Nadat voorganger Togtema is overleden en het bestuur vervolgens op zoek is naar een nieuwe voorganger komt alles in een stroomversnelling.
Op 28 januari 1952 is er een bijeenkomst van 3 leden van de kerkenraad, 3 bestuursleden van de evangelisatie, Ds. Loor van Oosterbierum, als mentor, Ds. Miedema, de plaatselijke predikant, en Prof. Wagenaar.
Op deze bijeenkomst wordt het voorstel gedaan dat het bestuur van de evangelisatie haar werkzaamheden over zal dragen aan twee ouderlingen en twee diakenen 'met een bijzondere opdracht', welke deel zullen gaan uitmaken van de kerkenraad.
Tevens komt de nieuwe voorganger ter sprake.
Dit zal een 'kandidaat tot de Heilige Dienst' zijn, die ook 'als voorganger met Bijz. Opdracht' beroepen wordt door de Hervormde gemeente.
De evangelisatievereniging garandeert dan het salaris van f 3000, 'dochs zulks weder te bezien met Heer. Kerkvoogden'.

Op 4 februari zijn de leden algemeen van mening dat dit voorstel gesteund moet worden.
Enkele weken later wordt op de buitengewone ledenvergadering van 25 februari 1952 candidaat W.A.Z. Tieman van Utrecht gekozen om beroepen te worden.
De kerkvoogdij zal f 500 in zijn salaris bijdragen.
Op zondag 23 maart worden in de kerk door ds. Miedema als ambtsdragers met een Bijzondere Opdracht bevestigd: S.J.Haitsma en W.Hogerhuis als ouderling en J.Haakma en J.Walda als diaken.
De bevestigings- en intrededienst van kandidaat W.A.Z. Tieman is op 18 mei 1952.
Ook hij wordt door ds. Miedema bevestigd, hoewel later door enkele leden hierover nog wel enige vragen worden gesteld.

Een vervelend incident doet zich nog voor in 1956.
Oorzaak is het feit dat de kerkenraad niet bereid is de heer W.Hogerhuis als ouderling te herkiezen. De notulen van 2 januari 1956 laten ons over deze kwestie weten:

Als oorzaak worden geen kerkelijke, maar zakelijke dingen aangevoerd o.a. lid zijn van Chr. Org. Bestuurslid van verschillende Chr, Scholen, het sturen van zijn dochter naar een Chr. Gymnastiek vereen.

Mede op aanraden van Ds. Brouwer van Sexbierum om rustig te blijven, besluit het bestuur 'de kwestie Hogerhuis' niet op de spits te drijven, maar enkele andere candidaten voor het ambt van ouderling naar voren te schuiven.

Wanneer ds. Tieman in 1954 echter een beroep krijgt, komt de vraag boven hoe het nu (weer) verder moet.
Ds. Tieman stelt voor om van een bijzondere naar een gewone kerkenraad voor heel de gemeente over te gaan.
De leden zijn het daar op 17 januari 1955 nog niet mee eens: de vrijzinnigen zouden nog niet aan één kerkenraad toe zijn.
Men besluit, mede door de financiën daartoe genoodzaakt, tot oktober '55 vacant te blijven.
Wel zijn er in 1954 twee gezamenlijke diensten geweest.

Dan krijgt rond 29 juli 1957 ds. Miedema een beroep van de Hervormde gemeente te Dokkum.
Dit beroep neemt hij aan Ds. Loor, mentor van de evangelisatievereniging, wordt nu ook consulent te Tzummarum.
Maar de Hervormde gemeente is echter nog geen jaar vacant.
Begin augustus 1958 wordt ds. Plantinga bevestigd.
En met zijn komst gaat het met de eenwording van Hervormd Tzummarum ineens veel sneller.
Ook veel leden van de evangelisatievereniging zijn zowel met de persoon als met zijn prediking zeer ingenomen, want:

We mogen ons gelukkig prijzen met Ds. Plantinga die wat geloof en belijdenis betreft, dicht naast ons staat al is er misschien wat levenstijl betreft enig verschil (jaarverslag over 1960).

Op 27 april 1959 komt deze predikant met een volgend voorstel bestaande uit vijf punten:
1. Moet er meer gebeuren of gaat het zo naar wens?
2. Gezamenlijke diensten b.v. eens in de twee maanden;
3. Groothuisbezoek b.v. met enige gezinnen tezamen;
4. Bediening der sacramenten;
5. Gezamenlijke zangdiensten met het oprichten van een kerkkoor.
Opmerkelijk is ook de opmerking 'enkelen van ons gaan al naar Ds. Plantinga naar de kerk.'
De reactie van de leden op de voorgestelde punten is als volgt:
1. We moeten verder vooruit;
2. Van 2 naar 6 diensten onder het mom 'beter wat meer gezamenlijke diensten, dan een wilde vlucht van onze leden naar Ds. Plantinga';
3. Geen bezwaren; 4. Nog een brug te ver,
5. Geen bezwaar.
Verder wordt er nog gesproken over de mogelijkheid ook een rechtzinnig kerkvoogd te benoemen.

Tijdens de ledenvergadering van 27 juli 1960 komen weer drie belangrijke punten ter tafel:
1. Een herziening van de bijzondere opdracht van de kerkeraadsleden,
2. Huis- en ziekenbezoeken worden voortaan verzorgd door ds. Plantinga;
3. De eenwording van de diaconie.
Zowel door de leden van de evangelisatievereniging als de kerkenraad (notulen 10 augustus 1960: 'ook van linkse kant zijn de voorstellen bekrachtigd') worden deze ideeën aangenomen.
Tegelijk hiermee is ook het zoeken naar een eigen, rechtzinnige dominee van de baan.
En na nog enige voorstellen in 1962, en niet te vergeten het aanbod aan de heer J,Walda om een plaats in de kerkvoogdij voor een rechtzinnig lid der gemeente in te nemen alsmede een tweetal conferenties van betrokkenen in het conferentieoord te Kortehemmen, komt de kerkvoogdij met het volgende voorstel:
Voortaan de middagdiensten die nu nog door de evangelisatie worden belegd en geregeld meer in kerkelijk verband.
De voorganger en organist komen voor rekening van de kerkvoogdij.
De collecten zijn dan ook voor respectievelijk de kerkvoogdij en natuurlijk de diaconie.
De f 625, die jaarlijks aan de evangelisatie werd betaald, blijft voortaan in de kerkvoogdijkas.
De preekbeurten worden geregeld door praeses en scriba van de kerkvoogdij met een rechtzinnig ouderling.

Dit voorstel wordt aanvaard.
En dan lezen we in het jaarverslag over 1963 dat dit een belangrijk jaar is geweest vanwege het 65 jarig bestaan, maar daarnaast ook belangrijk:

Omdat dit jaar in de boeken zal blijven vermeld staan als voorlopig het laatste jaar waarin vrij geregeld nog kerkdiensten werden gehouden in het lokaal.
Want de mogelijkheid is nu aanwezig om na 65 jaar van kerkelijk leven in een evangelisatievereniging dit nu voort te zetten op de plaats waar het hoort.

Bezittingen van de evangelisatievereniging

De evangelisatievereniging "Het Mosterdzaadje" te Tzummarum is in het bezit geweest van een drietal gebouwen:
a. twee woningen bestemd voor de voorgangers en
b. het evangelisatielokaal.
Over deze bezittingen zijn enkele akten en nota's in het archief van de Hervormde Gemeente te Tzummarum bewaard gebleven.

Ten eerste een nota waarin beschreven wordt dat 'Een huis met erf te Tzummarum, groot eene Are vijf en dertig centiaren' is aangekocht.
De genoemde nota is getekend op 23 november 1920 en vermeldt voorts dat het huis gekocht is 'voor eene koopsom van f 4400'.
Dit huis zal aangekocht zijn als ambtswoning voor de in dat jaar benoemde voorganger Van de Meer.
Maar negen jaren later wordt over dit huis, in de aantekeningen van 28 januari 1929, het volgende opgemerkt:
Thans was aan de orde de bespreking der woning van den Voorganger.
Een discussie van belang over Repareeren, verhuren of verkoopen waar lang en breed over werd gesproken en van alle kanten belicht en bezien.
Tenslotte kwam bestuur en commissie overeen, dat het beste zal zijn, zoodra de tijd hier voor geschikt is, het pand onderhandsch te verkoopen en toe te wijzen aan den meestbiedende.
Geestverwanten genieten alsdan de voorkeur.
Uit het jaarverslag over 1929 is op te maken dat dit een 'Ambtswooning in de Kleine buurt, betrof, dus wat nu de 'Lytse Buorren' genoemd wordt.
Het bestuur besluit op 30 september van datzelfde jaar deze ambtswoning per advertentie in de Franeker Courant te koop aan te bieden.
De vraagprijs zal f 2800 zijn, terwijl het overigens is getaxeerd op f 2500 à f 2600,
Tijdens de bestuursvergadering wordt meegedeeld dat

De ambtswoning is verkocht voor f 2500 en besloten wordt na incassering van dit bedrag de berustende schulden met de rente af te lossen.
Gezien de koopsom mogelijk inderdaad een verstandig besluit.
Uit deze periode (1920 - 1929) zal ook de volgende 'Bede om hulp voor het Bouwfonds' afkomstig zijn gezien de medeondertekening van evangelist J.D van der Meer.