Bij foto 3:
Op linker paard is Petrus Zaagsma en rechts kapitein Seyffardt

Tebek yn’e tiid deel 39. maart 2006

Wat deed het bericht van het doodschieten van generaal Seyffardt in 1943 met de timmerman Petrus Johannes Wijbrandus Zaagsma uit Sexbierum?
Us heit (Petrus kwam uit een gezin van 5 jongens en 5 meisjes.
Hendrik, de oudste zoon, geboren in 1879 werd slechts 5 jaar oud.
Na Geiske, Hendrikje en Crispinis Carel kwam er weer een Hendrik ter wereld.
Harke, Jetske en Baukje volgden daarna.
Petrus J.W. Gerrit en Anna Wilhelmina sloten de rij.
De namen van de ouders waren Roelof Zaagsma, 1848 - 1929 en Froukje Knoll 1857 - 1909.
Heit was van het jaar 1892 en had na de lagere school de 3-jarige ambachtsschool in Harlingen (te voet) bezocht.
Hij werd als 15-jarige bij zijn heit en broers verder in het timmervak opgeleid.
Net als zovelen werd hij enkele jaren later 'aangeloot' en kwam hij in 1912 in militaire dienst.
De bedoeling was dat hij in 1914 het timmerbedrijf van zijn heit zou overnemen, want zijn vier broers waren allen naar Amerika geëmigreerd.
Het liep allemaal anders.
De Eerste Wereldoorlog brak uit.
Miljoenen en nog eens miljoenen jonge mannen en vaders kwamen in deze loopgravenoorlog om het leven.
Modder, drek en chemische oorlogsvoering maakte ontelbaren krankzinnig.
Vier jaar duurde deze toestand.
Omke Gerrit, heit zijn jongste broer, heeft als Amerikaanse soldaat het laatste jaar nog meegevochten.
Hij heeft het overleefd, maar lag daarna nog maanden lang wezenloos in een sanatorium.
In de brieven die we nu nog hebben schreef hij 50 jaar later nog steeds over de spookbeelden en de vreemde machten die bezit van hem hadden genomen.
Nederland bleef neutraal.
De Belgen werden op een vreselijke manier door de Duitsers onder de voet gelopen.
Honderdduizenden vluchtelingen waren het gevolg.
Ons land, onze provincie en ons dorp probeerde ze op te vangen.
Het armenhuis in Sexbierum werd omgedoopt tot "Brussel".
Hier kregen velen onderdak.
Toen in 1997 na het schoonmaken en saneren van het Zuivelfabriek Enna terrein, de vaart doorgegraven werd langs De Tsjerke-ekers verdween de locatie 'Brussel' totaal van de aardbodem.
Als herinnering ligt nu zo'n dertig meter naar het westen "Brussels Bręge".
Wie weet wordt hij door een volgende generatie nog eens 'gewipt'.
Het gevolg van het uitbreken van die oorlog was dat het Nederlands leger mobiliseerde.
De totale krijgsmacht moest paraat blijven.
Heit zou in plaats van 1 ˝ jaar, 5 ˝ jaar de wapenrok dragen.
Het bevreemdde velen dat de timmerman Petrus in militaire dienst bij het 'hynstefolk' kwam.
Er waren in die tijd immers genoeg anderen die ervaring hadden in het omgaan met paarden.
Dat heit zich bij de bereden artillerie als een vis in het water voelde, konden we goed merken als hij vertelde hoe ze met de kanonnen en de 'hynders' over het oefenterrein 'de vlasakkers' bij Amersfoort stoven.
Dat de bedrijfsopvolging in de 'knipe' kwam was wel een feit.
Pake Roelof had het timmerbedrijf aan het oude Vliet. Op de plaats waar nu het tankstation van fa. De Boer is.
De volgende oplossing werd bedacht en uitgevoerd:
In 1915 toen pake 67 was, verhuisde hij met zijn inwonende dochter Hendrikje naar wat nu Terp 9 is.
Heit kocht een kavel aan het Terppaed (nu no. 8) wat tevens bereikbaar was vanaf het Achterom.
Tijdens een ruime verlofperiode bouwde hij daar een nieuwe timmerwerkplaats en 'karke' de hele timmermansinventaris van het Vliet naar het Terppaed.
Toen het laatste 'karvol' in de werkplaats gereden was kon de deur nog net dicht.
Toen riep ook de grote baas weer en toog hij opnieuw naar Brabant.
Zijn legerplaatsen waren o.a. Leeuwarden, Amersfoort en vooral Dongen.
Ze mochten slechts 2 of 3 keer per jaar met verlof naar huis, waardoor de militaire tehuizen in hun leven een belangrijke plaats in namen.
In Noord-Brabant was Petrus Zaagsma jaren oppasser van de 'kapitein'.
Zijn taak: een stuk of 4 paarden onder zijn beheer, stallen schoonhouden, tuig en paarden poetsen, elke dag de paarden berijden met of zonder gezelschap van de kapitein.
Tevens schoenen en uitrustingsstukken van de baas en hemzelf onderhouden.
Zo ontstond een zeer hechte vriendschap tussen heit en kapitein Seyffardt.
Ook bij hem thuis deed heit wel hand- en spandiensten.
Als kinderen luisterden we altijd aandachtig als verteld werd dat heit bij een begin van brand het brandende behanglinnen van de muur scheurde en door de tuindeuren naar buiten gooide.
Deze kapitein Seyffardt schreef op een foto, waar hijzelf en heit te paard opstonden: 'Ter herinnering aan onzen mobilisatietijd in Noord-Brabant 1914-1916 aan P. Zaagsma van kapitein Seyffardt.
'Begin jaren dertig was deze Seyffardt chef van de Generale staf.
Heit was dan in de zomer van 1941 ook helemaal ontdaan en van binnen kapot toen bekend werd dat 'zijn kapitein' in dienst was getreden van de Duitsers en wel als commandant van het vrijwilligerslegioen.
D.w.z. hij moest een leger op de been brengen van NSB'ers en vrijwilligers om aan het oostfront te vechten.
Na deze bekendmaking haalde heit de foto van de wand, die daar bijna 20 jaar, als een dierbare herinnering had gehangen.
Op vrijdagavond 5 februari 1943 wordt Seyffardt door een student, lid van de verzetsgroep, neergeschoten.
Voordat hij de volgende dag aan de verwondingen komt te overlijden heeft hij nog laten weten dat voor hem geen gijzelaars mogen worden doodgeschoten.
Dat is voor heit misschien nog een troost geweest.
Het geeft een goed gevoel dat voor en na het schrijven, door velen foto's en informatie wordt verschaft.
Reacties naar aanleiding van deze foto's naar 05I7 -59I337.
Harm Zaagsma

Ald nijs fan Klaas Tjipkes Hibma (1900-1993)

Stasjonswei no.8
No. 8 van ons streekje huizen heeft voor de fam. Hibma wat bijzonders.
Dit was namelijk de eerste woning van heit en mem.
Toen heit naar de eigenaar ging om het huis te huren, waren er al meer om geweest, maar heit en mem kregen de woning.
In 1907, het jaar daarop waren ze niet meer samen, want toen werd ús Boukje geboren.
In no. 8 woonden ze naast ús pake en beppe, die in het huis woonden waar nu de betonloods staat.
Een jaar later verhuisden heit en mem naar de Kade.
Jan Jellema en Janke gingen toen met hun kinderen op no.8 wonen.
En dan moet je wel wat van elkaar “op kunnen”.
Toen er nog geen waterleiding was, was een regenwaterbak ook vaak aanleiding tot ruzie, vooral bij droge perioden.
En als er ‘s winters water bij de bak gemorst werd, werd de gezamenlijke straat een ijsbaan.
Zo kun je vele onderwerpen bedenken, waarover je ruzie kunt maken.
En dan is een goede buur vele malen beter dan een verre vriend.
Toen alle woningen te koop kwamen, kochten de bewoners van no.7 huis no.6.
Ze lieten een vuil huis achter, waar de bewoners van no.6 in moesten trekken.
Jan Jellema woonde dus op het eind van het streekje, no.8.
Hij had meer ruimte dan de anderen en kon een kippenloop tegen de eindmuur maken en er was ook nog ruimte voor wat kruisbessenstruiken.
Maar pake kreeg Jan zijn kippen ook wel eens op it hiem, want pake had daar een afdak voor zijn “hynder en wein”.
En waar vee is, is ook vaak ander 'libben guod' waar de ‘hintsjes even yn om klauwe wolle’.
Pake had daar niet altijd ‘likefolle nocht oan, maar het was hem te min om er wat van te zeggen.
Maar pake vond wat anders uit, waar Jan niet op gerekend had.
In een hoekje van het afdak maakte pake een donker hoekje met wat stro.
En een kooi (stenen ei) zorgde voor de rest.
Pake en beppe hadden een week lang een vers eitje bij het ontbijt.
Toen koos buurman eieren voor zijn geld en liet de kippen niet meer buiten scharrelen.
Het huis op no.8 is later nog enkele jaren bewoond geweest door een zuster van Janke: Baukje, weduwe van Piter Kuiken.
Simon Jellema heeft het toen van Baukje overgenomen en heeft er een garage aan gebouwd, maar heeft het jammer genoeg niet beleefd om er gebruik van te maken.
Antsje, zijn vrouw, woont er vandaag de dag nog.
K.H. 10-5-’91
Tenei mear.