Het Dok.

Tot 1927 een haven met een veiling.
Soms voer een schip van de gebr. Keuning er door richting Minnertsga.
Ik heb er eens een keer gevaren met een outen kano die ik leende van de slagerszoon Adema van de Swaerdewei.
Maar het mooist was in de winter wanneer we met z’n allen schaatsten op het dok tot het donker werd. We ‘slierden’ in lange rijen.
Tot onze verbazing deden alleen ds. en mevr. Jansen aan schoonrijden.
Dat hadden we nog nooit gezien.
In het dok liep een soort landtong, begroeid met riet.
Daar vonden we een gedeeltelijk paardenskelet.
Voor onze club gebruikten we de ribben als zwaarden.