Bij de Foto's:
foto 1: Het eilandsje gezien vanaf de Boargemaster Dukerstrjitte.
Foto 2: Het "Skipperspaadje"naar het "eilandsje" is nu toch iets breder.

Tebek yn ’e tiid Deel 17 oktober 2002

De zonen van Jan en Froukje waren Rients en Arjen.
Rients moest een oog missen, doordat hij tijdens het "seine harjen" een metaal splinter in zijn gezicht kreeg.
Hij woonde later op de "lytse pleats" en werkte bij boer Jan Landstra.
Deze pleats was ook van Landstra en had de naam van "Klein Juckema" en lag tussen "Groot Jucksma" en "Groot Walta" in.
Groot Juckema lag aan het eind van de Swarte Leane en werd toen bewoond door Fam. Gerke Hofstra, daarna door Fam. Siebe Hofstra en nu dus weer door Fam. Gerke Hofstra jr.
Op Groot Walta woonde Fam. Gerrit Wijngaarden, nu is zoon Johannes Wijngaarden de bewoner.
Dan had je ook nog "Klein Walta", dat stond op de plek waar Rinus en Anneke Hartman nu wonen, Juckemaleane 19.
In het verre verleden was Age Koudenburg hier boer, de oer-pake van Wybren Koudenburg.
Aan de Frjentsjerterdyk 16 woont nu Fam. Tjerk Okkinga, deze stjelp werd in de plaats gebouwd voor "Klein Walta".
Op de lytse pleats tussen Wijngaarden en Hofstra woonden ook nog Fam. Coen Rienstra en fam. Jan Dam.
Het gebouw werd afgebroken in de begin jaren '50 van de vrijgekomen stenen bouwde Jan Landstra een koelcel naast zijn pleats, die nu "de Homeije" is.
Hij was nl. begonnen met de aanleg van een grote "hof" met appel en perenbomen omringd door populieren en hagendoorn.
Nu is het sportveld en bedrijventerrein Wissmann en Geveke Freek de Poel van de molen heeft ook nog grote "keppels" legkippen in it hof gehad.
Zodoende konden de kippen een graantje en de arbeiders van Landstra een eitje mee pikken, want die lagen overal en nergens .

Ook Auke Klaas de Boer, Philippus en Age Nammensma en Harm Westra van het kastieltje legden toen zulke tuinen met fruitbomen aan.
Lang daarvoor had Pieter Westra, de heit van Harm, ook al fruitbomen en bessenstruiken.
Nu is alles weer weg.
Toen in de vijftiger jaren de mechanisatie in de landbouw flink op gang kwam, vertrokken veel landarbeiders naar de Hoogovens.
Zo kwam Rients Hoekstra uiteindelijk in Heemskerk terecht.
Zijn broer Arjen werkte als smidsknecht bij Bearda op de Alde Buorren en hij woonde daar ook.
Er was een woonruimte gebouwd in de oude openbare school die toen als smederij dienst deed Dus hoek Skoalsteeg -Alde Buorren.
Later woonden Fam. Piet Boutsma en Fam. Siebe Dijkstra hier nog.
Maar ook voor de smeden kwam er minder werk.
Bearda doekte de zaak op en er kwam groot boelgoed.
Melkboer Terpstra begon er een grote Sperwer-kruidenierszaak en smid Bearda werd leraar smid-bankwerken in Den Briel.
Arjen Hoekstra vertrok naar IJlst naar de Nooitgedagt fabrieken waar de bekende schaatsen en gereedschappen gefabriceerd werden.
Ook dat is allemaal alweer verleden tijd.
Toen we in 1954 met de ambachtsschool een excursie naar die fabrieken maakten, heb ik Arjen daar nog aan het werk gezien.
Doordat er in de jaren veertig- vijftig nog geregeld skûtsjes langs "it eilandsje" kwamen voor het vervoer van bieten en brandstof moest de vaart zo nu en dan uitgediept worden.
In vroeger tijden zal dit met de baggerbeugel gedaan zijn Rond 1950 zijn de vaarroute en de haven nog eens uitgebaggerd door een baggermolen van de Fa. Dikkerboom uit Oudehaske.
Later werd het Dikkerboom & Sybrandy.
Waar bouwland of greide was ging de bagger met een goot direct op de wal, waar het kon drogen, zodat het later over het land gebracht kon worden.
Naast de ijsbaan en in de"haven" kwam een praam met dubbele wanden langszij, een zogenaamde onderlosser .
De bagger werd hierin gestort en naar de Kampen gevaren.
Hier werd de bodem van de praam open geklapt, waardoor hij leeg omhoog schoot.
Toen de haven schoon was, werd de gestorte bagger alsnog in de Kampen gespoten.
Oant de oare keer, Harm Zaagsma

'Ald Nijs" fan Klaas Tjipkes Hibma (1909- 1993)

"It Eilandsje” (vervolg)
Froukje Hoekstra-Dijkstra was een vrouw die "har tige rêde koe" ook met de mond.
Ze is in haar tijd velen van dienst geweest en heeft veel voor haar omgeving betekend.
Ook op de Hervormde Vrouwenvereniging "''Wees een zegen" stond ze altijd vooraan als er wat gedaan moest worden.
Later zong ze ook mee op het ouderen zangkoor "Blier en frij".
Als ”Jong faam" heeft Froukje "ús mem" en ook "ús heit” wel geholpen.
Toen er eens een stuk wortels met de hand gewied moest worden "wat tige dreech wie" zei één van de omstanders:
"Jullie moeten eerst het grotere onkruid uittrekken en dan het kleine", waarop Froukje zei: "Dat dogge wy ek, mar it lytse nimme wy tagelyk mei".
Jan lag vaak overhoop met zijn medemensen en we moeten vaak toegeven dat ook "Tsjerkeminsken" vaak niet staan waar ze moeten staan en in hun doen en laten een "protte stekken falle litte", in plaats van de naaste lief te hebben als zichzelf.
We meenden dat we met "it eilandsje" klaar waren, toen ons te binnen schoot dat het volgende voorval toch niet in het vergeetboek moet komen. In de jaren '50-'60 hadden mijn broer Sytse en ik een "maatskip".
Jan woonde dichtbij en had de veestapel van de hand gedaan.
"Syn greide wie bou wurden" en hij wilde ons zo nu en dan wel eens helpen.
Wij hadden toen nog wat vee.
Ons hooi van "ús keunstgreide" stond op ruiters op een stuk land achter "Roosjenstein" in Pietersbierum.
We hadden zelf een paard en een platte wagen, maar omdat we het hooi niet op een wagen konden houden, leenden weer één bij van Sikke la Fleur plus nog een "bynpeal".
Maar we wisten niet dat er nog een oude breuk in zat.
Toen we van huis af reden, had Jannes Ennema de beide wagens aan elkaar gekoppeld.
Maar de verbinding van de verschillende wagens was zeker niet optimaal, want toen we bij Zemelsbuurt bij de "lichte del" gingen raakte de achterste wagen los.
Jan "Hopkes" die "weidloegje soe" fietste achter it reau aan en zag het gebeuren.
Later heeft hij het hele gebeuren nog vaak herhaald en dan begon hij met: "Sa 't ik sei"
Toen ik eraan kwam lag de ene wagen aan de andere kant van de brug naast Klaas Aukes (de Boer) zijn tuin in de droge vaart en de voorste wagen in de greppel naast Rense la Fleur.
En Sytse stond met "de brune" op het hiem.
Op deze manier hebben we Jan terwijl hij in zijn snor "gnyske" dit incident vaak nog eens horen vertellen.
Maar op het land aangekomen, kwam er voor Jan weer een rare tegenvaller.
Want toen beide wagens met hooi "oploege wiene" en de "bynpeal" aangetrokken werd, knapte de paal als een wortel doormidden.
En als Klaas Norder "fan de kninefokkerij" er toen niet bij geweest was dan was de ramp niet te overzien geweest.
Maar met de "wijze" woorden van Klaas: "As't do de boel wat minder strak oanlutsen hiest, dan wie dit net bard" kwam het hele repertoire van vloek- en scheldwoorden weer naar buiten.
Zo zie je maar weer dat men beter niet alles kan zeggen wat men denkt.
Zo heeft Jan ook verschillende keren zijn beklag gedaan bij "ús Heit" die in die tijd kerkvoogd was, Jan had toen een paar koeien in de "boerefinne" lopen en de "Chr. Keatsclub: Door inspanning ontspanning" (Dios) mocht een gedeelte van de finne gebruiken voor hun activiteiten.
Dit was afgeschermd door palen en prikkeldraad.
Om het gras kort te houden liep de kedde van Germ Siegersma, de winkelman, op dit perceel.
Maar na verloop van tijd brak deze wel eens uit en kwam dan bij de koeien te lopen en dat zinde Jan niet.
Hij zei dan tegen heit: "Je binne tsjerkfâd of je binne it net" maaÍrzo kan het niet langer en hij was dan "poer" als heit zich er wat afmaakte.
Jan was in zijn doen en laten "tige krekt".
Wij hadden als na vrucht wel eens chrysanten in de kas en de paden bleven dankzij Jan altijd "sûkerskjin".
Op een middag toen het al vrij laat was wou Sytse dat hij met werken ophield, maar Jan zei'.
"Ik wol dien wurk meitsje".
De volgende morgen is hij overleden.
De oare keer fierder. K.H., 3-8-1993