Aan de noordkant van de Buorren het meest ver weg (dichtbij het kerkhof) het vicarishuis.
Dan naar rechts vervolgend: bakker Bandsma, familie Buren en bakker Schaper.
Bakker Schaper ‘sutelde’ met een grote korf op zijn fiets. Zijn zoon later ook.
Deze is een keer door de harde wind in de ‘Viskersfeart’ gewaaid.
De familieburen bestond uit een groot gezin.
Ze werden ‘Sierk en Pytsje’ genoemd naar oud Friese gewoonte.
Moeder Buren hield een manufacturenwinkel en verkocht o.a. Noorse Geitenwollen sokken (mijn eerste aanschaf in 1956) Vader Buren was kleine boer geweest.
IK kwam vaak bij de familie.
Oudergewoonte in elk geval na de middagdienst.
Het was er erg gezellig in de grote kamer achter de winkel.
Soms begonnen de sterke jongens te vechten.
Dan gingen de ouders de tafel en de stoelen aan de kent te zetten. Aan de schoorsteen was een grote spiegel die naar voren helde, zodoende een blik van boven af in de kamer gevend.
Achter het huis was nog een woninkje.
De kamer daarvan werd gebruikt door Grietzen om huiswerk voor de Kweekschool te maken.
De grote jongens hadden daarnaast een groot duivenhok met postduiven.
De jongste zoon Bertus zat bij mij op de Mulo te Franeker.
Er was ook een zoon die in Afrika gewerkt had.
Dat vond ik heel bijzonder, toen hij weer thuis kwam en ’s zondags in de kerk zat, was hij erg bruin.
De familie trof een ramp toen de oudste dochter Sijke, die verpleegster in het Harlinger ziekenhuis was, door kanker is gestorven.
Sierk en Pytsie kwamen nog al eens bij ons ‘op visite’ en daar werd dan emotioneel over het verlies gesproken.