Jacob Yeb Tiemersma.
Geboren in 1879.
Getrouwd met Gatske Wynia.
Stond in Tzummarum van 16 mei 1915
(predikant te Drogeham) tot 3 februari 1924
(naar Bleiswijk).
Overleden in 1951.

Heldere en vage herinneringen aan ons verblijf in Tzummarum
van 1915 tot 1924.

Ons is altijd bijgebleven hoe vader zelf de overgang van Harkema Opeinde in het oosten van de provincie naar Tzummarum in het noordwesten typeerde: van de zandgrond en de heide naar de kleigrond.
Dat hield voor hem tevens in een overgang van een wat lossere, gemoedelijke bevolkingsgroep naar een bevolking, die wat steviger in elkaar stak.
Practisch betekende dat voor hem: veel evangelisatiewerk, daar waar alcohol en messentrekkerij niet zeldzaam waren en zo was dat onder het heidevolk - en dan in Tzummarum terecht komen, in een gemeente waar je in de boekenkast kon aantreffen: de 'Korte verklaring van de Heilige Schrift'!
Daar kon hij te horen krijgen: ,,We mogen dominee graag op de studeerkamer zien."
Dat was een overgang die hem zeer welkom was.
Hij had namelijk het gevoel, dat het tijd werd weer bij te tanken op het brede vlak van de theologie.
En als dan kerkeraad en gemeente daartoe stimuleerden, betekende dit een geheel nieuwe ervaring.
Het bovenstaande bewijst dus op overlevering van vader zelf afkomstig.
Als kinderen beschikken we nog over enige herinneringen en wel de volgende: Achter de pastorie en vroegere kerk was een grote tuin.
Bomen en struiken en veel ruimte.
We speelden daar en gapten onrijp fruit en beklommen de voor ons besef hoge aardappelbult.
Dit speelse gedoe bracht ons nogal eens in conflict met Pieter Pasma, die de zorg had voor het welzijn van dit stuk grond.
Ook was voor ons heel aantrekkelijk het contact met leerlingen van de lagere school.
Het schoolplein voor het speelkwartier was bereikbaar door een houten deur, als grens tussen tuin en schoolterrein.
De meesters surveilleerden, en één van hen, meester Doornbos, zat in een speelse bui één van ons achterna tot in onze tuin.
Het rennende kind struikelde tegen de zware fiets van vader, waardoor dit ijzeren ros over hem heen viel.
Het rode hoofd van de verschrikte meester is onvergetelijk!
Die fiets van vader - een juweel voor een museum! - is vaak door ons misbruikt in het tussenbeentje onder de stang net zo lang trappen tot het evenwicht verloren raakte.
En dan de oude kerk:
Een somber vierkant gebouw.
Midden - achterin: een stellage waarop een orgeltje.
Meester Nettinga bespeelde dit en verder had hij, hoog gezeten, een heel aardig overzicht over zijn leerlingen - kerkgangers.
Die konden dan laterin de schoolweek weleens merken dat meester hun kerkgedrag had opgemerkt.
Midden in de kerk stond een grote kachel.
Hierin werd vlasafval gestookt ('sjudden' heette dat spul).
Veel stof en zó plofheet en zó koud.
's Winters kwamen de vrouwen met stoven - drie passen achter hun echtgenoten liepen zij.
Vooral tijdens de middagdienst was de atmosfeer benauwd.
Van tijd tot tijd zag je onder de preek mannen, die"de strijd tegen de slaap op maar op één manier konden voeren: door te gaan staan.
Voor ons, kinderen, was, dit een amusant gezicht.
Hun wiegelend staan soms deed je twijfelen of ze werkelijk de slaap meester waren.
Helaas was staan alleen aan mannen veroorloofd.
Aan weerskanten van de preekstoel hingen olielampen.
Die gingen door gebrek aan zuurstof soms 'stomen'.
Spannend was het te zien, hoe vader dan vanuit de preekstoel naar voren boog om de pit lager te draaien.
Toen wij in 1924 naar Bleiswijk verhuisden, waren de plannen voor een nieuw te bouwen kerk al in een vergevorderd stadium.
Aan het wespennest onder één der kozijnen kwam een eind.
Zo ook nu aan ons verhaal.

Yeb Tiemersma (+), Jo Tiemersma, Breda