Bij de foto's:
Foto 1:
De terskmasine, personeel en familie Bakker.
Foto voor 1923.
Foto 2:
Een homeije díe voor een kastieltsie niet zou misstaan

Foto 3:br> Fam. Bakker en 'it eilandsje'.

Tebek yn'e tiid deel 21 februari 2003.

Deze keer wil ik graag even een paar gebeurtenissen uit 1953 en 1963 onder de loep nemen voor zover ik me die zelf herinner.
Eerst de strenge winter van 1962-1963, die eind november begon en in (koude) golven pas eindigde halverwege maart.
De gemiddelde temperatuur over december, januari en februari was -3,1C°.
Het was een ware verschrikking voor alle sutelders, dienstverlenende bedrijven, agrariërs, grafdelvers , enz. enz.
Iedere morgen opnieuw sneeuw ruimen, krabben, accu's leeg, deuren vastgevroren enz.
De verloofde van 'ús Dine' die afkomstig was van IJmuiden kon na de jaarwisseling niet over de Afsluitdijk terug naar huis, omdat de Dijk helemaal dicht gesneeuwd was.
Wat de beruchte Elfstedentocht van 1963 betreft was het verhaal bij ons op Getswerdersyl wel even anders dan bij de tochten in de tachtiger en negentiger jaren.
In 1962 had ik mijn rijbewijs gehaald en werd voor het timmerbedrijf een stationcar (type Opel Caravan) bij Van IJken en De Boer aangeschaft.
Op Riek na woonden we allemaal nog thuis.
Dus op 17 januari sprak ik met Roelof af: als we morgen via de verslaggeving op de radio horen dat de eerste elfstedenrijders Harlingen naderen, dan stappen we in de auto en gaan naar de Slachte .
Warmholt Mollema die net van de ambachtsschool af was en bij ons werkte, zou meegaan.
Maar de volgende morgen was het bar slecht weer.
En de verslaggeving was erg vaag, zodat niet duidelijk was wie er in de kopgroep zaten.
Toch gingen we naar de Slachte, waar het bitter koud was en we door de sneeuwjacht niet veel konden zien.
Na enige tijd verscheen een eenzame witbesneeuwde schaatser, die via de Getswerdersyl richting Franeker ging.
Korte tijd later verschenen er weer enige rijders.
Op die momenten wisten we dus niet of het elfstedenrijders waren of niet.
Draagbare radio's waren er amper.
De volgende dag bleek dus dat we Reinier Paping voorbij hadden zien komen.
Deze spooktocht was in geen enkel opzicht te vergelijken met de laatste drie tochten, ook al omdat wij daar volgens mij de enige toeschouwers waren.

Op zaterdag 31 januari 1953, de dag dat prinses Beatrix 15 jaar werd en er dus vanaf de toren werd gevlagd, hadden we een 'ringmiddag' van de knapenverenigingen uit de omgeving van Franeker in het R.K. Verenigingsgebouw aan het Martiniplantsoen.
Deze ontspanningsmiddagen stonden meestal onder leiding van de lapkekoopman ome Rense Alkema uit Franeker en Klaas de Groot van het duikersbedrijf uit Harlingen.
Als 12-16 jarigen waren we gewend om zo'n middag gezamenlijk met de leiders op de fiets te bezoeken.
Deze keer stond er echter zo'n harde wind, dat besloten werd om met de bus te gaan, ook al omdat de berichten meldden dat het nog erger zou worden.
Na een prachtige middag met sterke verhalen en goocheltrucs werd de terugtocht aanvaard.
Toen we echter bij Leijendekker met de bus de Slachte opdraaiden, stond er zo'n harde wind haaks op de bus dat we het gevoel hadden dat de bus om zou waaien.
We gingen gevoelsmatig, maar ook op advies van de chauffeur allemaal aan één kant zitten.
Bij aankomst op de Hoeke bleek dat van de driekleur op de toren minder dan de helft over was.
Toe we de volgende morgen de nieuwsberichten van 8 uur hoorden bleek dat er werd gezegd dat minstens 8 mensen in Zeeland verdronken waren.
Hier zouden later meer dan 1800 bijkomen.
De weken erna werden overal in het land inzamelingen gehouden zowel geld als goederen.
Iedere vereniging of club hield wel een actie.
Het medeleven was zeer groot, want de ramp was van een onvoorstelbare omvang en hartverscheurend.
Weken en wekenlang werd er op Hilversum I en II alleen maar treurmuziek uitgezonden, onderbroken door mededelingen betreffende de ramp of andere mededelingen.
Op de ambachtsschool in Harlingen maakten we als timmerklassen 100 naaidozen voor Zeeuwse huismoeders.
Ik weet nog heel goed, dat toen een jaar of wat later tijdens de kerstdagen de storm hier tegen de dijk beukte en voor de radio gemeld werd dat er uitgebreide dijkbewaking was, je in gedachten al een vlot op de werkplaatszolder aan het maken was voor het geval er iets gebeuren zou. zover is het gelukkig nooit gekomen.

Oant de oare kear,
Harm Zaagsma

“Ald Nijs" fan Klaas Tjipkes Hibma (1909 - 1993).

Fam. Bakker en de terskerij,
Fam. van der Tol, leanbedriuw
Fam. Hoeksma transportbedriuw
Kade23
Om maar bij de laatste te beginnen.
Dit bedrijf is klein begonnen, het begon met Simon Jellema met een hondenkar.
Later zoon Andries met Kedde en wagen die o.a. een beurtdienst onderhield op Harlingen, daarna zoon Jippe die begon met een tweedehands vrachtwagen.
Eerst nog de beurt op Harlingen erbij, maar toen dat minder werd begon hij al snel andere goederen te vervoeren o.a. bloembollen en groenten.
En nu dus de transportzaak die mee doet in een rij transporteurs, waar ons land 'net swak yn byspilet'.
Het heeft wel een aanloop gehad van meer dan 100 jaar.
Van der Tol hat it op dit sté mei syn leanbedriuw net sa lang makke.
Het grote werk van de ruilverkaveling was bijna klaar en omdat er geen opvolger was en van der Tol al aardig op jaren, ging het bedrijf over naar de landbouwcoöperatie "De Bjirmen" in Oosterbierum.
Jelle Hoeksma is nu eigenaar van een stukje Seisbierrum Súd" waar lange tijd Fam. Bakker "foar master opsloech".
En het begin is goed.
Waar Fam. Van der Tol niet aan toe kwam, daar begonnen Jelle en Saap mee, nl. een "homeije" die voor een ''kastieltsje" niet zou misstaan.
Tot 1900 gebeurde het dorsen bij de boeren voor het grootste gedeelte met handkracht.
Maar die mechanisatie kwam ook hier van de grond, overgewaaid vanuit Amerika 'Yn ús bouhoeke en yn Grinslân" kwamen de dorsmachines om de hoek kijken.
Bij ons was dat de Fam. Hendrik Bakker.
We weten het niet precies, maar het zal ± 100 jaargeleden zijn, dat de 'terskmasine" hier zijn intrede deed.
Eerst werd het graan nog met de "sichte" gemaaid.
Maar: "Sikkels blinken, sikkels klinken" raakte als snel uit de tijd.
Ook de "zelfbinders" staan reeds lang in het museum.
Want de 'mânske meanterskers" kunnen twee dingen tegelijk.
En dat ligt in de lijn van deze tijd.
En we moeten toegeven al dat nieuwe brengt ook wel veel positieve dingen mee.
Jarenlang heeft de "terskmasine een protte stof omheech jage".
En aangezien de wind vaak west was, kreeg de Statsjonswei meestal de volle laag.
Men hoeft maar een paar dakpannen op te schuiven of men ziet"it tsjef” van 100 jaar oud tussen de panlatten liggen.
De fam. Bakker gaf ook in de dorpse leefgemeenschap mee de toon aan en was bij velen in aanzien.
Van 1900 tot ± 1945 is de dorsmachine met de oude locomobiel (die met steenkool gestookt werd) in gebruik geweest maar "it lochje" is daarna weer vervangen door een zware tractor en zal zelf wel in het één of ander rusthuis voor "áld ark bedarre wêze".
In de muur van het woonhuis kan men een steen vinden met de naam van de eerste steenlegger: Intina Bakker, want het huis van Fam. Bakker is weer opnieuw, opgebouwd na de rampzalige brand van 1923.
Philippus Bakker volgde syn heit Hindrik op.
De laatste opvolger Hendrik jr. is enkele jaren geleden op ander avontuur uitgegaan nl. naar Canada en hiermee is er een punt gezet achter het werk en de aanwezigheid van de fam. Bakker in Sexbierum.
En Jelle zal wel zien waar het verder heen gaat.
K.H. 07-08-1991