Bij foto's:
Foto 1:
Voorgrond Achterom 4. Voormalige schilderswerkplaats en Ger. kerkVrijgemaakt.
foto 3:
Groot Juckema, de oude boerderij van Gerke Hofstra, in 1956 aan het eind van de Juckemaleane.

Tebek yn’e tiid deel 37 januari 2006

Vervolg Achterom 4
Regnerus en Janke Hoekstra-Mollema hadden dus hun schildersbedrijf en klompenhandel op de hoek Achterom – Terppaed.
In de volksmond was het meestal Ringenerus.
Er waren in onze dorpen nog minstens 3 andere schildersbedrijven.
De tijd waar ik nu over schrijf is plm. tussen 1943 en 1953.
De afscheiding van hun “smûke” achtertuin met het Terppaed, bestond uit een houten schutting met een deur.
Tegen de afscheiding met Terppaed 5, waar Thomas en Aaltje Sippens toen woonden, was nog een hok, waar ook de “swarte branje” een plaats had.
Aan de binnenkant van het “skut” onder een afdakje, hingen de schildersladders.
En op de plaats waar het “skut” tegen de schilderswerkplaats was bevestigd, had Regnerus zijn pishoekje.
Bij ons thuis vandaan kon je altijd mooi zien wanneer hij daar stond.
Boven de schutting uit leek het dan een soort borstbeeld.
Meestal met de hoed op, maar ook wel eens zonder.
Ik begreep toen nooit waarom hij daar altijd zolang stond, want als wij, als jongens van de bewaarschool, “troch de gulp of troch de bokse, bij dûmny syn skut” op pisten, was dat voor ons maar een fluitje van een cent.
Verder hadden de Hoekstra’s tegen de gemeentewerkplaats een kippenhok met een trio krielkippen, ze hadden veren aan de poten.
Nu weet ik dat het Roodporselein Sabelpootkrielen waren.
Een paar meter van het huis stond een grote perenboom, waar in de herfst dikke bonkige vruchten aan zaten.
Bij ons thuis noemden we die “Janke-parren”.
Een regenwaterbak en een pomp op de “saad” zorgden voor de watervoorziening.
Een grote zilverspar bijna tegen de grens met Thomas-Aaltje, maakte voor ons het geheel tot een sprookje, want ook bessenstruiken en buxushaagjes ontbraken niet.
In de wintermaanden zat in de spar, vlak tegen de stam altijd een ransuil.
Als je er langs liep, volgde hij je met zijn grote ronde ogen.
De kinderen uit de buorren, die naar de Gereformeerde School aan de Rients Westrastrjitte gingen, liepen bij tientallen over het Achterom en het Terppaed, want het Fliet was er pas na 1950.
Eén keer zaten er op een morgen meer dan 10 van die grote uilen in de spar. Waarom? Ik weet het niet.
Siebe Hoekstra zou wel zeggen: ”Dat is een speling der natuur”.
De volgende dag waren ze allemaal weer weg.
Waarschijnlijk hebben ze hun broedplaatsen allemaal weer opgezocht.
Janke was altijd bezorgd om de uil, vanwege stenengooiende jeugd.
Regnerus Hoekstra overleed in 1950.
Zoon Siebe, die al vanaf 1931 in Pietersbierum woonde, had het schildersbedrijf al overgenomen.
In de schilderswinkel aan het Achterom waar altijd zes dagen in de week was gearbeid, was nu alleen op de zevende dag nog activiteit.
De kerkdiensten van de na 1944 afgescheiden Gereformeerden vonden er plaats.
In de volksmond werden ze Artikel 31 genoemd.
De klompenhandel bleef eerst nog wel op zolder.
De familie Hoekstra had zich ook bij deze kerk aangesloten en stond zondags hun voorkamer af, zodat die gebruikt kon worden als consistorie.
De dag dat buurvrouw Janke overleed, weet ik nog heel goed.
Het was in augustus 1956.
We waren toen aan het werk bij familie Gerke Hofstra aan het eind van de Swarte Leane. Daar waren de vorige nacht, tijdens windstil weer, alle pannen met latten en al, als een lawine van het oude vooreind geschoven, doordat alle spijkers finaal doorgeroest waren.
Daar moest dus nieuw dakbeschot op.
Toen we om 12 uur thuis kwamen om te eten, was er allemaal drukte op het Achterom.
Thom Kuurstra die na schooltijd nog even voor “beppe” Janke naar de Spar zou, om een boodschap te doen, kon geen gehoor krijgen, en keek tenslotte maar eens door de briefopening.
Daar zag hij tot zijn schrik ”beppe” levenloos in de gang liggen.
Zo kwam er een eind aan de bijna 100 jarige bewoning van de Mollema’s en Hoekstra’s in dit pand.
Mijn eerste negen levensjaren, was de wereld om me heen niet zo groot.
Ook al omdat de Tweede Wereldoorlog bijna tot mijn zevende jaar geduurd heeft.
Zo was het bevrijdingsfeest met zijn optocht een heel gebeuren. Ik zag o.a. dat er bij Regnerus en Janke tijdens de optocht een paar nieuwe klompen “gestolen” werden. Er reed in de optocht namelijk een *“spulwein” mee.
De woonwagen van de zigeuners was bemand met jonge mensen uit de dorpen die pikzwart haar hadden.
Volgens mij o.a. Jan van Wybren en Namkje Bouwma uit Pietersbierum, de tweede zoon, Folkert, van Cees en Djoke Boutsma van het Molepaed en mijn nicht, Froukje v/d Brug.
Maar er waren meer.
Voor de wagen twee hynders en er onder natuurlijk een hoenderhok met kakelende kippen.
Zo nu en dan werd de pispot met geel vocht en roggebrood over het publiek leeggegoten.
Het “stelen” van de goor uitziende bemanning was natuurlijk doorgestoken kaart.
Na Janke kwamen er tot nu toe nog zeven keer andere bewoners; die we wat minder uitgebreid zullen beschrijven.
Tot dan.
Harm Zaagsma

*Spulwein
Het Fryske woord voor circus is “hynstespul”
De artiesten trokken rond in “spulweinen”

Ald Nijs fan Klaas Tjipkes Hibma (1909-1993)

Stasjonswei no. 7
Een van de eerste bewoners van no. 7 was Klaas Dijkstra, getrouwd met Liskje Hanenburg. Ze kregen twee kinderen: Comelis (Cees Tuinman) en Lysbert, later de vrouw van Andries (garage Norder).
Klaas was als jonge man soldaat in Nederlands-Indië geweest (2x 6 jaar).
Je kon het later aan zijn stap en houding nog wel zien dat hij militair geweest was.
Wij hebben hem gekend als een consequent en resoluut man, gezagsgetrouw en uit één stuk.
Toen in 1940 de Duitse soldaten ons land binnenvielen en onze regering en de koningin naar Engeland vluchtten, was dat in het begin door de meeste mensen moeilijk te verkroppen.
Vooral het in de steek gelaten worden door koningin Wilhelmina werd niet begrepen.
Zo stonden er op de Stasjonswei die 10de mei ook groepen mensen te praten en daarbij vielen harde woorden.
Klaas Dijkstra stond er ook bij en hoorde alles aan.
Allen luisterden toen hij zei: “W? vinden het spijtig en zijn zeer teleurgesteld, maar het is goed dat de koningin en de regering vertrokken zijn, maar zij komen terug.
Denk maar aan David die ook vluchten moest, maar hij kwam terug.
En al lijkt het nu slecht, Hitler heeft bij voorbaat verloren, want wie het tegen God opneemt kan nooit overwinnen.”
Klaas Dijkstra’s woorden maakten indruk en zijn woorden zijn ook uitgekomen, alhoewel hij het einde van de oorlog zelf niet meer heeft mee gemaakt.
Toen Willemke en ik bijna een jaar op het andere eind van het dorp hadden gewoond, moesten wij er weer weg, maar het slaagde niet al te vlot om weer een woning te vinden.
Ik zal het nooit meer vergeten dat Klaas Dijkstra toen op een morgenvroeg bij ons in huis kwam en op een korte en zakelijke toon zei: “Liskje har mem, Lysbert, komt bij ons in.
Ze is 90 jaar en kan niet meer op zichzelf passen.
Haar huis wordt verkocht en dat hebben we in handen gegeven van Petrus Zaagsma en nu moeten jullie het zelf maar weten.”
Toen draaide Klaas zich om en ging weg.
Wij hoefden hier geen twee nachten over te slapen en kochten no.5.
Door zo’n ondervinding kan er een hechte band ontstaan die soms overgaat van ouders op kinderen.
Wie ook jaren op ‘ús streekje’ hebben gewoond tot nu toe, dat is de familie Jan en Tine Reitsma- Nauta.
In de jaren ’50 zijn ze op no. 7 komen wonen. Ze waren dus de tweede bewoners tot nog toe.
Als je zo dicht bij elkaar woont, dan moet men wel eens geven en nemen.
Maar het is met de familie Reitsma “altyd tige goed yn’e omgong west meiinoar”.
Tenei mear Maart ’92
K.Hibma