De boerderij van Piet van der Schaar.
Dit was de enige boer die behoorde tot het ‘lokaaltsjefolk’van de orthodox hervormde Kerk.
Al de andere boeren waren vrijzinnig, openbaar.
De familie kende mijn ouders goed.
Een van de beide zoons, Neno, kon prachtig tekenen.
En de jongens konden heel goed knutselen; ze maakten mooie tractors, John Deere bv..
Bij deze boer heb ik veel op het land gewerkt en allerlei werk verricht, wat soms heel zwaar was: aardappels rooien, bieten verdunnen, vlas trekken, erwten keren, aardappellof trekken, ‘stykelstekken’, met een paard hooi aanharken, een paard uit de wei halen, met een paard naar smid Herrema in het dorp, etc.
Met een paar arbeiders was men bezig een zeer grote kuilbult te maken.
Ik moest met een paard daar boven op het gras aanstampen.
Het paard struikelde en viel met mij van de kuilbult af.
Ik slaakte een kreet en kwam onder het paard terecht met mijn hoofd tussen de benen van het paard.
Hij bleef gelukkig liggen tot dat de knechten mij er onderuit gehaald hadden.
Op de wc achter bij de schuur trof ik een oude Statenbijbel aan die voor wc-papier gebruikt werd.
Na enig aandringen mocht ik deze grote bijbel hebben.
Ik nam hem mee naar huis en constateerde dat hij vol moet oude prenten verlucht was.
Alleen de band ontbrak en enige bladzijden. Ik ben hem kwijtgeraakt.
Aan het eind van de zaterdagmorgen, als het werk afgelopen was, kwamen al de arbeiders bij elkaar achter op de deel en gingen op zakken en kistjes zitten in afwachting van de boer.
Dan kwam hij uit het voorhuis en gaf elke knecht in een bruin papieren enveloppe het loon.
Een knecht die thuis een gezin had met enige kinderen had die week 60 gulden verdiend.
Ook ik kreeg mijn geld: F 19.50
Ik fietste naar huis met mijn hand op mijn borstzakje om die kostbare schat niet te verliezen.
Ook heb ik een keer van het verdiende geld een mecanodoos gekocht.
’s Middags gingen de knechten op hun eigen landjes werken.
En om vijf uur gingen ze na zich verschoont te hebben, bij smid Keuning onder de ‘luif’ staan kletsen.