Oosterbaanspôle.

Deze arbeidershuizen in carré rond de groentetuintjes horen bij de grote boerderij van boer Oosterbaan, een belangrijke man voor het rundveestamboek.
In de rechterhuizen achter de leilinden woonde de grote familie De Haan, ooit vanuit de Wouden hier komen wonen.
Het was een wat ‘ruige’ familie, waarvan ik me nog twee zonen herinner.
De jongere broer, Tjipke, maakte furore in de klas van mijn vader door het gedicht “Boerke Naas” van Guido Gezelle dramatisch voor te dragen.
De oudere, Meinte: Wij ‘zwommen’ met hem in zee waarbij we tenslotte ons in de modder wentelden, waardoor we volledig met de bruin-zwarte modder bedekt waren.
In de kolk met zoet water naast de zeedijk spoelden we ons al zwemmend weer schoon.
De knapenvereniging van onze (Geref.) kerk, onder leiding van mijn vader maakten ook eens een reisje naar een camping in Sondel.
We fietsten daarheen.
‘s Nachts sliepen we allen op de zolder van een grote schuur.
Er werd veel pret gemaakt.
O.a. klapte Meinte met zijn pik op zijn buik tot grote besmuikte hilariteit van iedereen.
Behalve ik, want ik lag vlak bij mijn vader, van wie ik begreep dat hij zich zeer schaamde.
Op zekere dag kwam in ons dorp een Indo-familie aan, die in een van de linker huizen ging wonen.
Een moeder met twee zonen: Eddy en Wim.
Wim was de donkerste van de twee, Eddy wat blanker, met sproeten.
Zij roken eigenaardig en sliepen op matjes voor de kachel.
De moeder kwam nog al eens bij ons thuis om met mijn moeder te praten.
Daar mocht ik niet bij zijn, want de vrouw vertelde akelige verhalen. Bv. dat haar man gedood was en dat hij gemarteld was, een stofzuiger, zijn anus.
Ik speelde nog al eens met de jongens.
Een keer moest ik vreselijk nodig naar de w.c.
Daarom liep ik naar huis en weer terug.