Bij foto:
Demonstratie op de Kade met de nieuwe slangenwagen, ± 1948 door Eibert Terpstra en Joh.Hettema.
Pliesie Van Randen kijkt toe.
Achtergrond: links ± 1 jaar oude woning van K.D.v.d. Schaaf, Rients Westrastrj,5.
Rechts daarvan wordt aan de woning van wegenbouwer Anne Zuidema gebouwd, Rients Westrastrj. 4.
Heel in de verte is het dak van de stjelp van Tjerk Zijlstra te zien
Helemaal rechts de Geref. School.

Tebek yn 'e tiid Deel 29 april 2005

Door Harm Zaagsma
Dat de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog nog steeds springlevend zijn, werd ook in juli 2004 weer duidelijk, toen Sexbierum in het middelpunt kwam te staan tijdens het lopen van het "rûntsje om de tsjerke" georganiseerd door Omrop Fryslân en uitgevoerd door o.a. René Koster en Sippy Tichelaar met fansels doarpsbelang, de rinners, de ynwenners fan ús doarpen en net te ferjitten de harkers thús.
Op een gegeven moment belde frou Joukje Postuma-Hiemstra uit Heerenveen.
ln 1943 woonde ze hier als ± zesjarig meisje met haar ouders Frits en Aaltje Hiemstra -Bergsma aan het Terppad in de oude geref. school, waar twee bovenwoningen en één woning op de begane grond van gemaakt waren.
Nu Terppaed no. 1.
Ze vertelde dat ze in 1943 voor het huis onder een "rak" aan het moeketsje boartsjen waren.
Op een gegeven moment riep haar mem dat ze direct in huis moesten komen, want er waren allemaal Duitsers in aantocht.
Ze wist nog, dat toen ze eenmaal boven in de kamer was, er onder in het pakhuis allemaal lawaai was van heel veel mensen en dat haar heit telkens naar beneden ging om te zeggen dat ze stil moesten wezen, omdat de Duitsers vlakbij waren.
Nu, meer dan 60 jaar later, wou ze wel eens weten wat er toen precies aan de hand was geweest.
Na de oorlog waren ze al vrij snel naar de omgeving van Anjum verhuisd, waar haar heit een timmerzaak begon (Jaap Hiemstra van Tzummarum, die in de oorlog is geboren, is haar broer)
De "harkers thús" konden dus bellen en het was Dirk Wildeboer uit Buitenpost die hier al vrij snel op reageerde.
Hij was destijds ook de buorjonge van Joukje en hij was een paar jaar ouder en had alles dus van dichtbij meegemaakt, maar het was wel 6l jaar geleden en dan verwar je de ene gebeurtenis wel eens gedeeltelijk met de andere en zo was het hier ook.
De melkstaking had hier direct weinig mee te maken, maar het was wel een gevolg daarvan.
Dirk was toen een jaar of acht en als je zoiets van dichtbij meemaakt, dan vergeet je dat je leven lang niet meer.
Vooral niet als je ziet dat er overvalwagens met Duitsers aankomen en dat er ook nog vlak voor je ogen op iemand wordt geschoten en deze persoon ook nog in de benen wordt geraakt.
Ikzelf liep tijdens het "rûntsje" met een groep van zo'n 30 mensen samen met Jan Vonk mee als gids.
Van de útstjoering hoorden wij dus niks.
Als buurkinderen speelde ik destijds met Joukje en haar broertje.
Ze vroeg daarom aan de verslaggever of ik ook nog wat van die overval wist.
René Koster speelde die vraag door en zodoende kon ik ook nog vertellen wat ik zelf gezien had.
En wat je later nog vaak had gehoord.
Want gelooft u mij, wat er die dag gebeurde in onze dorpen is nog heel lang onderwerp van gesprek geweest en er is in geuren en kleuren over verteld.
Als laatste belde er nog een Dijkstra van Terschelling, die kennelijk veel ouder was en in 1943 in Pietersbierum woonde.
Hij zette het een en ander nog even recht.
Hein van Calsbeek vertelde me één dezer dagen dat dat waarschijnlijk, de broer van Jan Joris was geweest. Dat was inderdaad zo.
Het was Sybren, die met zijn Terschellinger vrouw na hun trouwen nog een jaar of acht in Pietersbierum gewoond heeft, waar zijn vrouw kosteres van de kerk is geweest.
In 1955, toen er te weinig werk in de fietsmakerij kwam, is Sybren naar Leeuwarden verhuisd, waar hij drie jaar werkte als conciërge van het weeshuis.
Daarna werd het Wolvega, waar hij een fietsenzaak overnam.
Als gepensioneerde woont hij al weer jaren met zijn vrouw vlak onder de zwaailichten van de Brandaris.
Na een telefoontje verleden week met hem zullen we de feiten even op een rijtje zetten.
We hadden een NSB-burgemeester uit Herbayum.
Volgens Hein van Calsbeek was deze Okkinga wel NSB-er maar niet fout in die zin dat hij de bevolking dwars zat of verraad pleegde.
Dus niet "goed fout" maar een "goede foute".
Ook Sybren Dijkstra stelde dat voorop.
In de cellen van het gemeentehuis op Walburgastate zaten een paar jonge mannen vast, waarschijnlijk opgepakt in opdracht van de bezetter vanwege de melkstaking.
Buiten de muren van het gemeentehuis was een groep die hen wilde bevrijden.
Dat heeft spanning gegeven, want de groep buiten en de mannelijke inwoners op weg naar Pietersbierum groeide onheilspellend aan.
De Duitsers waren inmiddels gewaarschuwd en ze kwamen uit de richting Franeker het dorp binnen rijden.
Toen ze in de buurt van Garage Norder waren, zijn ze waarschijnlijk al opgemerkt door de menigte die zich ophield op wat nu de Walburgastrjitte heet.
'Want de hele zuidelijke bebouwing van ons dorp was toen nog bouw- en weiland.
Een groot deel van de mannen ging dus een goed heenkomen zoeken, toen de wagens aankwamen bij wat nu het plantsoen is met het monument.
Vanaf de Walburgastrjitte tot wat nu de ijsbaan is stond alles vol met koolzaad, tot wel anderhalve meter hoogte.
Dat veld slokte een groot deel van de menigte op.
Al die mannen baanden zich een weg door dat gewas, tot ze op de Pietersbierumer of de Sexbierumer vaart stuitten.
Inmiddels werd lukraak geschoten.
Sommigen zochten "troch de ûnderwâl" een goed heenkomen.
Anderen waadden of zwommen door de vaart en zullen zich gevoeld hebben als een hijgend hert dat aan de jacht ontkomen is.
Vanaf smederij Ferwerda (Brussels Brêge) aanschouwde de veertienjarige Hein van Calsbeek, die ook in dekking lag, dit schouwspel.
Ook kassier Hiemstra van de Boerenleenbank had eieren voor zijn geld gekozen en lag bijna uitgeteld helemaal onder een ligusterhaag.
Eén van de zwemmers dacht eindelijk rust te vinden door in één van de houten húskes van het Spoarrûntsje te kruipen, maar o wee de kreet die de oude vrouw vanuit
haar tandeloze mond omzoomd door een floddermûtse voortbracht, bracht hem op andere gedachten, zodat hij elders zijn heil zocht.
Vanuit de overvalwagens waren de Duitsers inmiddels begonnen met het arresteren van mannen, die geen kant meer op konden.
Fedde Wielenga, de melker van Mijntje Janzen, was daar ook bij.
Zijn vrouw Trijntje kwam nog in de auto om afscheid van hem te nemen.
Dat was voor het hertenkamp.
In het pakhuis van Frits Hiemstra zaten wel 60 mannen angstig bij elkaar.
Bij Thomas Sippens (Terppaed no.5) lagen één of twee onder het bed.
Het was een geluk dat Rintje Gerbranda Terppaed no.3) niet in het pishoekje stond, want de Duitsers schoten er dwars doorheen.
Johannes Brandsma flankte als een commando bij Regnerus en Janke Hoekstra over het "skut" (nu Doede en Grietje Wielenga)
Volgens mij was het Arjen Hoekstra (fan de Mieden) die ze in het bil schoten.
Een bloedspoor achterlatend spoedde hij zich voort via Terppaed en Achterom naar dokter Kuperus.
Het gekke was dat puur onschuldige mensen in de overvalwagens belandden, zoals Ate Wijngaarden, die even medicijnen voor zijn mem zou halen.
Toen het schieten begon, stonden wij in de voortuin bij het stek.
Ik werd onder de arm genomen en in een draf naar binnen gebracht.
In de kamer aangekomen, hield ik niet op met huilen.
Toen er gevraagd werd wat er was, antwoordde ik dat mijn klompen gevallen waren en nog buiten lagen.
Door het raam kijkend, zagen we dat de mannen van Bijlsma en Stoer bij ons achter het betonmuurtje van de zand- en grintbak stonden.
Telkens als er geschoten werd, zakten ze met hun hoofden achter het muurtje om vervolgens weer omhoog te komen. Dat beeld vergeet ik nooit meer.
Het mag een wonder heten dat er geen doden gevallen zijn.
Hier wil ik het eerst even bij laten.
Mochten er nog aanvullingen zijn, dan verneem ik dat graag voor 15 april.
We kunnen dat dan nog even meenemen in het volgend nummer, waarin we het nog even hebben over de razzia en de gevolgen.
Tot dan.
Harm

Ald Nijs fan Klaas Tjipkes Hibma (1909-1993)

Stasjonswei no. 3
Sipke Blanksma is eigenaar geweest van Stasjonswei no. 3.
We hebben hem en zijn vrouw Johanne en hun kinderen Haie en Hiltsje van jongsaf gekend.
Twee oerdegelijke mensen waar men altijd op aan kon.
Sipke was klein en licht, maar wel taai en lenig.
Hij was landarbeider, maar zat nooit zonder werk. Als er in de landbouw sprake zou zijn geweest van prestatiebeloning, dan zou Sipke er zeker voor in aanmerking zijn gekomen, want hij was van alle markten thuis en wist van aanpakken.
Sipke liet achter zijn huis een stenen hok bouwen met het doel om er ’s winters vlas te braken.
We kregen als jongens van hem wel eens een “topke hjidde” (hennep) voor de klap-bos.
Dat was een zelfgemaakt schietwerktuig van een stuk vlierenhout met een ijzeren stamper.
De kogels maakte je van gekauwde hennep, die je in het holle stuk vlierenhout stampte.
Met twee kogels kreeg je een soort luchtdrukloop. Zie tekening bladz. 130.
Door met de stamper tegen je middel te drukken ontstond er met een klap een luchtdrukschot, waardoor er één kogel uitvloog, die je meestal met de hand opving.
Het vlas heeft een tijdlang in de akkerbouwgebieden te pronk gestaan met zijn witte en blauwe bloemen die omstreeks de langste dag bloeiden.
Vanaf de zeedijk was het een prachtig gezicht om de kleuren van de verschillende gewassen te aanschouwen. Koolzaad, blauwmaanzaad, karwij en kanariezaad, wanneer zie je het hier nog? De kunstvezel heeft de linnenindustrie en daardoor de vlasbouw uit ons landschap verdreven.
En toch was Sipke in onze jongenstijd iemand die met zijn tijd meeging, want voor de vlasverwerking had hij een braak en een slijpmachine aangeschaft.
En in de hoek was een drooghok, waar de schoven voor het braken gedroogd werden.
Het begrip landarbeider werd veel te laag beoordeeld, want het hele jaar door wisselden de werkzaamheden telkens weer en was er wel degelijk sprake van vakmanschap.
Wat te denken van maaien, sichtsjen, melken, het “oploegjen” van hooi en graan in de “golle” en aan de “skoene” en het omgaan met paarden en het verzorgen van het vee?
Ook het scherpen van het gereedschap, zoals “het harjen fan de seine” behoorde tot de werkzaamheden.
Sipke was een allround landarbeider en we hebben veel van hem geleerd.
Na Sipke en Johanne hebben Douwe van der Pol en Riemke er nog gewoond.
De omgeving op zo’n streekje is niet altijd ideaal.
Een mens moet geven en nemen en dat is de ene keer gemakkelijker dan de andere keer.
En dan moet ik even denken aan die vrome arbeidersvrouw die verkondigde:
“G? hebt, o allerhoogste koning, de plaats bepaald van ieders woning” Maar ze zei er achteraan : “Mar as it maaie is, dan wol ik hjir wei”.
Tenei mear
K.H. 24-6-91