Bij foto:
foto 1:
It “Jagershûs” v/h Willem Tjebbes Dijkstra Pietersbierum Vroeger behorend bij Hottingastate.
foto: 2
Ontworsteld aan de slavernij.

Tebek yn 'e tiid deel 30 april 2005

De laatste Oorlogswinter werden er nogal wat razzia's gehouden.
De Duitsers hadden veel mankracht nodig, zowel voor de oorlogsindustrie in Duitsland, als voor het maken van wegversperringen en verdedigingswerken in o.a.. Drenthe.
Het tijdstip van deze mensenjachten was vaak midden in de nacht.
Als er na het bonzen op de deur niet vlug genoeg open gedaan werd, dan trapte men simpelweg tegen de deur, zodat deze openspatte.
Veel tijd om nog wat extra warme kleren bij elkaar te zoeken was er vaak niet.
Veel vrouwen hadden uit voorzorg dan ook voor hun man een bundeltje kleren e.d. klaar liggen voor het "geval dat".
Als men geen goede schuilplaats had, werd vaak een vluchtpoging ondernomen over daken, door stegen en door achtertuinen.
Als tijdens zo'n vlucht alles goed verliep, kon men er later smakelijk om lachen.
Zo ook Hyltje van der Wal, de lapkekeapman van de Alde Buorren no 30.
Er lag een flink pak sneeuw en zijn vluchtweg was dwars over de Alde Buorren, door de pastorietuin, vervolgens richting tuinmanshuis van Cees Tuinman.
In de pastorietuin kwam van der Wal ten val, zodat een levensgrote prent achterbleef.
Bij de finnehokken aangekomen, kwam hij in een hok van Cees Dijkstra terecht, waar hij neerhurkte tussen de geiten.
Toen hij onraad meende te horen, camoufleerde hij zich.
Volgens de verhalen door het geitenschaaltje als een helm op het hoofd te zetten.
De familie Piet J. Bierema die, voordat ze in de jaren '50 naar Terschelling vertrokken, nog een tijd in het stationskoffiehuis woonden, hadden in de oorlogsjaren hun thuis aan de Alde Buorren no 16.
Om precies te zijn tussen Jan Bieuwes Wielenga en timmerman Banning (no.14) in.
Toen de Duitsers daar in de nacht aankwamen, blafte hun hond de halve Alde Buorren wakker.
Door een gericht schot uit een Duitse blaffer zou deze wakkere wekker nooit meer wakker worden.
Anne-Afke de Jong- Bierema van de Latsmaleane zal het kunnen bevestigen.
Ook bij meester Huizinga aan de Heerenstreek (nu TsjerkHiddesstrjitte) kwamen de Duitsers in huis.
Eén van de onderduikers, een bakkersknecht uit Wommels, kon niet slapen en keek even uit de kajuit.
Daar zag hij de bezetters aankomen.
Hij kon nog net op tijd met Jan van der Zee (de a.s. schoonzoon van de heer des huizes) in de veilige schuilplaats komen.
Na het doorzoeken van de woning liet meester Huizinga, beleefd als altijd, het gehelmde bezoek uit met de waarschuwing: Denkt u vooral om het afstapje.
Zoon Ulfert, toen een jaar of vijftien, kon niet laten tegen zijn heit te zeggen: Hie him er mar bij del donderje litten.
Waarop meester bestraffend zei: Foei, zulke taal gebruik je niet.
Niet iedereen kon altijd op tijd wegkomen.
Het zal in december 1944 zijn geweest, toen het weer zover was.
Gepakt werden o.a. karrider Riemer van Keimpema, Uilke Schoelier, bouwvakker Wybren Reitsma, de man van Geertje Okkinga, die naast meester Huizinga woonden en grienteman Piet Houtsma.
Zijn oudste zoon Rense, toen 18 jaar, kon nog vluchten, maar Piet deed geen poging om zich te verstoppen.
Hij was immers al 46 jaar en boven de leeftijd.
Geen pardon deze keer.
Zonder dat hij van zijn kinderen afscheid mocht nemen, werden ze op transport gesteld naar Drenthe.
Bij bewaarschooljuffrouw Saartje Miedema hadden ze als beuker vroeger in de grote zandbak vaak "boffetjes" gebakken en met de houten schepjes en kruiwagentjes gespeeld, maar in het veld van Ellert en Brammert was het andere koek.
In de omgeving van Dwingelo moesten ze onder dwang tankversperringen en schuttersputjes maken om de opmars van hun eigen bevrijders te dwarsbomen.
De gedachten waren voortdurend bij hun vrouw en kinderen en het bedrijf waarvan ze waren losgerukt. Wat was hun toekomst? Zouden ze ooit weer in hun vertrouwde dorp terugkeren?
Ondanks alle tegenslag bleven de gelovige mannen vertrouwen op hun Heer en in navolging van Paulus en Silas in Filippi werd 's avonds voor het slapen gaan Gods lof gezongen.
Een psalmboekje hadden ze niet nodig.
Want op de lagere school hadden ze elke maandagmorgen een psalmversje moeten opzeggen.
En zo kon het gebeuren dat in hun cel o.a. psalm 146 klonk Prijs den Heer met blijde galmen.
Ze zullen het gezongen hebben met tranen in de ogen.
De laatste regels van vers 5 waren helemaal van toepassing: Die gevangenen vrijheid schenkt, en aan hun ellende denkt.
Na dit zingen kwam er echter geen zware aardbeving, die de grondvesten der gevangenis deed schudden, zodat de deuren opensprongen, zoals bij Paulus en Silas.
Wie er een paar dagen later op een paar gammele fietsen met "cussiebanden" wel aankwamen?
Dat waren Metje, Piet zijn vrouw, en Thomas' Trijntje Houtsma-Gerbranda, zijn schoonzuster.
Ook Geertje, de vrouw van 'Wybren Reitsma, had deze barre tocht midden in de winter gemaakt, in de hoop dat ze hun mannen vrij zouden krijgen.
Niets daarvan! Erger nog: ze kwamen zelf voor het verhoor en werden een nacht in de cel opgesloten.
Ze konden zonder hun mannen te hebben gezien hun pakjes, met daarin wat kleren en etenswaren, achterlaten in de hoop dat ze goed terecht zouden komen.
Teleurgesteld, maar niet ontmoedigd keerden ze huiswaarts. Deze heldinnen, voor wie nooit monumenten zullen worden opgericht, ondernamen deze tochten voortaan iedere veertien dagen, tot omstreeks maart 1945.
Ze deden dit vooral om een flinke portie brood te brengen.
Omstreeks half maart kwamen de mannen uitgeput weer in ons dorp aan.
Zo had ieder over die tijd zijn verhalen, ook over schuilplaatsen.
Tijdens verbouwingen in de jaren '50 en '60 kwamen we ze nog regelmatig tegen.
Ook in het veld. In nep- aardappelhopen sliepen in die laatste oorlogwinter veel jonge mannen.
Willem Tjebbes Dijkstra van Pietersberum vertelde me jaren geleden dat zijn zoon Tjebbe 's avonds naar het hok aan de Leane (no 1) ging.
In 1967 werd hier een woning bij gebouwd, waar de Dijkstra's gingen wonen, toen hun "spultsje" gesloopt moest worden om plaats te maken voor de rondweg om Pietersbierum.
Die oorlogswinters kenmerkten zich door veel sneeuw.
Tjebbe ging dan gecamoufleerd met een wit laken langs sluipwegen naar zijn nachtverblijf.
Paulus en Eppie Bruinsma van Vredenoord kochten later dit stee, waar het hok nog steeds op staat.
Veel verhalen zijn na 60 jaar weer boven water gekomen.
Zo’n dagboek van Jan Wildeboer is voor onze dorpen ook waardevol, want de precieze datum mankeert vaak aan de gebeurtenissen.
Ook de tentoonstelling van "Oud Barradeel" in Firdgum was de moeite van het bezoeken waard.
Weet u trouwens dat u daar het hele jaar tijdens openingstijden terecht kunt?
Het is goed dat we ons monument op de Terp hebben, maar weet u dat daar vlakbij nog een "gedenksteen" is, die door onze bevrijders zelf is "ingekerfd"?
Vanaf Pietersbierum ter hoogte van Walburgastrjitte no 1 ziet u aan uw linkerkant dat de 9de stoeprand door een ijzeren rupsband geheel beschadigd is.
Waarschijnlijk werd de aandacht van deze Canadese tankchauffeur te veel afgeleid door al het vrouwelijk schoon van Sex- en Pietersbierum en was hij even de kluts kwijt.
Nog even een paar rechtzettingen van de vorige aflevering.
Jaap Hiemstra van Tzummarum werd na de oorlog geboren, want in 1945 is Jappie Hiemstra overleden, toen het oudste zoontje van de Fam. Hiemstra.
Verder werd er geschreven over Arjen Hoekstra.
Ik had geschreven: Arjen Hoekstra (fan de Mieden), omdat hij vroeger op de oude miedpleats heeft gewoond (een broer van Berend en Jelle)
Er was toen namelijk nog een Arjen Hoekstra (fan it eilantsje).
Dries Faber van it Fliet merkte op dat deze Arjen Hoekstra ( fan de Mieden) door de hand geschoten was.
Dat zou dan volgens het verslag van Wildeboer bij het gemeentehuis gebeurd moeten zijn door de marechaussee.
Volgens Dries is deze Arjen nog door zijn mem verbonden, waarna hij naar de dokter is gegaan.
Jan Dijkstra (Amerikaan) die toen op het Heechhiem woonde (tussen Ottemaleane 1 en de Slachte in) vertelde het volgende.
Als ze naar het dorp liepen, zagen ze in de vijver van wed. Jan Nammensma en klerk Hoekstra zulke prachtige rode toarnkneppels (stekelbaarsjes).
Toen tijdens de melkstaking melk in de sloot werd gegooid, zag Jan deze "goudvisjes" in de witte melk drijven.
Door de aanleg van het fietspad zijn deze vijvers aan de Hearewei no 1a en no 3 rond 1966 gedempt.
Oant de oare kear
Harm Zaagsma