De boerderij van van der Schaar.

Een grote stelpboerderij met het woongedeelte aan de voorkant op het noorden gericht.
Achteraan een dubbel arbeidershuis.
In een ervan woonde de familie Greidanus met de man werkte ik eens in het hooiland toen het begon te regenen.
We schuilden met een jutezak in een punt gevouwen op het hoofd onder een kar.
Zijn dochter Gaatske is een poosje dienstmeisje bij ons geweest.
Ze was niet sterk van geest en moest vaak huilen om voor mijn moeder onbekende redenen.
In een arbeidershuisje aan de voor kant van de boerderij woonde vroeger de molenbaas die de watermolen moest bedienen. In de 30er jaren is er een elektrisch gemaal gebouwd, die pompte het water uit de ‘melier’ zoals wij die noemden, die begon in het dorp vlak bij de Minnertsgaasterweg, vlak bij ons huis, naar het ‘Berltsummer Wied’.
Waarschijnlijk was de naam: ‘moune ier’.
In het voorjaar gingen wij als kinderen ‘polsspringen’, ieder met zijn eigen pols.
We begonnen meestal vlak bij huis naast het huis van vrouw Post, aan het begin van de melier.
We kwamen niet altijd droog over.
Er waren twee manier van springen: met de beide benen aan de linker kant van de pols en met de pols tussen de benen, wat we ‘stutsjebrekken’ noemden.
Ieder begreep de diepere betekenis daarvan.
Op school in de klas naast mij zat een donkerharig meisje dat in het molenhuisje woonde zij viel in de melier en verdronk.
Ze werd aan de noordkant van de Grote kerk begraven.
Bij de geopende groeve moesten wij als klas een stichtelijk lied zingen.
De boerderij is in 1957 volledig afgebrand.