Kinderen op het kerkhof.

De kinderen staan bij het huis wat op de rand van de helling en half in de terp is gebouwd.
Achter hen langs gaat het pad naar beneden, naar de vaart.
Ook daar staan huisje.
In een ervan woonde Knillis Terpstra.
Met hem speelde ik wel eens.
Hij had op zolder van hun huis een gestroomlijnde Amerikaanse locomotief die als hij reed vonken uit de pijp joeg.
Achter de ‘voordeur’ van het huis was de ruimte waar het eten bereid werd op petroliestellen.
De vloer was rood geschilderd.
Daar was ook de ladder naar de zolder. Links was de woonkamer, met twee ramen met uitzicht op het kerkhof, het huis op de hoek en de vaart naar het Dok.
Aan de achterkant waren de bedsteden in het bedschot.
Vader Terpstra werkte op de gasfabriek en ontstak avonds de gaslantaarns in het dorp.
Overdag stookte hij de steenkool tot gas.
Zondags kwamen zijn zussen met hun vriendinnen theedrinken.
Deze ‘grote meiden’ zijn later geëmigreerd naar Amerika.
In zijn puberteit kreeg Knillis tbc en lag achter het huis, via een steegje ernaast te bereiken, in een wit houten gebouwtje in de groentetuin.
Het stond op rails zodat hij op de zon gericht kon worden.
Toen hij een jaar of 16 was kreeg hij opeens krullen in zijn haar.
We twijfelden aan de echtheid ervan.
Daarna begon hij ‘raar’ te doen.
Op een zondag toen mijn ouders ergens op visite waren en wij thuis met Grietzen Buren bij het orgel liederen uit ‘Johannes de Heer’ zongen, wilde hij het huis binnendringen.
Wij hielden hem tegen.
Toen klom hij via de dakgoot op het balkon, want hij wilde verkering met mijn zus Minny hebben.
Op een zaterdagavond is hij van de hoge ‘Hege Syl’ afgesprongen in de Franekervaart, een voorbijkomende man heeft hem uit het water gehaald.
Was dit een geval van borderline?