In dit huis woonde de familie van dokter Keestra.

De patiënten betraden het pand via de voordeur Gingen in de gang linksaf, passeerden de apotheek die beheerd werd door mevrouw Keestra en namen plaats in de daarnaast gelegen wachtkamer.
Op het einde van de gang was de spreekkamer.
Aan de kant van ons huis waren de kamers en suite.
In de voorkamer stond een grote antieke kussenkast en een piano.
In de achterkamer was het gezellig en zat ik daar nogal eens met Rindert thee te drinken.
Met hem maakte ik hier voor het eerst kennis met de ballpoint.
Men las de ‘Leeuwarder Courant’ en niet het ‘Friesch Dagblad’ zoals bij ons.
Rindert had zijn kamer op de bovenverdieping aan de kant van ons huis.
Daar knutselden wij en sloeg ik een blik in zijn schoolboek van de Griekse taal, wat ik zeer indrukwekkend vond.
Aan de voorkant tussen dakbeschot en zolder was nog een ‘geheime ruimte uit de oorlog’.
Er zat een gaatje tussen de pannen.
In het volslagen duister zagen we de gehele straat op de tegenoverliggende wand omgekeerd.
Achter het huis was een groot grindterrein met een ‘groen eiland’.
Daaromheen reed door diepe sporen de auto van de dokter de garage in en uit.
Daarin waren veel zwaluwnesten van dichtbij te zien.
Naast de garage tegen de muur van de tuin van de familie Post, (Post had een beurtdienst met de vrachtauto op Leeuwarden) bevond zich een heerlijk ruikende druivenkas die beheerd werd door Ale Pasma.
Met een grote leren tas op de rug zorgde hij ook voor het incasseren van verzekeringsgelden van de dorpsbewoners.