Het schoolplein.

De foto is gemaakt met de Agfa ‘Clack’ vanaf het balkon.
Te zien is een stukje van onze tuin, de zijmuur van de kerkgebouwen, het ‘Grote Plein’ en naast de school het ‘Kleine Plein’
Links op het plein staat mijn vader, met hoed, hij heeft pleinwacht.
Daarnaast de romantische tuin van het doktershuis.
Helemaal achteraan achter de betonnen schutting de grote oude populier, de slaapplaats van de kauwtjes.
Daarachter was een sloot die de grens vormde met ‘Vogels tún’.
Aan de andere kant achter de schutting naast de school aan de kant van de lokalen was een pad met leilinden dat leidde naar ons kippenhok.
Daarnaast was een hek van de groentetuin van de kerk.
Het plein was een echte speelplaats voor de schoolkinderen en voor ons en onze vriendjes na schooltijd.
Opeens was daar de knikkertijd.
Een poos werd er fanatiek geknikkerd op het schoolplein en na schooltijd op de terp in het dorp.
Twee varianten: Het ‘bultje-knikkeren’, een bultje van 4 knikkers van klei waar op gegooid moest worden vanaf 5 tegels.
En het mikken op de boster (glazen stuiter) Vanaf een aantal tegels die bepaald werden na harde onderhandelingen.
Het ‘bokjespringen’ vond plaats aan het hek van onze tuin.
De bok hield zich gebogen daaraan vast
Men sprong op de rug en tikte er 3 keer op.
Werd dat geraden / gevoeld, dan moest men ook bok zijn en de voorganger aan de heupen vasthouden.
Zo kon er een hele lange sliert ontstaan die moeilijk te beklimmen was.
Opeens was er de tijd dat er werd touwtje gesprongen, vrijwel alleen door de meisjes.
Het ultieme spel was ‘úle-boartsjen’.
Dan was het hele plein voor de kinderen van de hoogste klas.
Alle deelnemers stonden op een rij langs de heg van ‘onze’ tuin.
In het midden een grote jongen.
Verder was het plein leeg.
De kleinere kinderen stonden langs de kant te kijken.
Opeens begon de rij heel hard naar de overkant (de muur van de school, te draven.
De grote jongen probeerde tijdens die tocht zoveel mogelijk overlopers drie tikken op de rug te geven.
Degenen bij wie dat gelukt was, moesten hem nu helpen bij de volgende overtocht van muur naar heg. 13 Elke overtocht werd moeilijker omdat er steeds meer vangers kwamen.
De laatste overblijvers werden de helden.
Door op de rug te gaan liggen ontstond er een worsteling om die 3 tikken juist op de rug te geven.
Door languit op de grond te gaan liggen van af de kant en het slachtoffer aan te raken kon men hem ‘redden’.
Dit spel liep niet altijd zonder kleerscheuren af.
Soms werd het spel op het Kleine Plein gespeeld.
Dat was nog erger omdat dat bedekt was met fijn grind in plaats van tegels.
Na schooltijd was het plein voor ‘ons’. We speelden vaak met de bal, bv. door alle letters op de schoolmuur (christelijk onderwijs) in de goede volgorde aan te raken.
Het lichaam van de school werd gevormd door de vier lokalen.
Verbonden door een lange gang.
De gang eindigde in 3 deuren: een naar de zolder, een naar een grote werkkast en een naar het gangetje naar de bestuurskamer, ‘het kantoor’.
De zolder werd gebruikt om de instrumenten, lessenaars en stoelen van de fanfare ‘De Bazuin’ te herbergen.
Vrijdagsavonds werd er geoefend in het laatste lokaal van de eerste klas.
Dan werd de hele klas ontruimd en via een luik in de gang alles te voorschijn gehaald.
We hebben vaak naar de repetities geluisterd.
Het kantoor bevatte middenin een tafel met 6 stoelen en een wollen kleed, er stonde een kast vol met boeken, waaronder een encyclopedie, die ik helemaal van A tot Z heb uitgelezen.
Er was een gaskachel, zodat we hier ons huiswerk ook konden maken.
Van dat huiswerk maken kwam niet zo veel, ik voelde me eenzaam; keek in de encyclopedie en naar de vogels in de tuin achter de ramen.
Soms controleerde vader ons of mij.
Daartoe had ik de deur van de wc's opengezet.
Oudergewoonte sloot hij deze, waardoor ik gewaarschuwd werd en mijn illegale activiteiten tijdig kon verbergen.
In het gangetje stond vaders fiets.
Naast de zijdeur aan de kant van het Kleine Plein was de ingang van de kelder.
Daar lagen onze aardappels en kolen opgeslagen.
Vaak heb ik die moeten halen..
Dan liep ik met een bos sleutels en de zwarte kolenkit in het donker over het plein de gang door de kelder in.
Tussen de kolen zaten soms ook kikkers, die waren zwart van het kolengruis.
Geen leuk werk.
Aan de andere kant van die deur waren de toiletten voor jongens en meisjes.
Nog was daar de ‘poepdoos’ in gebruik: het tonnetjessysteem.
De gemeente haalde die om de zoveel tijd op met paard en wagen en bij de Kappelleweg, richting Oosterbierum, werden ze op een soort gemeentewerf leeggestort.
Ooit zijn bij een jaarwisseling alle tonnetjes er uitgehaald en op het platte dak van Dronrijp neergezet, tot ontzetting van mijn vader.
In de gang stonden twee grote maar lage kasten waarin de schoolplaten opgeborgen waren, die heb ik veel bekeken.
In de gang hing ook een plaat waarop het ‘moderne’ Centraal Station van Amsterdam afgebeeld was.
Daar boven in de lucht een eenmotorig Fokker passagiersvliegtuigje
In de lokalen stonden banken in strenge rijen opgesteld.
Voorin aan de raamkant bevond zich een zeer grote rechthoekige gaskachel.
De ‘leerkracht’ zat met zijn lessenaar op een podium.
In de onderkant van de ramen waren kleine groen gekleurde vensters, zodat we niet goed naar buiten konden kijken.
Alleen hoger kon ik in de linden nog enig vogelgedoe waarnemen.
De hoogste klas waar mijn vader de aanwijsstol zwaaide was het interessants.
Daar hingen achter elkaar grote rollen landkaarten.
Daar was voorin een kast met daarop een grote geprepareerde ransuil.
Aan de wanden prachtige gedetailleerde schoolplaten.
Op een zondagmiddag liepen Nimda Schelhaas (zoon van de dominee) en Grietzen Buren en ik in de school rond.
In het lokaal van mijn vader besloten we de grote wereldkaart af te rollen om te bekijken.
Hij schoot uit de ophanging en stortte als een gekreukeld gebergte op de grond.
Wij schrokken zeer.
Nu zou er wat zwaaien.
Ik ried de jongens aan naar huis te gaan en bleef mij de taak vader op de hoogte te stellen.
Toen hij het hoorde holde hij met wapperende jaspanden over het plein de school in.
De rest van de dag verliep heel droevig.