Het huidige bord boven de ingang van de steeg aan de Buorren

Het bestuur

Het bestuur van de evangelisatievereniging "Het Mosterdzaadje" heeft steeds bestaan uit 7 leden.
Elk lid van het bestuur had een eigen functie, zoals dat bij besturen van verenigingen gebruikelijk is.
Maar het besturen van een evangelisatievereniging houdt meer in dan alleen het leiding geven aan een vereniging.
Het bestuur had naast het behartigen van de belangen van de leden der vereniging ook nog de pastorale en diaconale zorg voor het rechtzinnig deel van de Hervormde gemeente van Tzummarum te dragen.
Het eerste moge blijken uit het volgende voorbeeld, zoals dat beschreven staat in de notulen van 2 december 1929:

Verwacht werd een belijdend lidmaat, - Geestverwant, in overtreding geweest zijnde en wenscht op eigen verzoek een schuldbelijdenis af te leggen.

Of om nog een voorbeeld te noemen uit de notulen van 25 oktober 1936:
Verder werd besproken, naar aanleiding van het huisbezoek bij J.Harkema de kwestie van oneenigheid van de beide buurvrouwen.
En dat zoo mogelijk in goede banen te leiden.
Mijnheer en de Voorzitter zouden er hun werk van maken.

Kortom, het bestuur functioneerde eigenlijk als een soort kerkenraad, welke ook opzicht uitoefende over de gemeente, zoals dat ook elders gebruikelijk was .

Voor wat betreft het voorzitterschap is het opvallend dat twee personen met dezelfde naam vele jaren deze functie hebben bekleed.
Zo neemt in 1924 de heer B.R.Postuma afscheid als voorzitter na deze functie 31 jaar lang bekleed te hebben.
Hij moet dus reeds in 1893 voorzitter zijn geworden.
Dit gegeven versterkt alleen nog de vragen rondom de oprichtingsdatum.
Bij zijn afscheid werd de heer Postuma overigens tot ere-voorzitter benoemd.
Daarvan heeft hij niet lang mogen genieten, want reeds een jaar later komt hij te overlijden.
En op 18 februari 1957 neemt tijdens de jaarvergadering weer een Posthuma° als voorzitter afscheid van het bestuur en de vereniging.
Het is de heer L.B. Posthuma.
De notulen vermelden over hem: 'Hij is 33 jaar bestuurslid geweest waarvan 30 jaar voorzitter'.
Dat betekent dat hij voorzitter moet zijn geworden in 1927.
Maar dan hebben we hier te maken met een rekenfoutje.
Want hij, L.B. Postuma, werd pas tot voorzitter gekozen tijdens de bestuursvergadering gehouden op 1februari 1928.
Drieendertig jaar bestuurslid betekent echter wel dat hij in ieder geval sinds 1925 deel van het bestuur heeft uitgemaakt.
Een opvolging van vader op zoon?

Een belangrijke taak van het bestuur was volgens de notulenboeken het tellen der collecten.
Het bestuur kwam elke maand samen om deze taak uit te voeren.
Zo wordt op 6 januari 1910 de verenigingskas nagekeken, maar daarnaast is er ook sprake van de zendingskas (later ook wel 'busje Inwendige Zending' genoemd) en de armenbus.
Deze armenbus was bedoeld ter ondersteuning van mensen die zelf geen inkomsten hadden.
Regelmatig lezen we dat mensen geld ontvangen.
Zo wordt in 1915 aan 9 armen ieder f 1 gegeven.
Later volgt regelmatig de mededeling van uitgaven van f 5.
Ook worden er wel producten in natura gegeven.
Zo is er bijvoorbeel d in 1932 een verzoek van de armenmeester om voor onderkleding te zorgen voor een behoeftige, oude man.
In dit geval wordt via de meisjes- en vrouwenvereniging hulp geboden.
En in november 1936 is er de volgende mededeling:

Er werd meegedeeld dat er 500 pond vet was aangevraagd, 't welk dan twee keer zou worden uitgereikt aan ongeveer een 30 gezinnen hoeveelheden, naar groote en behoefte per gezin, aan huis bezorgd.

Het bestuur had verder naast de eerder genoemde voorgangers ook nog een koster in dienst.
De evangelisatievereniging van Tzummarum heeft overigens weinig kosters gehad.
Voor zover dat uit de notulen is op te maken slechts vier.
De eerste keer is er sprake van een koster in 1918, wanneer vermeld wordt dat de toenmalige koster is overleden en zijn vrouw en schoonzoon het kosterschap zullen voortzetten.
De verdienste moet dan echter wel omhoog.
Besloten werd om nu f 10 als vergoeding te geven voor wat reeds is gedaan.
In 't vervolg zal het salaris f I,50 per week of f 78 per iaar zijn.
Tot dan toe was dat f 50.

Lang zal dat echter niet geduurd hebben, want op oudejaarsavond 1947 en na een dienstverband van 30 jaar is er het afscheid van koster Stienstra.
Hij moet dan in 1917 begonnen zijn of is hier alweer sprake van een rekenfoutje.
Op 4 december 1928 wordt door het bestuur besloten dat de koster f 10 meer krijgt voor de schoonmaak.
De opvolger van Stienstra is de heer Ale Kuiken.
Deze ontvangt, als hij op 1 januari 1948 begint, f 200 per jaar voor zijn werkzaamheden, maar dit salaris is in 1957 opgelopen tot f 500.
Ter vergelijking: organist Travaille krijgt dan f 200, Joh. A.Joostema en A.Oost als hulporganisten f 10.

Over de kosters en hun werk wordt in de notulen weinig mededelingen gedaan.
Dit zou erop kunnen duiden dat zij heel plichtsgetrouw en naar ieders tevredenheid hun werk hebben verricht.
Maar voor koster Kuiken kwam er wel een aparte instructie oftewel 'voorwaarden voor het kosterschap', zoals op de pagina hiernaast blijkt.
Deze zijn opgesteld op 1 december 1947 tijdens de bestuursvergadering waarin hij werd benoemd.
De laatste mededeling welke we over het kosterschap vernemen is: in 1963 neemt B.Kramer deze werkzaamheden op zich, omdat koster Kuiken vanwege gezinsproblemen heeft moeten bedanken.

Daarnaast waren er dus nog de organisten.
Op 6 augustus 1936 besluit het bestuur als blijk van waardering iets tot aandenken aan de organist te schenken.
En in 1941 ontvangen de organisten voor hun werk ieder een boek.
Een van hen, de heer B.Posthuma, is ook nog enige tijd directeur/dirigent van de zangvereniging geweest.

Verder heeft het bestuur van de vereniging ook nog 'een collectant' in dienst gehad.
Zo laten de notulen van de jaarvergadering van 20 januari 1928 ons weten:

Naar aanleiding der financiën werd ook nog gesproken over den collectant.
De Notulen vermelden het werk van den collectant als een noodzakelijk kwaad.
Het kwaad werd echter bestreden en de collectant kon om financiële redenen node gemist worden.

Enkele vergaderingen later wordt gemeld:
Besloten werd den collectant te schrijven, dat deze ruimer terrein kreeg te arbeiden voor onze Evangelisatie benevens zelf circulaires te laten drukken ter verspreiding en een Gironummer aan te vragen.

Maar blijkbaar levert dit werk ondanks de genoemde maatregelen het bestuur toch te weinig op, want in januari 1930 besluit het bestuur de collectant Van Galieën eervol ontslag te verlenen om dan zelf vrij te zijn in het ter hand nemen van dit werk, namelijk het inzamelen van geld.