Swaerdebuorren.

Twee arbeiderswoningen voor vier gezinnen.
Gezien vanaf de boerderij van Germ Zwart.
Ze bestonden uit een kamer met een ‘bedsket’ en een roodgeverfde houten vloer met een rieten mat erop, een (nooit gebruikt) gangetje met voordeur, een keukentje met petroleumstellen.
Daar stond een trap naar de zolder.
Achter het huis een schuurtje, waarin een geitenhok en brandstofopslag.
En het húske waarvan de inhoud in de ton elke zaterdag in de buurt van de vaart werd geleegd.
Daarbuiten tegen de muur konijnenhokken met een paar grote witte ‘vlaamse reuzen’ voor de winter.
In het linker woonde het gezin Klaver.
Vader, die de vaste knecht van boer Germ Zwart was.
Moeder, klein met bril zorgde stilzwijgend op de achtergrond.
Zoon Frans, die naar Amerika emigreerde en vrij kort daarna verdronk in de Niagarawatervallen.
Dochter Tine, die dienstjes had bij boeren op de Alddyk.

Zoon Piet waar ik veel mee speelde, vooral op de grote boerderij van boer Zwart.
De kinderen Klaver waren groot en fors en hadden reusachtige handen en voeten.