Bij de foto's:
Foto1:
Om het de geallieerde vliegers moeilijker te maken wat betreft de oriëntatie bij hun nachtelijke vluchten schreven de Duitsers voor dat alle verlichte ramen verduisterd moesten worden.
Dat gebeurde aan de buitenkant.
Vandaag de dag kunnen we dat bij sommige boerderijen nog waarnemen.
Deze foto laat zien hoe een luikje bevestigd kon worden.
De foto is gemaakt in 1995 bij lytshûs van G.Nammensma aan de Ottemaleane.
foto 2:
Distributiebonnen.

Tebek yn'e tiid deel 4 april 2001.

Hoe het leven voor de oorlog en in het begin van de bezetting was, daar wist ik niks van.
Je groeide dus op met het gegeven dat alles 'krap' was.
Van alles en nog wat was 'op 'e bon'.
Ondertussen zaten wij wel met tien personen om de tafel, evacués en onderduikers meegerekend.
Als vijf- of zesjarige ging je dus ook met de boodschappentas de buorren in: ’s morgens om half acht bij de groenteboer in de lange rij staan en ’s middags om een uur of half vijf naar de melkveehouders om melk te halen.
Daarna thuis helpen met 'bûterskodsjen'.
Of helpen met brandhout maken voor het 'duveltsje', dat in de kamer stond en roodgloeiend werd gestookt.
We kochten een boom bij Auke Swart.
Deze werd met de trekzaag in moten gezaagd, en gedeeltelijk gekloofd.
Lekker, die lucht van vers gekloofd hout.)
We hielden ook wat stammetjes achter, daar werden klompen van gemaakt door de timmerlieden, Hein H. Pols en Frits Hiemstra.
Dat gebeurde in de loods, wat nu Terppaed 1 is.
Eerst ging je er met twee stammetjes heen en werden je voeten opgemeten.
Later nog een keer passen, en je had weer een paar klompen.
Als ze na een week wat afgesleten waren, kwamen er stukken rubber onder om het slijten tegen te gaan.
Dan maar hopen dat het rubber niet te snel losraakte.
Met een gloeiende pook werd er nog 'H.Z.' in gebrand.
Dan kon je ze op school in de klompenbak zo terugvinden.

In de oogsttijd werd er door mijn zusters Riek en Frouk aren gezocht bij Nammen Nammensma of bij andere boeren.
Ze hadden een soort 'kangoeroeschort' voor en een schaar met een touwtje om de nek en knipten zo de achtergebleven aren van het stro af.
Op het eind van het land stond een jute zak, waar de inhoud van de schort in geleegd werd.
Om zes uur op naar huis, nadat gevraagd was of ze de volgende dag weer terug mochten komen.
Thuis lag in de 'bleek' een groot kleed met daarop een grote zandzeef.
Hier gingen de aren op en dan met een baksteen de aren 'leegrossen'.
Ik mocht daar ook bij helpen.
Heit ging later 'op de wind' het kaf van het koren scheiden door het van de ene in de andere emmer te legen.

Doordat je zonder bonnen in de winkels bijna niks kon kopen, was het moeilijk om bijvoorbeeld met Kerst het Kerstfeest van de zondagsschool te vieren, want daar hoorden traktaties bij.
Aangezien de gezinnen geen voedselbonnen konden missen, werd het volgende gedaan.
Aan alle kinderen werd gevraagd of ze de week voor kerst een kluitje boter en een paar lepels suiker mee naar zondagsschool wilden nemen.
Als het kon ook nog een snoepbon.
Die verzameling ging naar de verschillende bakkers.
Het benodigde meel konden de bakkers voor 'dit doel' nog wel 'versieren'.
Op deze manier hadden we toch een mooi Kerstfeest met echte Kerstkransjes en nog wat andere lekkere dingen!
Ook werd gevraagd of ieder een kaars mee wilde nemen.
Het eerste jaar na de oorlog was dit ook nog nodig want veel dingen waren er gewoon niet.

Voorlopig is dit de laatste aflevering over de oorlogsjaren.
De oare moanne geane wy wer nei de buorren en de hoeke.

Harm Zaagsma.