Bewoningsgeschiedenis van het pand Terp 7 te Sexbierum

Deze luchtfoto is genomen vanaf de kant van Pietersbierum omstreeks 1947.
Vooraan op de foto van links naar rechts: de woningen Terp 5, Terp 7 en Terppaed 1, 3, 5 (voormalige school).
Links achter op de foto: de voormalige kerk.

Nu er in de laatste nummers van "silhouet" druk wordt geschreven over de geschiedenis van verschillende huizen aan de Nije Buorren, lijkt het mij niet onaardig ook eens een huis aan de Terp in de schijnwerpers te zetten, t.w. Terp 7, nu bewoond door de heer en mevrouw Zaagsma.
Mijn eerste 20 levensjaren (van 1935 tot 1955) bracht ik in dit huis door en uiteraard liggen hier nog heel wat jeugdherinneringen aan bijvoorbeeld de nu verdwenen alcoven, bedsteden, trapjes en opstapjes, grote kelder met groene estrikken, enz.
Over de vroegere bewoners van het pand wist mijn moeder bijzonderheden te vertellen, die ze van oudere Sexbierumers had gehoord.
Interessant is het te constateren dat deze verhalen, die over zo'n periode van 100 jaar van geslacht op geslacht zijn overgeleverd, aardig blijken te kloppen.
Bij het raadplegen van een kadastrale kaart van 1832 kwam ik tot de ontdekking dat Sexbierum toen voor het overgrote deel bestond uit de Alde en Nije Buorren.
Op en rondom het dorp de Terp waren nog geen woningen gebouwd.
Het terrein kadastraal bekend gemeente Sexbierum, sectie c, nr.309, met een oppervlakte van 17.20 are, werd gebruikt als moestuin.
Het gaat hier dus om het stuk grond waarop nu de woningen Terp 3, 5, 7, Terppaed 1, 3, 5 (voormalige Geref. school), Achterom 2 (voormalige Geref. Kerk) en Ach- terom 4 zijn gebouwd.
De eigenaar van het terrein was Douwe Jacobs de Jong, van beroep timmerman, geboren in 1760.
Hij woonde in één van de 6 huizen, die stonden op de plek waar nu de Tsjerk Hiddestrjitte ligt.
Genoemde de Jong was ook eigenaar van 4 aangrenzende huizen aan deze straat.
Op de plaats waar voorheen een voetpad lag, werd in 1838 een weg aangelegd van Sexbierum over de terp via de Hottingawei naar Pietersbierum.
Aan deze nieuwe verbindingsweg konden dus nu woningen worden gebouwd en tussen 1840 en 1901 werden de terreinen verkocht voor de bouw van vorengenoemde huizen.
In 1841 werd de huizinge nr.23 (nu Terp 7) gebouwd en de eerste bewoner was Eelke Jacob Alta, geboren in 1801", gemeente-secretaris van Barradeel.
In het bevolkingsregister wordt hij aangemerkt als hoofdbewoner van het pand.
Alta was in 1841 nog ongehuwd en een echtpaar Baanstra (arbeider en arbeidster) woonden bij hem in.
Mevr. Baanstra zal zijn natje en droogje wel hebben verzorgd.
Het lijkt mij sterk dat dit heerschap in die tijd zijn potje zelf kookte.
Een jaar later in 1842 koopt hij een klein terrein aan de zuidzijde van het huis en richt dit in als stalling voor waarschijnlijk zijn paard en rijtuig.
Het was in die tijd gebruikelijk dat bij een voornaam huis een dergelijke voorziening werd aangebracht, waarvan de bezoekers ook gebruik konden maken.
De gemeentelijke overheid zorgde dus nog niet voor parkeerterrein.
Secretaris Alta woonde in 1832 nog in Minnertsga en was hier ook eigenaar van een huis met erf.
Zijn verhuizingnaar Sexbierum is waarschijnlijk het gevolg geweest van de verplaatsing van de gemeente-secretarie van Minnertsga naar Sexbierum in 1838.
Omdat Sexbierum nu tot hoofdplaats van de gemeente Barradeel was gepromoveerd, kan worden verondersteld dat de gemeente-secretaris ook in dit dorp behoorde te wonen.
In 1853 werd het pand aangekocht door Philippe Adriaans Braams.
De heer Braams was "stedelijk ontvanger" van Harlingen.
De gemeente-ontvanger woonde alleen's zomers met zijn gezin in het huis op de terp.
De rest van het jaar woonden ze in Harlingen.
Braams overleed in 1860 en bij notariële akte d.d. 19 januari l861 werd aan zijn weduwe {zij zat met een onverdeelde boedel) machtiging verleend tot openbare verkoop van de woning.
Dat het gezin Braams alleen's zomers het huis bewoonde, blijkt uit de volgende passage van de akte: "dat het hun niet voegzaam voorkomt dit pand bij voortduring als zomerverblijf te bewonen en te gebruiken gelijk vroeger bij het leven van haar echtgenoot Philippe Adriaan Braams".
De heer Braams heeft waarschijnlijk ook als gemeente-ontvanger van Barradeel zitting gehouden in zijn woning te Sexbierum.
Volgens overlevering had een gemeente-ontvanger zijn kantoor in de achterkamer van het huis en het publiek, dat belasting moest betalen, kwam binnen via de steeg aan de noordkant door een zijdeur.
Deze deur werd later dichtgemetseld en de plaats waar deze deur had gezeten, was in mijn tijd nog duidelijk te zien.
Dit was dus de bewoningsgeschiedenis van de periode 1841 tot 1861.
Op 16 februari 1861 kocht Christiaan Carel Lochnaar Dokter, van beroep "medisch heel- en vroedmeester" de woning.
Deze arts ging er in wonen en vestigde zijn praktijk in het pand.
In 1865 laat hij een wagenhuis bouwen op het achtererf, waarvan de uitrit aan het Achterom was.
De nu voormalige kerk stond er nog niet.
Een arts bracht destijds zijn visites aan de patiëntei met paard en koets en vaak gereden door een koetsier.
De heer Dokter komt in 1869 te overlijden en was toen 50 jaar.
In het rijksarchief te Leeuwarden vond ik de koopakte uit 1861, waarin wordt beschreven dat de heer Dokter de woning koopt van de weduwe Braams voor de som van f 3.501,-
Zo las ik dat op 16 februari 1861 ten huize van de kastelein Zaagsma (familie van de huidige Zaagsma,s in sexbierum) als gemachtigde van vrouwe Elisabeth Mollema, weduwe van Braams, wonende te Harlingen, verschijnt: Jan Feikes Bruinsrna (ook nog een bekende naam in het dorp)landbouwer en bruiker van Liaukama Zathe,wonende te Sexbierum.
Ten overstaan van notaris Steensma te Minnertsga wordt dan verkocht:
1ste "Eene uitmundende en voor weinig jaren (dit was dus 20 jaar) nieuw gebouwde en wel onderhouden herenhuizinge met tuin en erf staande en gelegen aan de kunstweg op de terp te Sexbierum, huizinge nr. 93, berechtigd tot op- en afslag bij de kerkhofsbrug te Sexbierum tegen bezwaar van kwoteel en onderhoud aldaar".
2e. Ene hovinge en moestuin gelegen aan de kunstweg, vrij van floreenbelasting, doch bezwaard met 4 gulden eeuwige rente jaarlijks aan de kerk der Hervormde gemeente te Sexbierum, tevens bezwaard met 1 gulden en drieënzestig cent jaarlijks voor het onderhoud van de nieuwe puinweg naar de zogenaamde Rode Tille, vrij van pad, zulks genietend aan de algemene weg".
In die tijd ging het vervoer van goederen veel over het water.
De dorpsvaart, die tot 1960 nog door het dorp liep, werd hiervoor gebruikt.
Eén van de bruggen, de kerkhofbrug, lag bij het begin van het Tsjerkepaed vanaf de Terp, vlakbij de tegenwoordige bushalte.
Bij deze brug zal een gebouwtje met een terrein zijn geweest, waarvan de bewoners van het huis gebruik mochten maken voor de ontvangst en verzending van vracht.
Hier stond tegenover dat het onderhoud ook gedeeltelijk voor hun rekening kwam.
De Rode Tille lag over de dorpsvaart op de hoek van de tegenwoordige Tsjerk Hiddestrjitte/Hearewei.
In 1869 koopt Dirk Dirks Timmermans, van beroep timmerbaas, het pand.
Timmermans woonde en had zijn bedrijf aan de Alde Buorren in het huis waar jaren de familie Wielenga heeft gewoond.
Opmerkelijk is dat de verkoopprijs, t.w. f 4.560,- in 8 jaar met ruim 30% is gestegen.
Voor de landbouwers was de periode rondom 1870 een gouden tijd.
De prijzen van de landbouwproducten gingen met 50% omhoog, terwijl de lonen van de arbeiders maar met 10o/o omhoog gingen.
Misschien heeft Timmermans als timmerbaas een graantje meegepikt van de opgaande tijd van de bouwboeren.
Hij ging niet in het pand wonen, want vanaf 1870 tot 1876 woont in het huis de heer Frans Feijtanus Tjallingii, geb. in 1826, burgemeester van Barradeel.
Dit gezin was afkomstig van Harlingen en vertrok ook weer naar deze stad.
In 1878 (begin van de landbouwcrisis) koopt de Gereformeerde kerk het pand voor f 5.350,- en wordt het de pastorie van deze kerk.
Dit was een "snoade set" van de mannen broeders, want in het bijbehorende tuin was plaats voor een bouw van een nieuw kerkgebouw, dat nu dienst doet als garage voor de brandweer.
Van 1878 tot 1897 woonden er de predikanten J. Bakker, P. Biesterveld, C.M.W. Plet, M. Meijering en J.C. Balhuizen.
Ds. Balhuizen woonde later in het huis op de hoek van de Nije Buorren/Terp.
Hij heeft 27 jaar in Sexbierum gestaan.
In 1902 werd de woning aangekocht door de geref. schoolvereniging voor de huisvesting van het schoolhoofd.
Het werd nu dus het schoolhuis.
Op deze manier kwam de hoofdmeester naast de school te wonen, want in 1902 werd de eerste Gereformeerde lager school op het terrein aan de zuidkant van de woning gebouwd.
Tot 1933 woonde het hoofd S. Goinga er met zijn gezin.
Vanaf 1933 werd het pand bewoond door het gezin van het schoolhoofd N.H. Wildeboer.
Deze hoofdonderwijzer kocht in 1954 het huis van de schoolvereniging.
De heer Wildeboer kwam in 1963 op 64-jarige leeftijd te overlijden en mew. I. Wildeboer-Wildeman bleef er nog tot t97L wonen.
ln 1972 werd timmerman Roelof Zaagsma de nieuwe eigenaar, die er nog woont met zijn vrouw.
Door Zaagsma,vond een grondige verbouwing plaats.
Het achterste deel van het huis werd gesloopt en er ontstond een keurig geheel, dat is aangepast aan de tegenwoordige eisen.
Niets is meer te vinden van de vroegere bedsteden, alkoven, grote kelder, enz.
Mocht Zaagsma het pand in de toekomst willen verkopen, dan is het niet meer nodig, zoals in 1861 wèl het geval was, dat de koper de losse goederen moest overnemen, zoals een spiegel in de schoorsteenmantel, de gebedsborden in de bedsteden, de turfbak en de aardappelbak in de kelder.
Ook is er geen sprake meer van erfscheidingen, die destijds bestonden uit een "haagdoorn", "breggen" en een "gruppel".
Zo zijn alle dingen vergankelijk.

Dirk Wildeboer, Buitenpost 1993.