Bij de foto's:
Foto 1: Vliegtuigwrak bij boerderij Sipke Schat nu Haulewei 2 Wijnaldum.Op de achtergrond het in de vijftiger jaren afgebroken ,,Soldatenhuis".
Foto 2: Toen onze overheid zag aankomen dat veel eerste levensbehoeften schaars zouden worden, werden alle Nederlanders opgeroepen om in die herfst een distributiekaart in ontvangstte nemen.
Met zo'n stamkaart kon men distributiebonnen krijgen.
Op de afbeelding mijn stamkaart.
Foto 3: De bewaarschool.

Tebek in 'e tiid deel 3 maart 2001

In april en mei kijken we terug wat voor invloed de bezetter heeft gehad op de jaren 1943 - 1948.
± 1943: Met heit voor op de fiets (op'e stange) naar Wijnaldum, waar bij boer Sipke Schat een Engels vliegtuig was neergestort.
Er waren allemaal nieuwsgierigen en Duitse soldaten.
Eén van de bemanningsleden van het vliegtuig was door het rieten dak (plusminus 30 cm dik) gevallen en lag in de schuur.
Voor de boerderij, die tussen de Roptafeart en de Wynamerhoeke ligt, was een vijver, hier lag een stuk van het vliegtuig in.
Aan de andere kant van de weg, in het weiland, lagen ook nog brokstukken.
Een aantal bemanningsleden heeft het overleefd.
Toen een aantal jaren geleden de vijver gedempt en de weg verlegd is, zijn er nog restanten van het vliegtuig boven water gekomen.

Hoe was de situatie op de bewaarschool?
We merkten weinig van de oorlog.
We zaten bij juffrouw Antsje in de klas.
Douwe Miedema zat naast mij in de bank.
Hij woonde op een 'buorkerij' wat nu Latsmaleane 14 is.
Alle kinderen hadden een theeschoteltje en een lepeltje op school (van thuis meegenomen).
We kregen elke dag een hele of een halve sinaasappel, dat weet ik niet meer precies, die we moesten uitlepelen.
Als er geen sinaasappels waren, dan kregen we vitamine C-tabletjes. (Lekker zuur)
Juffrouw Sjetje (Sjaardje) keek er goed op toe of we ze wel echt opaten.
Naast “Opent Uwe Mond" en "t Hijgend Hert" leerden we ook vaderlandse liedjes als: "Waar de blanke top der duinen", maar dat was natuurlijk verboden door de Duitsers.
Als het mooi weer was, maakten we ook wel eens met alle klassen een tocht door het dorp onder leiding van alle drie of vier juffrouwen.
Dat gebeurde vooral als er iemand van het Oranjehuis jarig was.
Zo vond het volgende plaats.
We liepen met z'n allen tussen het plantsoen en wat nu de Rabobank is, richting slager Eeltsje de Boer (nu Terp 23) We zongen: "t Is de plicht dat iedere jongen", en we marcheerden er lustig op los.
Juffrouw Antje voorop, (de knibbels wit hoe heech) toen er plotseling een Duitse patrouille op de fiets aankwam.
Juffrouw veranderde als een blad aan de boom.
Ze draaide zich om en draafde met een vuurrood hoofd langs de optocht, de vinger voor de mond, als maar roepend: "Ssst! Ssst!"
Maar wij deden onze plicht en staken de vuisten in de lucht, zingend: "Hoezee, Hoezee, voor Nederland Hoezee".
De Duitsers fietsten rustig door.
Het liep dus goed af.

Ik weet nog dat Ale, de oudste zoon van slager Durk Sybersma, in het ‘fjild' een hele lange strook zilverpapier gevonden heeft.
Die repen papier werden uit de Engelse vliegtuigen gegooid, om de Duitse radar te storen.
Zo'n strook zilverpapier 'had iets', het was bijna buitenaards.
Je had een beetje contact met de bevrijders.

Eind 1944 kregen we via een oud kameraad van ús heit een onderduiker in huis.
(Naar ik later vernam heette hij Ale Sijbesma, hij kwam uit Tzummarum en was bij de ondergrondse.)
Voor ons was het 'Piet'.
Piets foto stond in het Politieblad, hij was zeer gezocht.
Degene die hem onderdak bood, kon bij aanhouding dan ook de kogel verwachten, maar dat was in die tijd niet ongewoon.
Piet at wel mee aan tafel, maar verder zag ik hem niet veel.
Als hij 's avonds wel in de kamer was, dan verdween hij in een kast, zodra er bezoek aan kwam.
Ook zijn theekopje werd dan opgeruimd.
Niets mocht erop wijzen dat je een onderduiker had.
Wij hoopten maar, dat Piet geen hoestbui of iets dergelijks kreeg in de kast!
Ieder speelde in die tijd zo nu en dan toneel.
Samen met mijn broer Roelof sliep Piet 's nachts in een schuilplaats, in de achterhokken onder een stapel dakpannen.
Bij ontdekking was er een vluchtweg over de daken naar het Achterom, tegen Kerstmis 1944 is Piet vertrokken.
Zo midden in het dorp was het hem veel te benauwd.
Van mijn vader mocht hij niet voor de ramen komen, daarvoor stond er teveel op het spel.

Vrij snel na het vertrek van 'Piet' kwamen de evacués uit Limburg, die na veel omzwervingen en beschietingen in Friesland aankwamen.
Ze werden "opgevangen" in de bewaarschool van waar ze naar de gastgezinnen werden gebracht.
Ze kwamen uit de omgeving van Roermond.
Wij kregen Gerard in huis.
Hij was ongeveer 21 jaar oud en hoofd van een ouderloos gezin.
Zijn jongere zus en twee broers, waarvan de jongste dertien jaar was, zaten ook in Sexbierum.
Gerard was als een broer bij ons in huis.
We hebben nog steeds contact met hem.
Enige tijd later kwamen de 'hongerjongens' uit Amsterdam.
Op een zondagmiddag om een uur of vijf kwamen ze Sexbierum binnen. Ze werden uit Franeker gehaald op boerenwagens met een laag stro erop.
Ik zie ze nog langs het café rijden.
Sommigen riepen: "We krijgen straks brood met vlees".
Wij kregen Henk in huis.
Hij was een jaar of tien oud en een rasechte Amsterdammer.
De evacués uit Limburg waren bijna allemaal Rooms-katholiek.
Op het Breedplak in Pietersbierum, in de oude school konden ze naar de kerk.
De meesten hebben in onze dorpen gastvrij onderdak gekregen en hebben dat zeer gewaardeerd.

Harm Zaagsma.

Van Hein J. Pols kreeg ik naar aanleiding van de crash van het vliegtuig bij Wijnaldum uit Tebek yn ‘e tiid no. 3 uitgebreid verslag met een foto van deze zware bommenwerper.

1943. Drama bij Wijnaldum.

Vol goede moed was de bemanning 's avonds 13 mei met de Halifax Mk II JBg24 "M" (for Mother) van No. 78 Sqn. om 23.17 uur van hun basis York opgestegen voor een aanval op Bochum in de Ruhr.
Het was hun tiende vlucht en ze hadden bewezen dat ze goed waren, want de nacht tevoren, bij de aanval op Duisburg, hadden ze een Me-110 die hen had aangevallen, neergeschoten.
Hun eigen Halifax "E" (for Easy) was daarbij beschadigd en ook twee leden van de bemanning werden lichtgewond.
Maar voor deze trip hadden ze een splinternieuwe Halifax gekregen en twee invallers voor de lichtgewonden, ze golden als een goede bemanning en zo kregen ze ook een achtste man aan boord, Sgt. E. Pritchard, die als tweede piloot de trip mee zou maken, voor hij met zijn eigen bemanning er op uit zou gaan.

Alles ging goed, tot ze op de terugweg waren.
Ze moesten een koers vliegen van Bochum naar het NW.
Tot een punt boven de Friese eilanden en dan naar het westen, terug naar Engeland, op de hoogte van Franeker zagen ze de startbaan verlichting van het vliegveld Leeuwarden aanflitsen en een poosje later hoorde de telegrafist, Sgt. Matches, dat een Duitse nachtjager op hen werd afgestuurd.
Ze zagen hem niet en het eerste wat ze van hem bemerkten waren de kogels die door de Halifax sloegen, waarbij de roerkabels zwaar werden beschadigd en de machine slecht bestuurbaar werd.
De piloot P/O Bragg gaf order om te springen maar Sgt. Gell, de bommenrichter, die voor in de neus zat, zag dat ze boven water vlogen en hij vroeg of Bragg de machine zou kunnen draaien, zodat ze boven land zouden kunnen springen.
Bragg deed dit, maar plotseling viel de zuurstofvoorziening uit en ze verloren het bewustzijn, met als gevolg dat de Halifax in een steile duikvlucht naar beneden gierde.
De eerste die weer bijkwam was de piloot Bragg en hij zag dat ze nog maar op 400 meter hoogte waren en tevens dat de Halifax niet meer te houden was.
Hij schreeuwde naar de anderen om onmiddellijk te springen.
Dit hielp, maar alleen Sgt. Gell en WO. J.M. Farrell, de plaatsvervangende navigator, kondenop tijd springen.
Door de grote duiksnelheid van de machine werden de krachten op de vleugels veel te groot en de viermotorige Halifax brak in de lucht in stukken, voordat de anderen er uit hadden kunnen komen.
De stukken, met de zes man, kwamen terecht vlak bij de boerderij van de heer Schat aan de Haulewei.
Het lichaam van een van hen sloeg door het dak van de boerderij, maar als door een wonder werd de boerderij niet door stukken van de machine zelf getroffen.
Sgt. Gell kwam met zijn parachute neer bij Schatsum, hij had zijn enkel gebroken, maar zag kans naar de boerderij van de familie Attema te kruipen.
Hij was hier in goede handen, maar omdat zijn enkel gebroken was en hij de familie Attema niet in gevaar wou brengen, besloot hij zich over te geven.
Hij was de enige overlevende, want Farrell, die ook gesprongen was, werd later dood in het land gevonden.
Zijn parachute was wel open gegaan, maar mogelijk is hij, toen hij de machine verliet, door en deel ervan geraakt.
Hij werd in Dongjum begraven.
De andere zes bemanningsleden: P/O R.E. Bragg de piloot, die tot het laatst op zijn post bleef, F/S. R. Grey, Sgt. R.D. Matches, F/S. A.A. Kew die ook invaller was, Sgt. D. Baxter en de passagier voor die nacht, de tweede piloot en enige zoon, E. Pritchard, werden in Wijnaldum begraven.
H.J.Pols

Lengte:21.36 mtr., Spanwijdte : 31.75 mtr., Hoogte : 6.32 mtr., Motoren: 4 Bristol Hercules XVI motoren, 14 cylinder van 1615 Pk elk., Max. Snelh.:454 km/u, op 5800 mtr. hoogte, Plafond :7.315 mtr., Vliegbereik : 1658 km.
Bemanning: 7
Bewapening: 4 beweegbare mitrailleurs in de staartkoepel, 2 in de rugkoepel en 2 in de neuskoepel, maximale bommenlast van 5902 kg in het bommenruim.