In mijn jongenstijd werd de klok geluid om acht uur, kwart voor twaalf en 's avonds om zes uur.
En dan natuurlijk een kwartier voor kerktijd en bij begrafenissen en huwelijksinzegeningen.
Later werd kwart voor twaalf: twaalf uur.
Die eerste tijd zal geweest zijn in de tijd dat de landarbeiders nog lopend huiswaarts moesten keren voor het nuttigen van de warme maaltijd.
Het luiden gebeurde in die tijd nog met het klokkentouw.
We mochten als knapen van Tjip wel eens de klok luiden.
We lieten ons dan vaak een meter of vier mee omhoogtrekken.
Dat deze klok nog lang zijn geluid mag laten horen is mijn wens.
De klok zelf draagt ook nog een opschrift.
Vertaald staat er:

Door de hulp van Hem die de sterren regeert, ben ik U Sexbierum tot een verheven sieraad.
Goddelijke Maria is mijn naam.
Ik roep de Christenen op, wend het verschrikkelijke noodlot van Jupiter af.
Wat zal ik meer zeggen, ik bescherm tegen vuurspuwende bliksemschichten.

Tot zover het verslag over onze luid- en uurslag klok.