Waddenzee.

De grote bocht van de dijk omsloot een soort kweldertje.
Deze werd afgesloten door een lage kade.
Midden in de kade was een sluisje met een deur die bij vloed openstond en het water naar binnen liet.
Bij eb zorgde die deur er voor dat het water met moeite terugstroomde.
Aldus slib achterlatend.
Zo was er een eilandje ontstaan.
Daar bivakkeerden wij soms de hele dag tot we met eb er weer af konden.
We namen de fietsen mee, zetten die op de kop en bedekten de wielen met doeken en handdoeken tegen de wind.
In het sluisje leefden zeer veel enge beesten, vooral krabben.