Veel evangelisaties, die veelal een weinig florissant financieel bestaan leden, hadden een collectant in dienst.
Zij hadden tot taak personen en andere rechtzinnige gemeenten te bezoeken en om een bijdrage te vragen.
Deze collectanten ontvingen vaak een bepaald percentage van het opgehaalde bedrag als loon.
Dat o.a. hierdoor gemakkelijk bepaalde wantoestanden kunnen ontstaan is te begrijpen.
Ook het bestuur van de evangelisatievereniging te Tzummarum krijgt hiermee te maken.
Zo lezen we in de notulen van 31 oktober 1932:

Verder werd besproken, hoe te handelen, met het tegengaan van collecteeren, wat volgens een bericht van den Heer Turkenburg uit Bodegraven nog plaats vind op naam van onze Evangelisatiever.
Besloten werd deze aangelegenheid met de Rijkspolitie te bespreken.

Vanwege dergelijke praktijken werd reeds in 1892 door enkele personen besloten een 'Bond voor Evangelisatieën in en ten bate van de Ned. Herv. Kerk' op te richten.
Deze bond had tot taak toezicht te houden op het collecteren, op de evangelisten en op de evangelisaties.
Ook door het bestuur van 'Het Mosterdzaadje" is er enkele keren over gesproken om lid van deze bond te worden.
Zo komt in 1929 dit onderwerp 'nogmaals' ter sprake.
Het Bondsreglement wordt aangevraagd door de voorganger J.Molenkamp, maar op 3 september valt het besluit om maar niet aan te sluiten.
Op de bestuursvergadering van 4juni 1934 echter neemt het bestuur het besluit op de eerstvolgende ledenvergadering de leden voor te stellen om zich wel aan te sluiten.
Inderdaad werd dit punt door de leden aangenomen.
Maar na nader verkregen inlichtingen besluiten de leden op 20 maart, na de dienst op bidstond, om niet tot aansluiting over te gaan.
Dat hetzelfde onderwerp toen weer te berde was gekomen, heeft mogelijk te maken gehad met de salarisvermindering van de voorganger.
Maar op 27 januari 1948 is Ds. Mackaaij, voorzitter van de Bond van Evangelisatiën, op de jaarvergadering van 'Het Mosterdzaadje" aanwezig om de vergadering toe te spreken.

Spreker is blij in ons midden te mogen zijn, aangezien onze Ver. een jong lid is van de Bond,....

Het bestuur van een vereniging heeft natuurlijk ook de plicht om van het gevoerde beleid verantwoording af te leggen aan de leden.
Hoewel hierover noch in de statuten noch in het huishoudelijk reglement iets vermeld staat, doet het bestuur van "Het Mosterdzaadje" dit elk jaar tenminste 1 keer, namelijk tijdens een jaarvergadering in de maand januari (of een enkele keer in februari).
Na een vaak lang woord van welkom krijgen secretaris en penningmeester gelegenheid om respectievelijk het jaarverslag en de notulen van de vorige ledenvergadering te lezen en van het financieel gevoerde beleid verslag te doen.
Na de pauze is er dan voor een aantal leden, die zich op de vorige ledenvergadering daarvoor hadden aangemeld, gelegenheid om een referaat met (meestal) een kerkelijk of bijbels onderwerp te houden.
Zo spreekt Sj.Haitsma op de jaarvergadering van 1934 over 'De eenheid der kerk'.
Een jaar later houdt meester Postma een inleiding over 'Gelijk een arend' en weer een jaar later doet B.Posthuma dit met als thema 'De schoonheid der Psalmen'.
Overigens begint men elke vergadering, zowel bestuurs- als ledenvergaderingen met gebed en gezang.
Daartoe is men verplicht volgens artikel 7 van het huishoudelijke reglement, dat luidt:

De vergaderingen worden geopend en geëindigd met gebed en gezang.

Twee keer lezen we in de aantekeningen dat enkele leden in de vorm van een commissie het bestuur bijstond in het uitvoeren van haar taken.
De eerste keer is dat het geval in 1929 toen er een nieuwe ambtswoning werd gebouwd.
De tweede keer lezen we over de instelling van een dergelijke commissie in de notulen van 6 mei 1958.
Tijdens die vergadering van het bestuur leest de secretaris de omschrijving van de taak van de financiële commissie voor.
Deze omschrijving vertelt ons dat de ingestelde financiële commissie in de eerste plaats tot taak heeft de regeling, en het ophalen van de vaste bijdragen der leden van de Ev.
Een der leden heeft hiervoor een lijst van namen welke zijn genummerd.
De commissie verplicht zich de pen. der vereen. een lijst te overleggen zonder naam maar wel de nummers der namen en de bedragen welke worden gegeven door betrokken nummers.
Elke maand vind overdracht plaats aan de pen.

Maar deze commissie heeft nog een tweede opdracht.

Deze com. is tevens belast met het weiden, fokken en verhandelen van schapen en lammeren.
Zij leent daarvoor van de Ev.Vereen. een bepaald bedrag .... .

Deze laatste manier om inkomsten te verwerven schijnt evangelisatieverenigingen ook in gebruik te zijn geweest.
Regelmatig lezen we sinds haar instelling over de verrichtingen van deze commissie en dan met name voor wat betreft de tweede opdracht.

Een andere, veel oudere wijze voor het verwerven van financiële middelen was de jaarlijkse verhuur van de zitplaatsen.
Een in veel kerken toegepaste methode, die echter vaak ook veel ergernis veroorzaakte.
Mogelijk dat deze ergernis het bestuur in 1932 noopte het volgende besluit te nemen:

Verder werd nu gesproken over het verhuren der zitplaatsen.
Na eenig heen en weer praten meende men, het beste te doen, wel verhuren maar als proef halfjaar, en nu een bepaling bij de gewone condities te maken.
Plaatsen vrij zoodra de voorlezer zijn plaats voor de lessenaar heeft in genomen.
En de koster op te dragen geen stoelen bij te zetten als er nog voldoende plaatsen onbezet zijn.

Toch werd er door het bestuur rekening gehouden met degenen die een zitplaats moeilijk konden betalen.
Zo worden in 1910 een vijftal stoelen voor weduwen beschikbaar gesteld, waarop zij vrij mochten zitten.

Ook werd het bestuur nog bijgestaan door een mentor.
Dit was meestal een predikant van een naburige orthodox/rechtzinnige Hervormde gemeente.
Voor de evangelisatievereniging “Het Mosterdzaadje" was zo'n mentor niet moeilijk te vinden, omdat het omgeven was door zulke rechtzinnige Hervormde gemeenten.
Zo lezen we dan ook dat het bestuur zich in de beginjaren in verband met moeilijke kwesties vaak om advies en /of informatie wendt tot de predikanten van Sexbierum, Oosterbierum en Minnertsga.
Na 1950 is het vooral ds. C.J.L. Loor van Oosterbierum die zich buitengewoon als mentor voor 'Het Mosterdzaadje" inspant.
Hij is ook regelmatig bij de bestuursvergaderingen aanwezig en doet ook zo zijn werkzaamheden t.b.v. de vereniging door bezoekwerk te verrichten.

°Waarschijnlijk dient de naam Posthuma inderdaad met een h geschreven te worden, maar de toenmalige secretaris schreef zowel B.R. als L.B Posthuma zonder h.
De volgende notulisten schreven de naam wel met een h.

Het verenigingsleven

De evangelisatievereniging "Het Mosterdzaadje" heeft zich in de loop der jaren van een redelijk kleine tot een behoorlijk grote evangelisatie ontwikkeld.
Was er in de jaren 1911 - 1917 een groei van 21 naar 42 leden, na 1929 steeg het ledenaantal van 67 tot zo rond de 80 in de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog.
De grootste bloei heeft de vereniging gekend in de jaren '50 toen het aantal leden schommelde tussen de 90 en 95 en, volgens sommige aantekeningen, zelfs twee keer boven de 100 kwam.
Het is mogelijk dat de groei in de jaren '30 ook te maken heeft met het meer en meer meedoen van vrouwen aan het maatschappelijk leven.
Vrijwel vanaf het begin is men bezig geweest een verenigingsleven op te bouwen.
Naast de erediensten op de zondag was het blijkbaar ook van belang om met name de jongeren door middel van verenigingen aan zich te binden.
Zo worden in het jaarverslag van 1927 reeds de volgende verenigingen genoemd: een knapenvereniging, een jongelingsvereniging, een jonge dochtersvereniging en een zondagsschool.

De evangelisatievereniging “Het Mosterdzaadje" heeft de volgende (nauw met haar verbonden) verenigingen gekend:

De knapenvereniging

Volgens het jaarverslag over 1947 werd op 27 februari van dat jaar het 25-jarig bestaan van deze vereniging gevierd.
Het oprichtingsjaar moet derhalve 1922 zijn geweest.
Een grote bijzonderheid was dat de heer Smidts ook al die jaren leider is geweest. Naast hem heeft ook Tjepke de Vries enige tijd mede leiding gegeven.
En na hen onder andere ook de heer Goodijk.
Het aantal knapen dat deze vereniging bezocht liep uiteen van 9 in 1932 tot 17 in 1960.

De kleine meisjesvereniging

Over deze vereniging is niet veel meer te melden dan het ledenaantal.
Dit schommelde zo tussen de 8 in 1932 tot 14 in 1947 en '48.
In 1944 wordt de heer Molenkamp genoemd als leider.

De jongelingsvereniging

De jongelingsvereniging moet al behoorlijk oud zijn geweest getuige wat geschreven is over de oprichting van de evangelisatievereniging in Tzummarum.
Toch schrijft de secretaris in het jaarverslag over 1930 dat men kortgeleden het 25-jarig bestaan van de jongelingsvereniging heeft gevierd.
De oprichting moet dan dus in 1905 plaats gevonden hebben.
Tijdens de samenkomsten van deze jongelingen worden diverse onderwerpen besproken.
Ook was men blijkbaar in het bezit van een bibliotheek, want op 4 december 1928 besluit het bestuur een nieuwe bijbel aan te schaffen en dat de oude weer terug gaat naar de kast van de jongelingsvereniging.
Het aantal leden was in de beginjaren, mede gelet op latere cijfers, behoorlijk groot.
Zo waren er in 1932 en 1933 respectievelijk nog 22 en 27 leden, maar in de loop der jaren kalfde dit Steeds meer af tot 11 in1944 en 13 in 1948.
Was de mobilisatie in 1939 mogelijk één van de oorzaken?
In het jaarverslag over 1949 wordt meegedeeld dat de jongelingsvereniging te weinig leden telt 'zodat zij haar vergaderingen heeft gestaakt'.