De laatste vissersboot van Dirk Bouma bij zijn huis aan de Sédyk nr.7.

  ‘Waddenman’ Dirk Bouma is de laatste visser van Koehool

Friesland is rijk aan buurtschappen en mini-dorpen.
Ze hebben een eigen geschiedenis, een eigen ‘kleur’ en vaak ook een duidelijk herkenbare bebouwing.
Achter de muren worden de herinneringen levend gehouden.

Door Simen Kingma

,,Op 30 Januari 1876 woedde naar de middag een storm uit het Noordwesten.
Dit duurde 10 uren lang.
Dit bracht grote verwoestingen teweeg.
Zulk een weer heeft in 1825 niet gewoed.
De zeewering is belangrijk beschadigd.
Het verhaal van de geweldige januaristorm van 1876 is door een Bilkerdt opgetekend, die er bij was en die, net als alle andere bewoners van de Friese noordkust, in angst en beven het tempeest beluisterde
De vergelijking met 1825 is duidelijk.
In dat jaar zette de Zuiderzee zuidelijk Friesland onder water.

Een man die deze verhalen nog steeds met ontzag leest is Dirk Bouma, wonend te Koehool,’bij de bunker’.
Deze Bunker is er door de Duitsers neergezet, half weggebouwd in de dijk.
Als Bouma op de fiets de Seedyk afkomt fietsen op weg naar z’n huisje is het al te zien: deze man is vergroeid met dit gebied op de rand van land en water.
Hij noemt zichzelf de laatste visser van Koehool.

In de kamer van Bouma’s eenvoudige huis onderaan de dijk hangt de spreuk’De beste fisser ontkomt wel ‘s ’n aaltsy’.
Dirk Bouma woont hier alleen.
De bewonersdichtheid van dit deel van de Friese kust is gering en ze heeft de neiging om af te nemen.
Er wonen nu veel vreemdelingen, zoals Dirk ze noemt.
Tot in de jaren vijftig werd er vrij intensief gevist op zee, hoewel de gouden tijden van de regelvisserij toen al geruime tijd achter de rug lagen.
,,Doe’t de dyk anlaid waar gong ’t al gau mis met de hirringfisserij”, vertelt Dirk Bouma.
Met ‘de dyk’ bedoelt hij de Afsluitdijk,die in 1932 de Zuiderzee definitief afsloot van de Noordzee.
Nog tot een paar seizoenen daarna maakten de vissers van Het Bildt en Barradeel goede besommingen, maar daarna was het afgelopen.
Dirk Bouma is de laatste visser van Koehool.
,,Ik hoef ’t niet meer te doen, maar ’t is ’n mooie bezighyd.

Herinneringen.
Een keer haalden wy wel 1200 skarren op ‘e wâl, met skarpoeren.
Dat waar in é oorlog.
Ik waar ‘n jaar of fyftyn.
Wy kregen der twee kwartsys ’t pond foor.
“Maar tijdens de bezetting was geld niet zo belangrijk.
De ruilhandel bloeide en vis was een welkome aanvulling op het schrale voedselaanbod.
,,We roilden ’n prot, ’n Bak melk foor vis”.

Bij Koehool stond afweergeschut.
Bij mooi weer kwam er wel een vliegtuig van Leeuwarden naar het Wad, met een sleepzak erachter.
Daar moesten de luchtdoelschutters op schieten.
,,Wy waren soms op é see.
At dan dy mesine met dy luchtsak d’r an kwam gongen wy na de wâl
Se skoaten niet op ôns, maar der kwam wel feul rotsooi del.
Hait deed dan de fetpan op é kop, as ’n soort helm”
Voor de Koehoolsters was Tzummarum ‘de wereld”.
De kinderen gingen er naar school,3,5 kilometer lpen, tussen de middag soms nog weer terug naar huis.
,,De skoalbus kwam krekt as de kiners fier kilometer lope mosten, dat wij kwammen d’r niet an toe”.
Dirk’had ’t nooit an tiid om te trouwen’, zegt hij.
Hij woont nog steeds in het ouderlijk huis, ,,tot de dag des oordeels”, grapt hij.
Als jonge jongen voer hij wel naar Terschelling, liefst de Bosplaat, waar in de prielen veel vis zat.
Hij was ooit stuurman op een boot die de zeehonden nazat.
,,Een ryksdaalder kregen wy foor een seehônd.
’n Fin inlevere en je krege ’t geld.
Late wy dy finnen maar beware, saaien wy.
Maar op ’t gemeentehuus kregen se al gau deur dat wy de boel besoademiterden”.

Er waren reddingen, zoals van een Belgische schipper die met vrouw en klein kind vast kwam te zitte op het Wad, ,,Fijfenseuventig gulden kregen wy”.
De berging van een Nederlnds jacht leverde meer op, f 1600.
Die van de noordkust zijn van het zelfde slag als van de eilanden: jutters.
,, We hadden ’n keer seuventig battings an boord, mooi hout.
We fergatten ’t om an de gemeente deur te geven”.
Met de vondst van containers met sigaretten, merk Hollywood, was de vergeetachtigheid opnieuw groot, overigens ook van veel Vlielanders.
Nog meer juttersverhalen:
,,Man fan Terskelling had ’n mooie broek an.
Hij waste se niet eens,maar gooide se fort, Ík hew d’r thús wel seuventig hangen’, saai-y”.
Wormen graven in de slikvelden, Dirk heeft dat ook gedaan.
Op een dag had hij er samen met Hotse van de Westhoek wel 1500 opgegraven op de Ballastplaat.
,,Bij Roptasyl an lând.
Ik op é fiets na Harlingen, met de wurms in fier,fijf laden, goed ferzorgd, ôfdekt teugen de son.
Dêrom kregen wy ok ’n hoge priis”.
Dirk Bouma heeft in zijn leven meestal los werk gedaan, op het land, maar ’t liefst bij de zee.
,,Ik bin gyn boereman”.
Als er niet werd gevist langs de kust was de werkloosheid groot.
Voor de oorlog moesten ze twee keer daags stempelen, later één keer.
Dat gebeurde in het hok naast Bouma’s huisje.

Als Dirk nu over de kijkt, het Wad op, kan hij zich gemakkelijk voorstellen hoe hier de regelvissrij werd bedreven.
De vissers van Barradeel (BAR op de boten) en van Het Bildt (HB) vingen hier haring in fuiken, die dichtbij de kust in lange rijen (‘regels’) in zee waren geplaatst.
Hoe verder in zee, hoe beter doorgaans de vangst.
Daarom lootten de vissers om de beste plekken opdat ieder kans had op een goede vangst.
Maar de tijd van vissers als de familie Wallendal, Kuiken, Bouma en Leeuwen is voorgoed voorbij.

L.C.11-11-1997