Braakhokken.

De Lytse Buorren eindigde in een buurtje van zwarte schuurtjes die wat ordeloos door elkaar stonden: ‘de Kamp’ .
Deze schuurtjes, hokken, waren zwart geteerd, hadden een klein raampje en een deur.
Dit waren de relicten van een bijna verdwenen vlascultuur.
In die hokken werden allerlei werkzaamheden verricht, o.a. het braken, om uit de vlasstengels de kern te isoleren waar later linnen van gemaakt zou worden.
Over een bank met in het midden scherpe ijzeren punten werd het vlas over die hekel gehaald.
Op een andere bank werd het vlas gekneusd.
De restanten werden gebruikt om thuis als brandstof te gebruiken.
Het veroorzaakte veel stof, dat als rook uit de openstaande deur walmde.
De hokken werden niet meer als zodanig gebruikt en dienden nu voor stalling van kleinvee, geiten en konijnen.
Tussen die hokken was het fijn spelen.
Achter de braakhokken bevond zich het ‘openbare voetbalveld’ en daarvoor een dubbele houten noodwoning.
Er liep en paadje achter de Fjouwere langs naar de Franekerweg, via een bruggetje, een plank met een leuning van een gasbuis.
Ik fietste daar eens overheen en kwam verkeerd terecht: in de met mest doordrenkte sloot.
Van de fiets was alleen het stuur nog te zien.