De familie Keestra.

Van r. naar l. : Rindert, Maaike, dokter, mevrouw, Anneke en ‘dienstmeid’ Tine Zondervan.
Mevrouw Keestra had het erg druk met de huishouding en de praktijk.
Ze sleepte elke dag met een gigantische kolenkit de brandstof voor de branders van de centrale verwarming.
Rixy de hond volgde haar op de voet.
Met Rindert maakte ik ook eens een morseseininstallatie tussen mijn en zijn kamer.
Om de ‘goederen’ over en weer te kunnen brengen maakten we een kabelbaan van beide huizen te bedienen.
De beide apparaten waren geďnstalleerd in twee sigarenkistjes.
De morseseinen waren via lampjes te zien en met een koperen strip ook te horen.
Ook maakten we een kristalontvanger, waarvan de antenne van zijn kamer hoog door de lucht naar een beuk in de tuin liep.
Rindert speelde o.a. twee muziekstukken op ons zeer eenvoudige harmonium: ‘The Harry Lime Theme’ en ‘Die Forelle’ en thuis op de piano.
Mijn introductie in de klassieke muziek.
Achter het doktershuis was een tuin in de Engelse landschapsstijl, met grote bomen en kronkelpaadjes en grasborders.
Daar mocht ik een keer met de familie aan de picknick in het gras deelnemen.
Er werd muziek gemaakt met een koffergrammofoon, die met een slinger opgewonden moest worden.
Ooit heb ik met Rindert een nacht op het gras doorgebracht in een tent gemaakt van een wasrek en oude kleden.
Achter in de tuin tegen de schoolpleinmuur aan stond een zeer oude populier, door blikseminslag beschadigd.
Dit was de vergaderplaats van een kolonie kauwtjes.
Ik hoorde eens verschrikkelijk huilen en kermen.
Ik dacht dat de dokter een kind behandelde.
Het bleek achteraf een krolse kat te zijn.
Met Rindert fietste ik een paar keer naar Dongjum om daar de medicijnen af te leveren voor de patiënten aldaar.
Toch waren we heel verschillend: Rindert ging naar het gymnasium in Leeuwarden (meester Wynia van de openbare school zei dat hij hem niets meer kon leren) en ik ging naar de Ulo in Franeker.