Tzummarum heeft sedert 1875 een nieuwe kerk.
Van de afbraak van de oude, van dezelfde stijl als de soliede toren, heb ik nog een flauwe heugenis.
Vooral het dak was zeer slecht, maar de muren waren dik en stevig, met zware steunberen, als alle oude kerken.
Na een onderzoek van een Rijkscommissie heeft het rijk 50% van de kosten aangeboden, als de kerk gerestaureerdwerd, maar de kerkvoogden wilden dat niet.
De afbraak van de oude heeft langer geduurd dan de opbouw van de nieuwe.
Prachtig gebeeldhouwde banken vielen onder de bijl van de sloper; van de historische waarde daarvan had men geen besef.
De kerk is door de bouw diep in de schulden gekomen, waarvan het restant ten slotte pas in 1911 kon worden afgelost, toen de gemeente voor de stichting van een gasfabriek een stuk kerkeland nodig had, waarvoor het een goede prijs betaalde.
Omdat de oude toren met zijn zadeldak in verhouding tot de nieuwe kerk te laag zou zijn, kreeg hij zijn tegenwoordige spits.
Oude grafzerken met familiewapens uit de gesloopte kerk afkomstig, dienen als vloer in de toren.
Als monumentenzorg toen bestaan had, was dit stellig nooit gebeurd.
Wel ligt er nog een mooie grafsteen van Rinse Rinses Roorda, aan de ingang van het kerkhof met het jaartal van zijn overlijden 1721 op de haan (van het wapen) en 1723 als het jaar, dat de steen gelegd werd.
Zoals op alle Rooms Katholieke kerken een kruis staat als een herinnering aan het kruis van Christus, zo staat op de meeste torens bij de Hervormde kerken een haan als symbool der opstanding; de haan op deze grafzerk heeft dezelfde betekenis.

In de Kerkvoogdijrekening van 1660-’62 komt de puijstertreder voor; in die tijd was er dus al een orgel.
In 1674-’75 werd het geheel vernieuwd door mr.Harmen Jans, een bekend orgelmaker te Berlikum.

Bron: De Geschiedenis van Barradeel door K en J. Siderius 1950.