De boerderij van Zwart.

De achterkant en de zijkant en vooral binnen was ons speelterrein.
Aan de voorkant van de linker schuur was de reusachtige mesthoop.
Daarnaast maakten we een hut half onder de grond met een dak van stro en planken.
Door het dak en schoorsteen.
Omdat we binnen overlast kregen van mestwater legden we een hogere vloer van planken aan.
Toen begonnen we de kachel te stoken!
Tot we geweldig geschreeuw hoorden en enige arbeiders emmers met (mest-) water naar binnen gooiden.
Door de westenwind kwam er een vonkenregen over het kapitale rieten dak van de boerderij.
In diezelfde schuur speelden we in het stro tussen de kalveren.
Ik kwam thuis met mijn onderbroek vol kalverpoep.
Ik kon dat thuis niet goed uitleggen.
In de winter was het heerlijk warm in de stal en op de grote bergen hooi binnen.
We gleden soms tussen de gollen door naar beneden.
Dat was wel 5 meter.
We hielpen een keer met kalven: met een touw met daaraan een stok hielpen we het kalf er uit trekken.
In een aparte stal stond een koe die ziek was en waar de dierenarts Santema nogal eens kwam.
Wij stonden dan met onze neus bovenop het onderzoek.
De koe had een gat boven in zijn buik. Je kon er in kijken en we zagen daarbinnen een soort poep ‘klotsen’
Buiten achter aan de rechterkant was een grote ‘dobbe’
Daar hebben we met bootjes, gemaakt van klompen, gevaren.
In het ‘weinhok’ naast de schuur hebben we van echte klei allerlei figuurtjes geboetseeerd. Ooit kwam mijn vader eens op de fiets het erf op rijden: Ik was geheel vergeten naar orgelles te gaan in de Westerbuurt.….
Aan het einde van de stal begon het mysterieus te worden.
Daar was een deur die toegang gaf tot de woning van de boer en zijn gezin.
Daar zijn we nooit geweest. het was daar deftig.
Alleen de boer hebben we wel eens gezien.