Bij de foto's:
Foto:1
Als een ,,rots in de branding” staat het huis van Dik Faber tussen de nieuwbouw woningen
Op de voorgrond de dicht gegroeide vaart, de grens tussen Sexbierum en Pietersbierum.
Ooit was dit de vaarroute naar Liaucamastate. Foto 2: is een situatiekaartje.

Tebek yn 'e tiid deel 8 november 2001.

We gaan weer even 'tebek' naar de jaren vlak na de oorlog, zo omstreeks 1945 tot 1950.
We zullen eens proberen na te gaan wie er in de verschillende buurten woonden.
We beginnen bij een stukje Sexbierum dat we in de volksmond ook wel eens Pietersbierum noemden of ook wel Zemelsbuurt, hoewel Zemelsbuurt eigenlijk uit slechts 7 of 8 wooneenheden bestond (dat moet ik nog eens precies nakijken).
Dat we deze grote groep huizen zo noemden kwam omdat ze vóór de grens van Pietersbierum lagen, maar aansloten bij de bebouwing van dat dorp.
Bovendien moest je vanuit Sexbierum, vooral in de herfst en winter, over die kale, koude, winderige terp (dat nu het eerste stuk Walburgastrjitte is).
Aan de weerskanten had je greppels waar vooral in de hoek, op naar de Geref. School, 's winters nogal wat water stond.
Hier leerden wij als kinderen het "ljeppen" met als gevolg met drekkige sokken in de klompen na afloop naar huis.
Want iedere jongen had een pols, eerst een kleine later een grotere.
Nu eerst naar "Pietersbierum".

De eerste rij huizen stond haaks op de Terp.
Hier woonden toen: Wybe en Atsje Aukema.
Later: Van Achteren' die politieagent was.
Iedere ”pliesie" had toen een fiets met een "broodtsje-zadel"
Wybe Aukema was zelfstandig huisschilder.
Hij had zijn hok (werkplaats) aan het Achterom, waar nu "ús" hiem van het bouwbedrijf is.
Het was een degelijk houten hok dat begin vijftiger jaren is afgebroken, veel materialen zijn nog aan de timmerwerkplaats verwerkt.
Ook was er een goede regenwaterbak bij (die nu nog onder het erf zit).
Wybe Aukema werd op latere leeftijd blind.
De 2de woning in de rij werd bewoond door Sietse Salverda, die met de bôlekarre van O.H. van Dijk bij de deuren langs ging.
Later kwamen Inke en Griet Mulder hier wonen.
Inke kwam uit Boornbergum en was eerst slagersknecht bij Wijbenga.
Hij trouwde met Griet Douma en begon te handelen in tabakswaren, die werden opgeslagen in een grote kist in de gang.
Toen Mulder een vorm van tbc kreeg die niet besmettelijk was verhuisde hij met de handel naar een kuurtentje aan de Terp, op het land van Rients Bruinsma.
Deze houten gebouwtjes waren toen vrij algemeen, omdat er veel tbc-patiënten waren.
Ze waren ± 1.3x2.5 meter groot met glas rondom en aan één kant een openslaande deur.
De kleur was crème.
De tent van Mulder kon je draaien zodat ie nooit op de wind lag.
De kist met sigaretten enz. stond naast zijn bed zodat hij de klanten gewoon kon bedienen.
Zo'n kuur duurde ± 1 jaar.
Us heit rookte zelf niet, maar ik moest geregeld rokerij halen, want de klanten die hun rekening kwamen betalen of een bestelling deden gingen niet zonder een rokertje naar huis.
Ook de chauffeurs die met bouwmaterialen kwamen kregen vaak twee sigaretten.
Eén werd aangestoken, de andere kwam achter het oor.
Zo kreeg heit het spul precies waar hij het wilde hebben.
In de boodschappentas haalde ik meestal 10 pakjes "Old Mac" (à ± 70 cent), 2 dozen à 10 sigaren bijvoorbeeld Hofnar, Ritmeester Uiltje of Willem II.
De sigaren kostten ± 30 cent per stuk.
De tabaksreclame werd er in gestampt door middel van geëmailleerde muurplaten en uithangborden.
Want sigaren waren "subliem".
Als sigarettenroker moest Chief Whip op ieders lip.
Je stond op Sterling.
En met de vloeitjes van Mascotte was het ongeveer zo: ze rolden beter, ze plakten beter en ze rookten beter.
Op het pijpenrekje aan de wand stond: Je bent geen man, als je niet roken kan.
Dat laatste geloof ik direct, want toen iedere man nog rookte waren de gezinnen veel groter.
Wat het gezin Mulder betreft: dit verhuisde begin 1950 naar hun nieuwe woning aan de Rients Westrastrjitte met winkel "Service" genaamd.
Het huis in ”Pietersbierum" werd nog bewoond door Afke de Vries.
De derde woning in de rij is jaren bewoond door fam. Rintje Nammensma (Pake Ate kocht het voor honderd gulden).
Maar dat was wel in een tijd dat je even wachtte tot je een halve cent wisselgeld terug kreeg.
Nammensma was kruidenier en ventte zijn waren o.a. uit met een driewielerauto.
De inkooporganisatie was Coöp Excelsior.
Als er veel sneeuw lag, trok zoon Ate vaak met de tractor de auto, want een driewieler spoort nu eenmaal anders dan een gewone auto.
Onder het genot van een kopje thee van Liskje, vertelde Piet me nog dat ze, bij tijden van droogte, op de buurt niet genoeg water hadden.
Ze mochten dan uit de regenwaterbak van Wybe Aukema aan het Achterom emmers water halen.
In het laatste huis aan de Streek woonden Marten en Neeltje van Dijk met zoon Duurt.
Marten was gardenier en Duurt was ook veel in het veld te vinden: mollenvangen en wilsterflappen, maar tekenen kon hij ook als de beste.
Dit rijtje woningen is nog bewoond geweest tot ± 1968.
De woning van Wybe Aukema had ook nog een stenen hok evenwijdig aan de Terp.
We eindigen met de woning die toen bewoond werd door de fam. Abraham Faber, het huis waar nu Dirk Faber nog steeds zijn rijwielhandel en taxibedrijf heeft.
Daar beginnen we de volgende keer ook weer mee.

Oant dan

Harm Zaagsma