te behouden.
Hebben ook verenigingen, waaronder dorpsbelang, zich we1 laten horen?
Wel hebben we gehoord van tegenacties om via de hinderwet de uitbreiding die was aangevraagd tegen te houden.
wij ha hjir meiinoar de fûgel út it net fleane litten. Jammer!!
Wij wonen aan de Stasjonswei en zien dagelijks de bedrijvigheid van de Enna.
STRAKS WORDT HET STIL!

K.Hibma

Februari
IT FLIET.

De straat it “Fliet”van tegenWoOrdig Is niet hetzelfde dan wat het vroeger was.
Bijgaande foto is it “Fliet” uit de tijd dat de dorpsvaart nog niet was gedempt, ongeveer 25 jaar terug.
Fliet of vliet past eigenlijk bij het water, vroeger was hier onze dorpsvaart, zoals de oude foto laat zien.
Op de voorgrond nog een oude gaslantaarn, het café “De Harmonie” en op de achtergrond nog een café het vroegere “stations koffiehuisi”.
De andere foto is van latere tijd aan de lantaarn te zien.
Wel zien we nog een stukjevran de mooie oude gevel van het huis bewoond door U.schoelier.
Wat betreft it “Fliet” van tegenroordig, had het beter een andere naam kunnen hebben b.v. Doolhof, naar het land waarop gebouwd is.
Aan het oude Fliet stonden 8 huizen, waarbij er twee wat uitsprongen, die waren namelijk voorzien van een tamelijk hoge stoep, vaak “blauw zerken”.
Zulke huizen met een stoep werden vaak in vroegere dagen bewoond door “gegoede burgers”.
Eén van die huizen werd in en na de oorlog bewoond door W.Postma en voor die tijd door de weduwe van T.Fennema.
In de achtergevel van dit huis was een soortgelijk schip te zien, als men nu nog kan zien aan de àlde buorren bij ,v.d. Pijl en toen dit huis afgebroken is, is de gevelsteen waarschijnlijk naar het gemeentehuis gegaanen een aanwezig aantal blauwe tegeltjes biinnenshuis naar het Friesch Museum.
It “Fliet” was vroeger bereikbaar via het loopbruggetje “t Heech hout” en met paard en wagen langs “Achterom” enzo liep de straat “dood” op ’t kaatsland dat ‘s winters dienst deed als ijsbaan.
Dat laatste huis, een soort boerderijtje, werd in onze jeugd bewoond door Hein Postma (de voerman) en later ook door zijn zoon Rinze Postma en in de tussentijd G.Dorenbos, die met de gebroeders Dijkstra een veerd.enst had met de motorboot naar Leeuwarden.
Daarnaast woonde â1de Tsjomme Osinga, dat was echt iemand met een gebruiksaanwijzing en die het van de jeugd vaak moest ontgelden b.v. “rútsjetikjen” met een draad over de vaart, want bij die man was succes verzekerd.
Dan 2 huizen bewoond door werknemers van de boerderij Hoogterp, waar nu Durk Bakker Buorket.
Enkele van de huizen aan 't Fliet werden door twee gezinnen bewoond.
Zo woonde in het voorste deel fam. Durk Vis en achter een ander gezin.
Op het andere eind woonde Dirk Houtsma, daarnaast Wibe de Jong en Hantsje de Vries.
Dan de familie Bertus Gemser.
Dit overeen tak die wij kenden.
Nu nog iets over ’t Fliet in de 19e eeuw.
In het midden van de vorige eeuw kwam Hendrik Zaagsma vanuit Koudum en vestigde zich in Sexbierum als tinmerman – caféhouder (Harmonie).
Waarschi jnlijk werd het gebouw op het pleintje als timmerwinkel gebruikt .
17 mei 1862 werd de herberg weer verkocht voor f 4.000r-.
Zaagsma verhuisde toen naar ‘t Fliet en heeft daar een cichoreifabriek gehad.
Het is ons niet duidelijk geworden of het een al bestaande fabriek was, wel weten we van overlevering, dat er zo’n fabriek geweest is.
Het is bekend dat de cichorei, vooral in de vorige eeuw veel gebruikt werd ter vervanging van of aanvulling van koffie.
Ten tijde van de overheersing door Napoleon, was koffie schaars en duur.
In 1812 kostte nagemaakte koffie 6 stuivers per pond en cichorei 4 stuivers.
Voor die het niet weten; de groente witlof groeit op de cichorei wortel.
Uit de Leeuwarder Courant van de vorige eeuw (18OO - 19OO) wordt vele malen melding gemaakt van cichoreifabrieken, bijna overal, vooral in het noorden van Friesland, ook in onze omgeving.
Het moet heel zwaar werk zijn geweest om de wortels te oogsten, want deze moesten heel diep worden uitgegraven om de dunne uiteinden te behouden, die het meeste cichorei bevatten.
De Leeuward-er Couranrt vermeldt in 1872 over de cichorei, dat die het eerst in Friesland is gekweekt en bereid door een dominee in Warga (1770).
Die had en ig zaad gekregen en in zijn tuin gezaaid.
Hij sneed de wortel in stukjes en droogade hett op een stoof, brandde ze in de koekepan en maalde ze fijn in de koffiemolen.
Deze proef gelukte en het werd op groter schaal voortgezet.
Hij animeerde twee boeren, die op kerkeplaatsen woonden en geen huur konden betalen, om cichorei te verbouwen.
Noodgedwongen deden de boeren het en ds. Nieuwold bewerkte de opbrengst door een koffiebrander.
Een koopnan uit Leeuriarden kocht het voor 11 stuivers het pond.
Dat moedigde aan en zo werd in Huizum de eerste Friese cichoreifabriek opgericht door Gerbrand sybrandi.
Het produkt werd geëxporteerd door heel Europa.
Wat een dominee aI kan te weeg brengen.

Maaart
Eerst nog iets over cichorei.
Toen we nog op de lagere school waren, kwam ik eens thuis met een aardrijkskundeboekje dat ik van meester had meegekregen.
In dat boekje kon men ook lezen, wat er in verschillende delen van ons land verbouwd werd.
Voor Friesland en vooral het noorden va Friesland stond er aangegeven aIs hoofdteelten in de la:ndbouw: cichorei en vlas.
Toen mijn vader dit onder ogen kreeg zei hij: “Dy skoalmasters komme in ein achteroan”. Toch schijnt de cichorei in de vorige eeuw een belangrijk produkt te zijn geweest.
In “stads en d'orpskroniek” van dr. G.A. Wumkes kon men lezen, dat W. ter Horst op oud Galileën in Leeuwarden een cichoreifabriek had waar 70 man werk vonden.
In 1814 waren er in Friesland 50 Ëesten (droogvloeren) en in 1871 reeds 231 en in 1881 neemt de stoomcichoreifabriek van Joh.Brouwers te Berlikum een fabrieksmerk aan.
We gaan nu weer terug naar it Fliet, waar de heer Hendrik Zaagsma zich had gevestigd en er een cichoreifabriek heeft gehad.
Tot hoelang die fabriek heeft bestaan, konden we niet achterhalenr maar wel is zeker, dat er later een houtzagerij is geweest van de heer Zaagsma (hoe kon het ook anders, met die naam).
Houtzagerijen waren er in die tijd nogal veel in Friesland en hoewel er ook toen veel hout werd ingevoerd, is het ook opvallend hoeveel bomen er in de vorige eeuw zijn gerooid en bij grote aantallen tegelijk zijn verkocht, nl. eiken, beuken, iepen, essen en wilgen, wat mogelijk ook verband hield met het feit, dat er in de vorige eeuw in Friesland zoveel is afgebroken aan stinzen, state’s en kastelenr waar dan tevens ook de vele lanen en bijbehorende singels mede ten offer vielen.
Bij ons is alleen het poortgebouw van Liauckema en de singel overgebleven, maar ook daar zíjn de laatste tijd veel oude bomen gerooid.
Een groot verschil is er met de afbraak en sloop van tegenwoordig en voeger.
Vroeger werd veel materiaal van sloop afkonistig, weer verkocht en gebruikt, wat met de tegenwoordige methoden (b.v. buldozers) niet meer mogelijk is.
Wat de houtzagerij aan it Fliet betreft, heb ik van “overlevering”, dat de boomstammen door de vaart werden aangevoerd en op it Fliet aangekomen, met kettingen door de steeg naar de fabriek werden gesleept, waar een stoommachine was geplaatst.
De stoommachine was vanaf de 18-de eeuw een concurrent geworden vande windmolen.
In de 16-de eeuw werd alle zaagwerk nog met hand en mankracht gedaan.
Toen kwamen er de houtzaagmolens,die zoals bekend is lange tijd het beeld hebben bepaald van b.v. de Zaanstreek in Noord Holland.
Maar ook in Friesland zijn veel houtzaagmolens geweest.
Oud wordt soms nieuw ( krijgen we de windmolens weer terug in onze omgeving?)
Wat de houtzagerïij aan it Fliet betreft: volgens R.Zaagsma was er te weinig werk voor de machine.
Het kostte n1. nogal veel tijd en brandstof om de machine onder “stoom” te krijgen.
Wat de fam. Zaagsma betreft, de heer Hendrik Zaagsma woonde in één van de huizen aanit Fliet en later zijn zoon Roelof, welke de timmerzaak van zijn vader overnam.
Deze had een groot gezin.
De oud-ste zoons emigreerden alle naar Amerika en alleen de jongste, Petrus, was bereid de zaak van zijn vader over te nemen.
R.Zaagsma sr. bouwde een huís op de Terp, een blok van 4 woningen en ging zelf in één van de 4 wonen.
Petrus, die de zaak had overgenomen, bouwde daar eerst een timmerwinkel en verhuisde al het aan it Fliet aanwezige materiaal naar de nieuwe timmerwinkel op de Terp en toen alles was overgebracht, was alle aanwezige ruimte zo propvol, dat de deur nog maar met moeite dicht kon en die bleef ook enkele jaren dicht, want Petrus moest in militaire dienst bij de cavelarie en toen de diensttijd van 18 maanden om waren, brak de oorlog 1914 - 1918 uit en tot zo lang moest Petrus in dienst blijven.
Na die tijd, 5½ jaar later, kon hij dan eindelijk voor zichzelf beginnen.
Hier willen we ons verhaal over,'t Fliet beeindigen.
Hoewel je weet dat je nooit alles bij het oude kunt laten en dat er telkens weer afbraak en nieuwbouw zal wezen, toch als je dan weer oude foto’s ziet zoals b.v. van it Fliet, dan merk je dat er weer een deel van het karakteristieke van ons dorp is verdwenen.
Wat is de Sin fan ús libben en wat is bij einbslút foar eltsenien de SIN der fan? Wa ‘t in antwurd op dizze fraech wit, dy Leauwt.

K.Hibma

April----Pastorybuorren.
Kninefokkerij----------exerserisplak

Enkele jaren geleden is de Pastorybuorren tijdens het dorpsfeest versierd geweest met konijnenhokken met konijnen erin.
Wij vonden het motief zo origineelr dat we nog niet kunnnen begrijpen, dat deze ,,versiering” door de beoordelingscornmissie niet een prijs kreeg toebedeeld, want hier kwam iets van vroegere jaren (misschien meer dan 1OO jaar geleden) tot uitdrukking in de naam, die de volksmond aan deze buurt had gegeven nI .: Kninefokkerij.
Dit was niet de officiële naam want dan komt de naam van nog eerdere datum in aanmerking, nI . : “Exerserisplak”, want in de oude boeken van de Herv. Kerk hier ter plaatse in de kluis aanwezig, komt men nog meerdere malen de naam ,,Exercitieterrei” tegen.
Tegenwoordig is deze naam nog maar aan enkele mensen bekend, maar in onze jeugd werd deze naam nog veel gehoord, vooral van oudere mensen.
De naam herrinnert nog aan de z.g.n. ,,Franse tijd” omstreeks 1800 - 1813, de tijd van de Franse overheersing.
Toen heel Nederland door de Fransen bezet was, waren er soms tot in de kleinste plaatsen, Franse soldaten ingekwartierd , wat inhield dat de gezinnen, welke hiervoor in aanmerking kwamen, genoegen moesten nemen, dat men één of meer soldaten op de kost kreeg.
Wat de naam ,,Exerserisplak” aangaat deze komt ook voor in Tzummarum.
Dat deze naam nog niet geheel in het vergeetboek is geraakt bleek onlangs nog met de afkondigingen in de kerk, waar toen afgekondigd werd: De blommen geane hjoed nei de Hiemstra’s oan de Kninefokkerij.
Wat de,,Kninefokkerij”betreft is het niet met zekerheid te zeggen, welke dominé verantwoordelijk was voor deze naam, want door somnigen wordt aangenonen dat het een dominé geweest moet zijn, die uit zijn ambt ontzet is, en die bouwland kreeg, om in zijn onderhoud te kunnen voorzien en toen met konijnen begon te fokken.
Ook wordt het wel in verbancl gebracht met een stuk land achter Sibe Hofstra met de naam ,,Dûmeny“ volgens mijn grootvader, pake Klaas, was het een uit de rij portret ten die in de consistorie van de Herv. Kerk hangen, nl. ds. Jenling 1841-1860.
Na 1945 is de officiële naam Pastorijbuorren geworden.
Er zou daar de Pastorie hebben gestaan, misschien ook wel omdat het de toegangsweg is naar de Pastorieplaats, nu bewoond door de fam. Juckema.
Ook wordt wel eens beweerd, dat het oude huis aan ‘t eind van deze buurt, de oude pastorie moet zijn geweest, maar dit wordt door anderen weer tegengesproken, die zeggen dat ‘t een koetsiers- huis was van een notaris die aan de ,,Alde Buorrent” woonde.
Verder moeten er ook nog oude plattegrondkaarten aanwezig zijn, die aangeven dat er voor 1850 aan de zuidkant vam de ,,Pastorijbuorren” nog geen enkel huis stond.
Hoe het ook zij, het is niet onze bedoeling, om alles precies te weten, maar meer om iets uit vroeger dagen over de verschillende straten en buurten uit ons dorp naar voren te halen en het blijkt dat veel ouderen, maar ook jongeren daar toch belangstelling voor hebben.
Vast staat dat de minder vooraanstaande buurten een aparte functie hebben vervuld in ons dorpsleven en veel hebben bijgedragen aan het goed samenwerken van mensen en bedrijven, die maken dat het in een dorp leefbaar is.

K. Hibma.

Mei
Betinkingen.
Wy binne yn’e tiid fan’t jier, wer’t op folle plakken yn’t lân betinkingen hâlden wurde, bygelyks 30 april, Keninginnedei, 4 maaie, wer’t de fallenen ut 1940-1945 betocht wurde en 5 maaie de bevrijing.
Der binne minsken dy’t neat fan skiednis ha moatte, mar wy kinne der net sûnder, as Iân en folk, mar ek net yn us lytse doarpsmienskip.
Derom sette wy ek gréfstienen detl dy’t us by tiden wer te binnen bringe en werom tinke litte oan harren dy’t wy earder kint ha mar dy’t ús foargien binne en lang as koart liden forstoarn.
Mar fieders binne der ek nog betinkings oan minsken dy’t yn earder tiden faeks ieuwen lyn hiel what betsjutten ha, faek ten goede, mar ek wol ten kweade.
Wy tinke hjir oan nammen as Adolf Hitler en Napoleon.
Doe’t wy skoalbérn wienen kaem op 18 juny de flaege op’e toer, om’t op dy dei de slag by Waterlo west hat? Wer’t de Fránsken forslein waerden.
It soe ek net bést west ha, as de Fransen, en Dútskers it wûn hiene.
Wy kinne noait witte hoe’t it dan kommem wie.
Mar vrol is ‘t wis dat er enkele persoanen dy’t der útrinne yn’e skiednis, en dan neam ik nog in pear nammen: Karl Marx, Maarten Luther en prins Willem van Oranje.
Dízze trije mânnen, aI hoe’t men ferskillend oer harrenwurden en dieden tinke mei, men kin fést oannimme dat hja stik foar stik bydroegen hawwe, skiednis te meitsjen.
En 1 maaije hat even sagoed by in hiel part ninsken in plak fûn in’e rige betinkdagen dan 4 en 5 maaije en 31 oktober de dei fan Luther mei de reformatie yn’e tsjerken.
Mar allegearreha hja dit gemienr dat it net sa west hat, dat dit mar allinne wie foar de, tiid weryn hja libben, né it hat trochwurke oan’t no ta.
En it hat trochwurke fan heech nei Leech.
Wy woene dizze kear efkes stilstean by die betinkings, dyt d.er koartby west ha.
It foarige jier betochten de Fer.Steaten fan Amerika har 200 jierrig bestean.
Der hat doe us keninginne hinne west en fan har hearre litten.
Nederlan wie ien fan’e earsten dy’t de Fer. Steaten erkinden, mar der sille nog wol minskwn wéze dy’t net iens wisten dat Fryslân, Nederlân foar wie mei erkinning.
En it wie destiids wo1 in riskânte saek mei Ingelân as machtige buormân.
Dan is der ek nog al hiel what oer Marx skreaun.
En men kin nea untstride dat Marx ek hiel what ynvloed hawn hat en bydroegen ta folle forbetteringen, yn’e libbensomstanninheden fan fo1le minsken dy’t hearden by de ûnderein.
Men song der net forgees oer: De verworpenen der aarde.
Dan is der de betinking fan Maarten Luther, dy’t berne wie yn’t tsjintwurdiche East Dutsklân en wer’t men der nogal in soart oandacht oan jout.
Hoewol de herfoarningen wer’t Luther in hiel part oan dien hat meast leinen op’t terrein fan de tsjerke, hat dy Herfoarming ek in soart foroaringen ta stan brocht yn’f libben en bestean fan lannen en folken, foaral yn West Europa.
Want sûnder de reformatie yn’e tsjerke soe’t er faeks hiel oars útsjoen ha.
Want in lân as Nerderlân hat syn únstean te tankjen fan út dy tiid.
En sa komme wy fansels op de betinking fan Willen fan Oranje dy’t bekind stie under de namme de Zwijger.
Want dizze stamheit fan ús keninklik hûs is’t foaral west dy’t de striid oanbûn hat mei it yn dy tiid machtige Spanje en oan him en syn neisaten hat ús lân foar in grut part te tankjnr dat de frijheid befochten is yn de periode dy’t de namme krigen hat fan De tachtig jarige oorlog.
De Zeven Froviciën.
Der kaem us wer yn’t sin dat der no 50 jier lyn ek inWillem de Zwijger herdenking west hat.
Ek yn Seisbjirrum is dat doe net ungemurken foarbygien.
Sa goed as it my bystiet is der doe in ,,herderkingsdienst” west yn ien fan ús tsjerken en de skoalbern hiene feest, want it muziekkorps hat der ek mei de buorren om west.
Mar wat my der it measte fan bybleaun is, dat is in gearkomste fan de communistische party yn’e seal fan’e herberg fan Jan Hofman, destiids in herberg mei (vergunning) midden op’e Nije Buorren.
Der spriek doe foar de comrmrnisten R oorda út Tijnje.
Wy birrne der doe mei nog twa maten hinne west, en ien fan úzen is der doe ek nog mei Roorda yn debat west.
Roorda syn ûnderwerp wie: De zeven provinciën.
Dat wie in opliedingsskip fan ús marine yn Indië, en der wie doe tiidens de regering Colijn in “m uiterij” op dat skip.
Fierwei de measten fan dy bemanning wiene út in Ned. Indië fan doe.
Op in tiid dat de. (Blake officieren) oan’e wâl oan’t fuifen wiene begongen de (brúne soldaten) te muiten en naaiden út mei’t skip.
Dat koene de mânnen fan ús regering net gewurde litte en doe hat er in fleantúg fan’e marine in bom smiten op it skip.
Derby birrne doe wol in tritich deaden fállen.
De hear Roorda dy’t dat doe nei foaren helle neamde ús regeringsmânnen doe (honger Ruis) dat wie Ruis de Berenbroek en (torpedo Colijn)
De foarsitter fan dy gearkomste wie Willen van Zon.
Dit wie dan de lêste betinking fan in gearkomste út dy tiid en hoewol wy it doe mei dy sprekker net iens wiene, hat it by ús dochs net in minne yndruk neilitten.
Dit wie it what wy oer de betinkings nei foaren bringe woene.
It is faeks what koart om’e hoeke en what beheind, mar in doarpskrántsje lient him ek net om wiidweidig op sokke dingen yn te gean.
Wy sette hjir in punt.

K. Hibma.

Juni/juli
Primeurs ! ! !
we waren nog niet zo lang lid van het rmziekkorps ,,concordia”nog maar enkele maanden, we herrirrneren ons nog goed het nummer dat toen gespeeld werd.
De titel was: ,,Le premier jour de Bonheur”
Hoewel we geen les hebben gehad in’t Frans, zijn we er toch op de een of andere manier achter gekornen dat het ongeveer betekent: ,,De eerste dag van geluk”.
Voor ons was het de eerste concoursdag.
Primeurs vind je ook bij de berichtgeving.
Journalisten sloven zich uit om er het eerste bij te zijn met het nieuws in de krant.
Ook heb je primeurs als er een nieuw toneelstuk of film uit komt, of als er een nieuwe uitvin ding wordt gedaan, is’t een prirneur.
Zelfs vind je primeurs in de land en tuinbouw.
We lazen in’t Friesch Dagblad van25 mei, dat er evenals vorig jaar, er, ondanks ‘t koude 'en natte weer, aan de veiling van Langedijk in N. Holland de eerste 80 kilo nieuwe aardappels waren geveild.
Het waren primeurs, (eerstelingen)
Het zaI aan enkele ord Sexbierumers nog wel bekend zijn, dat jarenlang de primeur van vroege aardappelen uit Sexbierum kwam, en wel van de heer Pieter Westra, wonende op ,,’t Kastieltsje”
Jaren achtereen kwam P. Westra in de krant met de mededeling:
De eerste vroege aardappelen van de koude grond werden door de heer P. Westra aangeboder aan de commissaris van de Koniging.
En dan prompt een paar dagen later was westra ook weer met een primeur op de veiling te Harlingen.
Er werd dan ook veel zorg gedaan om het zover te krijgen= Eerst al om een goede stevige spruit te krijgen, dan werden ze zeer vroeg gepoot op een beschutte plaats achter een houten schutting, om de koude Noordewind te weren, en wanneer de aardappels boven de grond waren, werden alle planten voor de koude nacht afgedekt met grote bloempotten en later met houten kisten, totdat de kans op nachtvorst over was.
Mijn grootvader (pake Klaas)was, als ,,oude vriend” die a1s knechtje vroeger op,’t Kastielsje had gewerkt, met de procedure van de vroege prineur goed op de hoogte.
Hij was inmiddels ook voor zíchzelf begonnen als groentekweker.
Toen (pake Piter) telkens weer de primeur in wacht sleepte rijpte bij (pake Klaas) het plapl om hem met de aardappels voor te zíjn.
En (pake Piter) alle jaren gewoon om de eerste te zijn, had niet door, dat er iemand bezig was, om hem zijn primeur afhandig te maken.
Dat zo kon het gebeuren dat op dezelfde dag dat de Leeuwarder Courant berichtte, dat de eerste vroege aardappels Eerstelingen door de heer Piter Westra, aan de commissaris van de Koningin waren aangeboden, de Harlinger Courant vermeldder dat de eerste vroege aardappels aan de veiling te Harlingen,waren aangevoerd door Klaas Tjipkes Hibma.
Wat verdere primeurs betreft, het za1 velen bekend zijn, dat de Betuwe bekend staat om zijn aardbeien, en dat daar ook alle jaren,één van de aardbeitelers onder glas, de eerste aardbeien aanvoerd aan de veiling te Zaltbommel, wat dan krantennieuws is.
Ook in 1964 werd in sommige kranten melding gemaakt in begin maart, dat de eerste aardbeien te Zaltbommel waren geveiId.
Maar of men daar niet wist, of niet weten wilde feit is, dat mijn broer Sijtse Hibma, om precies te zijn op 8 februari 1964 het eerste kist je aardbeien aanvoerde op de Veiling te Harlingen en dat dit ook in de Telegraaf en het Nieuwsblad van het Noorden stond.
We zouden nog we1 meer primeurs kunnen aanhalen b.v. It earste ljipaei.
Jammer dat die traditie van vroeger, uit overdreve zorg, voor de vogels afgeschaft, grotendeels.
Om nog even op de aardappels terug te komen, we vinden het ook jammer, dat de nazaten van âlde pake Piter, n.l. de Westra’s en de Posten, de traditie i.v.m. de vroege aardappels niet hebben voortgezet.
Men zou het van families die veel met aardappels ,,ompiele” eigenlijk anders verwachten.
Wel een gemis, want dergelijke dingen als primeurs en rivaliteit zijn a1s krinten yn ‘e wite bôle vooral voor eendorpsgemeenschap.

Klaas Tj. Hibma.

Augustus
Jounsrea.
It liket wol in moaie plaat fan bern opkleure
Dy prachtige jounloft, ‘t Sefte jûntiidsrea
En ‘t ûndergeande sinneljocht, dat fleuret
it op, it stimt it hert ta_in jountiidsbea.

Wy sjoch der skiepkes noflik weidzje en rinnen
Wy hearre_it sjongen fan de fûgels yn it lân
Mar aloan wurd it rèstiger om ús hinne
En stimmen swije, as bedutsen mei in hân.

It liket woI as beammen stean te dreamen
Oer dingen dy’t der letter komme siI
En oer de fjilden lûke dizenige seamen
Mei harren sulvren triedden alles stil.

En d’t ûndergeande sinne mei har gouden strielen
Betize ús hast yn har gouden tsjoen
Wie ‘t ús faaks sa, dat wy ‘t no as in bern oanfielden
As hiene wy it wûnder fan Gods hânskrift sjoen?
In oersetting

K. Hibma

September---------------Dorpsfeest ( en)
Terwijl we over dit onderwerp willen schrijven, om in onze dorpskrant ,,silhouet”iets hierovernaar voren te halen, is men overal in ons dorp druk bezig met voorbereidingen voor de versiering van straten en wagens om op ,,het feest” zo goed mogelijk voor de dag te komen en mogelijk voor een prijs in aanmerking te komen.
Om de 2 jaar is dit al een vaste traditie geworden om aIs dorp samen feest te vieren en we hopen dat het ook deze keer weer zal slagen zodat het voor ons allen weer een echt feest zal worden.
Wanneer deze Silhouet uit zal komen is het feest alweer voorbij.
Het leek ons wel goed, om iets te schrijven over vroegere feesten, die we zelf hebben meegemaakt.
Terwijl we wat in ,,silhouet” van de vorige jaren omsneupten ontdekten we dat de heer B. Stoer die in het ,,Silhouet” vanaf het bestaan van het dorpskrantje geregeld schreeef ,,Uit de historie” ook iets heeft geschreven over een feest in 1913, wat onder de naam bekend stond als het “Onafhankelijkheidsfeest”.
Herdacht werd dat voor 100 jaar terug in 1813 ons 1and, bevrijd werd.
De heer Stoer schreef hierover o.a. (Op 18 juni 1913) precies 100 jaar later, werd dit feit feestelijk herdacht in onze dorpen.
De meeste ouderen zullen zich nog het ,,onafhankelijkheidsfeest” herinneren als een van de mooiste feesten van deze eeuw.
Koning Willem I (J.F. Bruinsma)werd toen opnieuw binnen gehaald te Scheveningen.
Door de opvaart die achter de Herv. school langs liep, voer het turfschip van Foeke MuIder (de ,,Jonge Jasper” ) geheten, met de(prins).
Op het eind van ’t Molepaed”werd de (prins ) door de (hoge heren) begroet met kanongebulder.
Er stonden wagens klaar en onder begeleiding van (matrozen) en veel (visvrouwen) trok destoet de ,,boerefinne” in.
Wij hebben zelf nog een hele vage herrinneríng aan dit feest (ik was toen 4 jaar).
Het best heminner ik mij nog, dat wij toen één nacht bij onze buurvrouw hebben geslapen, zodat mijn moeder niet op de kinderen hoefde te passen.
Deze vrouw was de beppe van T. Fennema )Finnema’s Gjetsje), die zelf niet meedeed aan dit feest.
Het was n.nl. in die tijd zó, dat er twee soorten dorpsfeesten waren, christelijke en openbare, en die toestand van gescheiden feestvieren heeft tot na de bevrijding voortgeduurd, voordat men als dorp gezamelijk kon feestvieren.
Men kan dit tegenwoordig vreemd vinden of niet, maar feit is, dat die gescheidenheid. hier, maar ook op vele andere plaatsen lange,tijd stand hield en op ‘t laatst heel gewoon werd gevonden, zoals.b.v. (fijn en grou) (christelijk en openbaar) (Rjochtsinnig en frijsinnig).
Verdeeldheid onder de mensen zaI er blijven, maar daarom is het een goede zaak, het respekt voor anderen en andersdenkenden zoals dit bij deze vrouw Fennema naar voren kwam in onze herrinnering vast te houden.
Vanaf 1920 tot 1940 is er bij mijn weten niet veel gekomen van echte dorpsfeesten.
Wel hadden de kinderen van beide lagere scholen (chr.) ieder apart op 31 aug. (koninginnedag) een feestje en soms gezamelijk met de kleuterschool, wel of soms zonder muziek, met oranjesjerpen en vlagjes zingend, cloor het dorp, om daarna spelletjes te doen en een traktatie teontvangen en soms werd na zo’n kinderfeest wel eens iets gedaan in de ,,Finnet”o.a. een film en wanneer het weer meewerkte was er over ‘t algegemeen veel publiek, want men was toen nog nieet zo verwend.
Het andere deel van onze dorpen Sexbierum-Pietersbierum de zgn. niet kerkelijken, hielden hun ,,merke" op het kaatsland, midden in het dorp.
Er was ook een draaimolen met ,,zweef” aanwezig voor vermaak van de kinderen.
Deze traditie bestaat nog enigzins in het houden van kaatspartijen ,,Barradeelpartij” een ledenpartij van de Twa Doarpen.
Een van de grootste feesten van voor de tweede wereldoorlog, was wel het veertigjarig jubileum van konigin Wilhelmina in 1938.
Hier is toen veel tijd en geld aan besteed door het openluchtspeL: ,,Liauckema troch de ieuwen” .
Het volgende jaar is dit stuk nog eens vertoond, toen er een landdag werd gehouden van de B.V.L. Bijzondere Vrijwillige Landstorm.
Dat was in 1939 in Aug.
De Duitsers waren toen Poen binnengevallen rn hier werden de dienstplichtigen opgeroepen,zodat dit feest minder pleizierigeindigde dan was verwacht.

K. Hibma.

Oktober
Zomer 1983 en zomer 1921
Deze keer willen wij iets schrijven over deze twee ,,zomers” Zomer 1983 ligt nog vers in het geheugen, eerst het natte deel en daarna het droge en warme deel.
Het valt ons vaak op, dat als het ,,weer” onderwerp van gesprek is, het vaak voor bijna 100% gaat in konbinatie met de vakantie.
En inderdaad speelt het ,,weer” een grote rol, voor wie met vakantie gaat.
Eveneens is het ons opgevallen, dat als het ,,weer” een enkele keer in verband- gebracht wordt met het reilen en zeilen van het agrarische deel van de bevolking, vaak voor T.V. en Radio, door de verslaggevers aan de landbouwdeskundigen, steevast wordt geinforneerd, of de droge periode ook van invoed zal zijn, op de prijzen van het voedselpakket, want (men wo1 it graech net yn’e bûse fiele)
Nu wat dat betreft, valt het vergeleken met de sombere vooruitzichten in’t voorjaar 1983 nogal mee.
We gaan nu even terug naar 1921.
We hebben 1921 gekozen omdat, dat jaar nog zo goed in ons geheugen is bewaard.
In 1921 was onze lagere schooltijd afgesloten.
Ik was toen 11 jaar, en voor ons en de meeste kinderen was het in die tijd, niet weggelegd om een hogere opleiding te volgen.
Mijn vader had een klein tuinbouwbedrijfje en kon wel een hulp gebruiken.
We hadden 2 kassen (warenhuizen) genoemd.
Eén ervan stond achter ‘t station dichtbij de Sexbierumervaart.
Wij verbouwden er tomaten.
Het water, nodig voor de tomaten, haalden we, d.m.v. een handpomp (bediend door 2 man) uit de sloot ernaast, maar omdat het in de zomer van 1921 haast nooit regend.e, was die sloot droog komen te staan.
We waren dus genoodzaakt, om naar water te zoeken.
We konden het water, uit de vaart niet gebruiken, want dit waterpeil in de vaart werd in stand gehouden met zeewater, voor de binnenvaart ten behoeve van de schippers en pas na de afsluiting van de Zuiderzee kon men vanuit het IJselmeer zoet water laten binnenstromen.
We gingen toen over tot het graven van een ,,waterwel” .
Dat deden toen ook de meeste boeren, om drinkwater voor het vee, een zogenaamde ,,dobbe” We herrinneren ons, daarbij nog, dat er met een wichelroede werd gelopen.
Die werd gemaakt van een wilgetak, waaraan twee uitlopers een zgn. broek.
Men hield dan de twee uiteinden stevig vast in beide handen en liep dan met die tak recht voor zich uit langzaam door de sloot.
De bedoeling was, dat wanneer er ergens diep onder de grond een ader was, de wilgetak onweerstaanbaar naar de grond getrokken werd en moest men op die plaats water kunnen vinden.
Onder het toeziend oog van enkele nieuwsgierigen, werd zo’n plek gevonden en daar werd een diep gat gegraven.
De man onder in dat ,,gat” stond op’t laatst wel 1.50 m. onder de begane grond.
In dat gat van ongeveer drie meter werd dan een lange paal geheid, meestal een (bynpeal) en daaronder ging men nog dieper met een heel lange ,,skipperskloet”.
Het resultaat was niet zo groot , maar toch kon men elke dag zo’n ) 50 tot 100 emmers water putten.
Toch bij alle ongerief (men hadhier toen nog geen waterleiding) waren de ,,droge zomers” voor de land- en tuinbouwers in de regel de beste jaren.
We herinneren ons van die tijd ook nog, dat we 6 pondemaat land huurden.
Dit was ,,gescheurd”grasland.
Het was gelegen aan ,,de opvaart van Roosjestein” bij Pietersbierum.
Daar groeiden in 1921 de bieten voorspoedig.
Op dat land hadden we een hok gebouwd, om te schuilen.
AIs wij achter ons huis daar bij ‘t station stonden, dan konden we dat hok zien.
Omdat de meeste sloten in 1921 droog stonden, had het vee vrije toegang in onze bieten.
Dat stond vader natuurlijk niet aan en zo werd ik er een keer op afgestuurd, om te zíen of het vee weer op ons land was.
Dan moest ik op het hok klimmen en met een vlag zwaaien en dan zouden we als ‘t signaal was overgekomen een van de beesten vangen en vastzetten, om zo die eigenaar te dwingen om schade te vergoeden.
Ook hebben we in 1921 een keer meegemaakt, dat een stuk of tien koeien van Albert Nauta van Pietersbierum (de boerderij van Yntema) dat die koeien op één en dezelfde middag door 2 opvaarten zwommen, maar toch met ,,melkerstijd” weer terug waren.
Twee warme droge zomers 1921 en 1983.
Vergelijking is niet best mogelijk, maar toch geloof ik, dat men in 1921 beter in staat was om de droogte, (krapte van water) enz. op te vangen als in 1983, want nu staat de bevolking van alles ten dienste.
Heel veel mensen vinden het nu vanzelfsprekend, om meerdere keren een douche te nemen, terwijl toen ’s avonds het hele gezín met één teiltje water moest doen.
Die taferelen kennen we alleen via de T.V. en dan ver van ons bed.
Maar toch kunnen we met veel plezier, nog aan die tijd terugdenken en wat ons betreft, kan een weinig ,,inleveren” niet veel kwaad doen.

K.T. Hibma.