Pinkstermaandag 1 Juni 1903. De 7e Bondswedstrijd K.N.K.B. Tzummarum.

Ook nu weer is bewezen dat het aloude kaatsspel een volksspel bij uitnemendheid is, waaraan het gansche volk kan deelnemen.
Te 11 uur ving de wedstrijd aan. Was het dorp in feestdos en de bewoners in feestgewaad en stemde alles zo reeds, het terrein was niet minder geschikt tot genieten te lokken.
Rijk versierd, zeer goed ingericht voldoende met tribunes en tenten en banken en stoelen voorzien bood het als kampplaats voor de kaatsers wat ze behoefden, voor de menigte wat het kon wenschen als liefhebbers en toeschouwers.
En ze ontbraken niet.
Van alle zijden, met alle middelen van vervoer of te voet uit de naaste omgeving stroomde alles wat kaatsen kon of er naar wilde zien te zamen.
Een feest zonder muziek is nu eenmaal ondenkbaar.
Ook in dezen de eere aan Tjummarum, die in zijn harmoniecorps “Cresendo” (directeur H.Brijker te Franeker) een gezelschap heeft dat berekend is voor de taak welke het ook heden op zich nam.
Bij den optocht, zowel als op het terrein, waar ook, “Cresendo” komt de welverdiende lof toe krachtig en flink te hebben meegewerkt tot het onderhouden en opwekken van de zoo eigenaardige stemming; rustig, kalm, gepast vrolijk elk kaatsfeest zo bijzonder eigen en steeds den opmerkzame bezoeker opvallende.
Te 11 uur verenigden zich hoofdbestuur en afgevaardigden in het logement Miedema tot vootzetting en beeindiging der behandeling van den beschrijvingsbrief, waarvan het eerste gedeelte op 17 mei j.l. te Franeker is behandeld.
Het is voor het laatst dat dit geschiedt op den dag voor kaatsen bepaald; voortaan zal de geheele beschrijvingsbrief afgehandeld worden op den eersten Pinksterdag in de jaarvergadering te Franeker te houden.
Hoofdbestuur en afgevaardigden kunnen dan bij het kaatsen blijven.
De voorzitter van den Kaatsbond, den heer W.Westra, van Franeker, leidde hier de werkzaamheden in met eene van waardering getuigende rede, waarbij de heeren Jan Bogstra en W.Mulier vooral in aanmerking kwamen.
Hij wees er op dat voor 50 jaar te Tzummarum al beroemde kaatsers waren en hoopte dat deze 7e bondspartij te Tzummarum naar wensch mocht slagen.
Na den vergadering en stemmingen werd uitgevoerd “De Silveren Balsang” (lied op den Muliersprijs door den heer W.Faber).
Dit lied werd keurig gezongen door een ruim 30-tal jonge meisjes en eenige jongelingen uit Tjummarum, onder bekwame leiding van den heer Zuur, h.d.s. alhier.
Na afloop trok men weer naar het terrein, men noemt dit den optocht.
Hij had plaats op de gebruikelijke wijze en levert een schitterend gezicht door de vaandels, die thans de meest afdelingen wel bezitten en aan het hoofd in den optocht meegaan.
Als gewoonlijk wordt die optocht begeleid door eene menigte, die op de tonen der muziek meeloopt.
Met kaatsen ging men ondertusschen door.
De toevloed bleef aanhouden, de locaal voerde trein bij trein vol aan, zoo ruim en zoo flink, zag zwart van menschen, eenige duizenden zeker.
De eigenaardige vroolijk rustige stemming was volstrekt niet onderbroken nog, ofschoon heel in de verte nog maar donderslagen werden gehoord en bliksemflitsen het luchtruim doorkliefden.
Zoolang het op een afstand bleef, bestond kans dat de bui zich ergens anders zou ontlasten.
Maar Jupiter had anders beschikt.
Geen malsch meiregentje, o neen een stortbad viel neder op de feestvierenden, vergezeld van hagelstenen.
In korte tijd, was het geheele kaatsterrein doorweekt en kon men de hagel wel opscheppen.
Alles vluchte naar het dorp en nu kwam uit, waarvan we in den aanvang reeds gewaagden, de gastvrijheid der Tjummarumers.
Liefderijk werden de duizenden opgenomen niet in de enkele logementen, die konden alles niet bergen, maar de burgerij opende wat te openen was.
Wat in de tenten zat bleef meerendeels en achtte zich althans een weinig beschut door de dekkleden.
Zoo de pers, die werd gastvrij werd opgenomen in de directie tribune.
Eensklaps hoorde men gekraak en de groote tribune verloor in een klap haar zeil, zoodat de honderden daar opgepropt den fellen regen en hagelslag moesten doorstaan.
Nadat de wolken zich hadden ontlast werd het weer droog en klaarde de lucht op.
Er werd besloten tot een pauze.
Hier past een eeresaluut aan den heer J.Swart, die alles over-en doorziende, met spoed wagens met zaagmeel deed aanrukken om de perken en den plaatsen van den opslag te bestrooien.
Dat hielp.
Het was ondertussen laat en donker geworden en toen de nrs.3 en 30 beiden op 2 spel stonden werd het voorstel gedaan op te houden.
Men vond goed dat nog een half spel zou beslissen en vandaar de uitkomst.
De weer vrolijk geworden menigte verliet ordelijk het terrein, muziek, kaatsers, hoofdbestuur enz. in een lange rij en de rustige avond daalde over dorp en zijn zoo gastvrije burgerij.
Archief L.C.