Amerikaanse windmotor door Gerrit Herrema
Met N.V. Het Landbouwhuis te Sneek worden afspraken gemaakt voor het bouwen van de Hercules molen uit Terzool, voor de prijs van f4750,--, exclusief het betonwerk van de vijzelbak, de uitschoot en het molenhuis.
Voor het betonwerk maakt Fa. Johan Magre's Handel en Industrie uit Franeker een offerte.
Voor de prijs van f 5345,-- krijgt hij de opdracht om het betonwerk in overleg met de molenbouwer uit te voeren.
Totaal zijn dus de bouwkosten, inclusief wat kleinere dingen, ongeveer f 11.000.--.
Omdat het Waterschap dit bedrag kennelijk niet voorhanden heeft wordt een onderhandse lening van f 10.000,-- aangegaan bij de Kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde gemeente te Oosterbierum tegen een rente van 4% per jaar en een jaarlijkse aflossing van f 300,--.
Zoals het zo vaak voorkomt in economisch slechter gaande tijden, ontstaat er enige jaren later gesteggel over het rentepercentage wat uiteindelijk resulteert in een verlaging van een half procent in 1935 en nog een half procent over de jaren 1938 - 1948.
Daarna wordt het weer vier procent.
Afmetingen van deze windmotor zijn:
Raddiameter 10 meter
Torenhoogte 11 meter
Vijzeldiameter 1.25 meter
Vijzellengte 6.00 meter
Opvoerhoogte tot 1.30 meter
Capaciteit tot 660 m3/uur bij een windsnelheid van 6 m/sec.
Deze molen kan zonder moeite 300 hectare bemalen.
Een molen met deze maten en twee windvanen is een van de grotere molens die in Friesland gebouwd zijn.
De grote windvaan dient om het wiekenrad haaks op de wind te houden en de kleine vaan zorgt ervoor dat bij toenemende windsnelheden de molen iets 'uit de wind' gedraaid wordt en bij stormweer helemaal buitenwerking komt te staan.
Ook is het mogelijk om bij grote droogte, door middel van een schuif water vanuit de Friese boezem in de vijzelbak te laten stromen.
In de molen wordt dan een 'deur' omgezet zodat de vijzel het water niet in de 'uitstort' maalt maar in 'een omloop' die in de tochtsloot uitkomt.
Enkele afmetingen van het betonwerk:
De inmaalkolk is binnenwerks 7,50 m lang en 3,50 m breed; de schroefbak is 6,40 m lang en 1,26 breed; de vloer van het molenhuis is 4 x 4 m en ligt op 1,50 m boven het Zomer Peil en de onderkant van het plafon op 3,80 m; de uitschotbak is binnenwerks 4,00 m x 1,70 m en de inlaatduiker 0,90 x 0,75 m.
Onder het betonwerk zijn 20 dennenhouten heipalen met een lengte van 3,50 m gebruikt en 35 heipalen met een lengte van 2,50 m.
Voor het mengen van het beton stelt de architect een persoon aan, die door de aannemer betaald moet worden tegen een uurloon van 55 cent.
Voor een eigen ambachtsman van de aannemer wordt een uurloon gerekend van 65 cent en voor een opperman of handlanger 45 cent.
Over de vijzelbak wordt bepaald dat 'deze volkomen recht,vlak en glad (met de vijzel) uitgedraaid en afgewerkt moet worden, zodat de vijzel zuiver passend daarin kan draaien'.
Er komt een eikenhouten draaibare klep in de uitschoot en wachtdeurtjes met een windwerk (om de deurtjes open of dicht te doen) in de inmaalkolk en de inlaatduiker.
De onderdelen voor de bovenbouw worden op het station van Tzummarum aangevoerd, de aannemer moet de wagon lossen en het materiaal per schip naar het terrein vervoeren. Bepaald is dat de vier hoekijzeren poten van de bovenbouw door het plafon en de vloer van het molenhuis op een fundering komen te staan op 0,10 m boven ZP.
Nadat het grondwerk en het betonwerk, met uitzondering van het molenhuis, klaar is wordt 60% van de aanneemsom aan de aannemer betaald.
Is het bovenwerk geplaatst en het molenhuis opgebouwd dan wordt er nog eens 30% van de aanneemsom betaald en na een onderhoudstermijn van 1 maand de resterende 10%.
Omdat de bouw niet voorspoedig verloopt is de molen pas laat in de herfst gereed om te malen.
Inmiddels is deze Amerikaanse windmotor, evenals honderden lotgenoten in Friesland, buitenwerking gesteld en het bovenwerk afgebroken.
Resteert momenteel nog het molenhuis en de met grond volgegooide vijzelbak, waar naar het schijnt de vijzel nog moet zitten.
Inmiddels is het molenaarshuis, het erf en het naastliggende bouwland in particuliere handen overgegaan.
Mogelijk dat uit verkoop- c.q. koopakten blijkt dat er nog verplichtingen van het huidige Wetterskip Fryslân zijn om de restanten van de molen op te ruimen.

Hoe komt het met de positie van de molenaar? De bediening van de Amerikaanse windmolen is eenvoudiger dan die van een ouderwetse molen omdat de nieuwe molen automatisch bij toenemende windsnelheid uit de wind wordt gedraaid en uiteindelijk helemaal buitenwerking komt te staan.
Dat houdt voor de molenaar in dat het niet meer nodig is om tijdens het malen in de buurt van de molen te blijven en dat hij voor het malen in de nacht niet meer wakker behoeft te blijven.
Ook de onderhoudswerkzaamheden wijzigen zodat er een gewijzigde instructie voor de molenaar opgesteld wordt.
In de bestuursvergadering van 3 december 1928 'deelt de voorzitter mede dat de nieuwe windmotor voor enige dagen in werking werd gebracht en dat omtrent de inrichting, vooral ten aanzien van de bemalingscapaciteit, een goede indruk werd verkregen.
Er dient thans te worden nagegaan welke maatregelen nu ten opzichte van de molenaar dienen te worden genomen.
Douma, de molenaar van de Zuidermolen, wil fijne betrekking gaarne behouden, doch ziet er wegens de hoogte van de molen bezwaar in het bovengedeelte van de windmotor te smeren.
Hij zou dit werk nu op zijn kosten door een jonger persoon willen laten verrichten en noemde daarvoor Eibert Terpstra te Oosterbierum, die hiertoe wel bereid is en de windmolen mee heeft opgebouwd.
Later zou waarschijnlijk één zijner jongens dit werk wel kunnen doen.
Het bestuur kan zich met deze plannen verenigen'.
Omdat 'de werkzaamheden voor de bemaling belangrijk verminderd zijn, doch het 'vlaggen' gelijk blijft' wordt de beloning naar f 150,-- per jaar teruggebracht.
In de loop der jaren verandert ook de wetgeving met betrekking tot de Pensioenwet en de Pachtwet en dat heeft uiteraard ook invloed om de verhoudingen tussen het waterschapsbestuur en haar medewerkers.
Zo wordt in 1935 wordt de pensioengrondslag voor pake Pieter vastgesteld op f 245,-- (per jaar), bestaande uit f 100,-- loon en vrij gebruik van het perceel bouwland omgerekend naar f 75,-- landhuur, plus f 70,-- voor vrij wonen.
De premie bedraagt 10%.
Pake is in 1947 gestopt als molenaar, hij was toen 60 jaar.
Met doorlezen van de notulen van het Waterschap 'De Oosterbierumerpolder', dat per 1januari 1972 opgenomen is in het Waterschap' Noardlik Westergoa' beleef je als het ware de competitie tussen de belangen van de ingelanden met haar bestuur en de werknemers zoals de verschillende molenaren en de secretaris-ontvangers in de loop der jaren.
Het is een heel verhaal geworden, toegespitst op het werk van mijn pake Pieter als molenaar op de oude en nieuwe Zuidermolen in de Mieden en de historie van de beide molens.
Bron: Oud Barradeel.